Manipuleren     3-9

Marijke Emeis

Abstract: Marijke Emeis vertelt over haar contact met de Indiase auteur Vikram Chandra tijdens het werk aan de vertalingen Stromende regen en rode grond en Liefde en verlangen in Bombay. Aan de hand van citaten uit de e-mailcorrespondentie wordt duidelijk hoe de ideale samenwerking tussen vertaler en auteur eruit ziet.

 

Tijdens een door de Vereniging van Letterkundigen georganiseerd sym­posium over vertaalkritiek begon Peter Bergsma zijn inleiding met het aloude cliché dat vertalers het op één na oudste beroep ter wereld zou­den uitoefenen. ‘En net als de beoefenaars van het oudste beroep,’ zei hij, ‘moeten wij vertalers ervaren dat degenen die van onze diensten gebruikmaken maar zelden van hun bevindingen kond doen.’ Aan de ene kant jammer, maar het heeft ook zijn voordelen, want nu er dan toch ge­roddeld wordt, doe ik het zelf.

Om in de sfeer van onze collega-dienstverleners te blijven, zou ik kunnen zeggen dat ik een aantal vaste begunstigers heb, auteurs die graag door mij worden vertaald en met wie ik me intiemer verbonden voel dan met andere schrijvers die ik in de loop van ruim twintig jaar vertaald heb. Zo ben ik de maîtresse à titre van vorsten als Wole Soyinka, Salman Rushdie en een Indiase kroonprins, Vikram Chandra. Ik schenk ze vele kinderen en speel, als de beroemde courtisa­nes van weleer, mijn heimelijke spel om hun politiek te beïnvloeden – de heren een beetje te manipuleren, zeg maar. 

Om de rest van mijn verhaal te kunnen vertellen, moet ik eerst een open deur intrappen: je kunt geen goede vertaling maken zonder een wezen­lijk begrip van de tekst, niet alleen van wat er aan de oppervlakte zit maar ook van wat eronder steekt. Niet alleen van de verschijningsvorm van de tekst, de woorden en de zinsconstructies, het ritme, het idioom van het land of de streek, maar ook van de dieper liggende betekenissen, de connotaties, het gevoel dat het gebruik van juist dát woord bij de schrijver oproept. Vanuit welke achtergrond zegt de schrijver juist dit. Hoe praat dit personage in het boek, wat is het voor iemand? Als ik dat eenmaal weet, kan ik in gedachten horen wat hij of zij zegt en wordt mijn werk een stuk eenvoudiger. Het is een proces dat nog wel eens wordt aan­geduid met ‘interpreteren’, maar dat is het niet, want als het goed is komt er geen eigen uitleg aan te pas. ‘Analyseren’ omschrijft het beter. En in ‘de huid van de schrijver kruipen’, zoals je zo vaak hoort, doe ik al helemaal niet. Ten eerste trekken de verouderende kwabben van zowel Rush­die als Soyinka me niet zo erg aan, en ten tweede zou ik er weinig aan hebben, want ik mag niet schrijven wat en zoals ik het zelf wil, ik heb niet zoals de auteur de vrije woordkeus. Dus kijk ik van buiten naar binnen, probeer te begrijpen wat ik zie en ga dan vertwijfeld zwetend mijn best doen om precies dat, in al zijn aspecten, in het Nederlands uit te drukken.

Maar al doe ik nog zo mijn best, als een schrijver zijn tekst doorspekt met woorden uit een volkomen vreemde cultuur en taal, zoals het Joroeba, Hindi, Oerdoe of Marathi, en als hij dan ook nog bijko­mende, persoonlijke eigenaardigheden heeft: als hij bij voorbeeld uit een islamitisch milieu komt, van huis uit een Indiaas-Engels spreekt dat soms pas duidelijk wordt als je je richt op de wat oudere betekenissen in de Oxford English Dictionary, in Engeland heeft gestudeerd, waar hij nu woont, maar zich eerst via een kortstondige echtgenote en later bewust, omdat hij het een boeiend soort nieuwspraak vindt, heeft onderworpen aan Amerikaanse invloeden, zoals Rushdie (hoewel de wederzijdse in­vloed van de echtgenoten door beiden wordt ontkend, maar als vertaler van zowel Rushdie als Marianne Wiggins stond ik er met mijn neus bo­venop); of als hij, zoals Soyinka, een Schotse onderwijzer heeft gehad maar later in Engeland studeerde, zich sterk met een Joroeba-godheid identificeert en de bloemrijke priestertaal van zijn achtergrond omzet in een barok Engels; of als hij is opgegroeid met hetzelfde, soms archaïsch aandoende Indiaas-Engels van Rushdie maar dan vermengd met het he­dendaagse vlotte-jongens Amerikaans van de chique artistieke Bombayse incrowd en een hindoeïstische achtergrond heeft, in Amerika studeer­de en er nu werkt, zoals Chandra; kortom, als dat soort dingen mee­speelt, dan, moet ik eerlijk zeggen, ontstaat bij mij wel eens de behoefte aan een lichte vorm van uitleg.

Met Vikram Chandra had ik het wat dat betreft getroffen. Toen ik hem, na publicatie van zijn eerste boek in Nederlandse vertaling, Stromende regen en rode grond, iets van mijn problemen uitlegde, zei hij na­denkend: ‘Als ik in het Hindi aan een roos denk die geurt in de avond, en ik wil die zin in het Engels opschrijven, is dat eigenlijk niet mogelijk. Het is niet meer dezelfde zin. De roos is een andere roos, de geur is een ande­re geur en het avondlicht heeft een andere tint. En als er dan ook nog een volslagen onbekend woord in zou staan, dan gaat het inderdaad echt niet meer.’ De schrijver uit vertalersdromen.

Uit deze bemoedigende eerste kennismaking ontstond bij de vertaling van zijn tweede boek, Liefde en verlangen in Bombay, iets wat ik ervoer als een ideale samenwerking, per e-mail. Chandra liet me door een zwager in India een plattegrond van Bombay sturen zodat ik kon zien of de naar East, West, North en South bewegende mensen en voertuigen nu rechtsaf of linksaf gingen, of Bandra een wijk was of een eiland, en dat soort dingen meer. Zijn kennelijke behulpzaamheid en ge­bleken begrip gaven me de moed mijn vragen op hem af te vuren.

‘Je schrijft vaak in beelden,’ e-mailde ik, ‘als in een film, dus probeer ik eerst in gedachten het beeld te zien en vertaal dan pas de woorden. Vraag één: wat voor straat zie je als je het woord “lane” ge­bruikt? Twee: Wanneer begint “evening” en wanneer “night”. Welke kleur licht moet ik zien als ik deze woorden vertaal?’ Het lijken mis­schien domme vragen, maar alledrie zijn rekbare begrippen en ‘evening’ en ‘night’ duiden in diverse tijden en streken een ander tijdstip van de dag aan. De antwoorden waren een verrukking van duidelijkheid.

I think by ‘lane’ I mean something narrower than the nor­mal streel in Bombay, which is at least wide enough to let two cars pass. ‘Lane’ is perhaps one car wide, probably in the older part of the city or at least away from the general thoroughfares. ‘Evening’ would start at about the time that we have tea at home, about 5 pm. The sun is still very much up, but low, and the light turns kind of orange. You also start to hear more kid’s voices, yelling, as they come out to play. Dusk would be about 7 pm, when the sun’s below the horizon but there’s enough light to see, sort of purple, blue, inky. By about 8 pm, 8:30, it’s dark, but since it’s Bombay there’s still a yellow glow in the sky from all the lights. But if you step off a lighted street, you can get pitch black in front of you.

De uitgever wilde graag dat ik een verklarende woordenlijst zou maken, net als voor Chandra’s eerste boek. Dat was toen niet zo moeilijk ge­weest. Stromende regen en rode grond speelde in voorbije tijden. Over de erin beschreven oude verhalen, godsdienstige gebruiken en geschriften en lang geleden uitgevochten oorlogen bleek ruimschoots literatuur voorhanden en de rest vond ik in een herdruk van de onvolprezen Hob­son-Jobson en de Hindi en Oerdoe woordenboeken die ik had aange­schaft, gedrukt in Delhi en met de geur van vroegoud papier. Maar Liefde en verlangen speelde in het hedendaagse Bombay en het Hindi en Marathi was in modern jargon. Als ik niet op de hulp van Chandra had kunnen re­kenen, had ik nee moeten zeggen, maar nu durfde ik het wel aan. Ik be­gon gaandeweg de vertaling te verzamelen; het werden zo’n tweehon­derd Marathi en Hindi woorden, waaronder Bombays slang en groepsjargon, afkortingen uit Bombayse seksblaadjes, en veel etenswa­ren, altijd een ellende voor vertalers. Een respectabele lijst, waarvan ik het een en ander terugvond in mijn lijsten uit Rushdie-vertalingen en in mijn woordenboeken. Maar er bleef toch nog aardig wat over. Ik stuurde de lijst op en gezien het hierboven geciteerde antwoord op mijn eerste twee vragen, was het niet verwonderlijk dat de uitleg over etenswaren vaak complete recepten waren, aangeleverd door de moeder van de schrijver. De vertaling leek een familiegebeuren te worden.

De e-mail met de antwoorden kwam snel en was com­pleet en bevatte bovendien een verrassing. Chandra was bang dat ik de Hindi en Marathi woorden zou vervangen door vertalingen en bleek toen hij erover nadacht eigenlijk tégen verklarende woordenlijsten. Dit schreef hij:

... Here are some answers. Hope these help.

In general, though, I’d be uncomfortable if all the non­-English words were translated and became just part of the text. The very conscious intent while writing was to in­clude strategically placed Hindi and Marathi words, to re­flect the way Indians and Bombayites speak. These words are an essential part of the texture of the prose, and even if they are not comprehensible directly, the context was sup­posed to provide a general sense of what is being said. Even for Indian readers from the South many of these words would be alien. So I’d keep the Hindi as Hindi...  The sound of the different languages mixing together is the important thing. I hope this makes sense. (...) This is in some sense a political position that many Indian writers take, in relation to our use of the English language. The text is an Indian object and the shape and nature of the languages mixed together, is an essential part of the na­ture of this object. Of course I don’t know what the hell happens to this political position when you start translat­ing... :-) In broad terms, though, I shy away from glossa­ries and translation of the non-English words.

Daar zat ik mooi mee. De niet-Engelse woorden vertalen was ik natuur­lijk nooit van plan geweest; ik wilde hun betekenis kennen om ze op de goede plek in de zin te kunnen zetten of er het passende werkwoord bij te zoeken en de lezer op die manier een indruk te geven waar het om ging. Zoals Chandra het zelf in het Engels had gedaan, en zoals ik het wilde vertalen. Maar die woordenlijst kon ik op mijn buik schrijven, leek het.

Ik schreef terug. Heel voorzichtig, want waar in normale omstandigheden schrijvers met fluwelen handschoenen dienen te wor­den aangepakt, is een flinke portie ego-streling aan te raden wil je hen van de dwalingen huns weegs laten terugkeren. Ik begon met een beetje kietelen. ‘Dank voor alle antwoorden,’ schreef ik, ‘ze zijn fantastisch, je bent de droom van elke vertaler.’ (We waren na zijn bezoek aan Amster­dam en een avondje doorzakken op vertrouwelijke voet.) ‘Natúúrlijk is het Hindi en Marathi een essentieel onderdeel van de tekst en ik zou er niet van dromen die woorden te vertalen. Ze zijn er allemaal nog, in de tekst, waar ze horen, niet nader omschreven, tenzij je dat zelf al had ge­daan, en zonder voetnoten. In mijn vertalingen geen voetnoten, over mijn lijk!

Ik zal je een voorbeeld geven hoe ik dit soort dingen op­los. Neem nu dat verhaal waarin een inspecteur van politie door zijn achttienjarige neef wordt meegenomen naar een café. De jongen bestelt twee bier en de oom zegt: “Hoe oud ben je, jochie?” en de jongen zegt “Don’t do the tulla thing on me now, inspector sahib.” Ik had geen benul wat ik ermee aan moest, maar toen je had geschreven dat tulla beledigend Bombay-slang voor politieagenten is, zocht ik er een werkwoord bij dat de misprijzende toon van de zin ietwat kon overbrengen. “Hang nu niet de talla uit, inspecteur sahib,” zegt hij in vertaling.

Maar dat van die politieke stellingname ligt wat moeilij­ker. We zullen moeten hopen op het begrip van de Nederlandse lezer. En dat zou best eens mee kunnen vallen. Je moet niet vergeten dat ook Antil­laanse en Surinaamse schrijvers wel in het Nederlands schrijven, en dat ze dan uitdrukkingen en woorden gebruiken uit hun eigen cultuur en daarmee ongeveer hetzelfde zeggen als jij: dit is onze taal, het is een goe­de taal, geen cent minder dan het Nederlands van de Hollanders. Maar bij Surinaamse uitdrukkingen weten we vaak wel waar het over gaat en bij Indiase woorden niet, en ik kan moeilijk in de vertaling van je boek Surinaams of Maleis gaan gebruiken. Het zou grappig aandoen, en zo is het niet bedoeld. En ik kan de ontwikkelde personages waarover je schrijft ook geen platte uitspraak in de mond leggen, of ze een raar accent geven. Het zou de indruk wekken dat ze dom waren, of tot een andere so­ciale klasse behoorden of boeren waren die een dialect spraken. Maar ik probeer wel om iets van de muzikaliteit van hun manier van praten weer te geven. Dus is naar mijn mening een verklarende woordenlijst in dit ge­val onontbeerlijk. De lijst wordt geen deel van het “echte” boek, maar komt achterin, in een kleiner lettertype; als een lezer wil kan hij iets na­kijken maar het hoeft niet. Een andere reden dat ik de precieze betekenis van de woorden wil weten is omdat ik ze dan zo in de zin kan plaatsen dat de Nederlandse lezer ze eerder zal begrijpen. Zodat ze meestal niet eens de behoefte zullen voelen aan een verklaring. Weet je, het is alle­maal een kwestie van integriteit: jouw integriteit als auteur, die in de ver­taling niet in gevaar mag worden gebracht, en mijn integriteit als verta­ler.’

Ik kreeg per kerende e-mail antwoord: ‘I agree, a glossary is best... ‘

Ik had Chandra wat betreft de woordenlijst weten over te halen, maar dat nam niet weg dat het in de vertaling verloren gaan van zijn politieke stel­lingname nog steeds speelde. Ik, die altijd beweerde dat een vertaler niet alleen de woorden moet vertalen maar in zijn afwegingen ook een plaats moet inruimen voor het ritme van het boek, de muzikaliteit van de tekst, de betekenis achter de tekst, de gedachten eronder en, zoals in het geval Liefde en verlangen, een hele cultuur moet meevertalen, liet op zo’n be­langrijk punt verstek gaan. Maar er diende zich een oplossing aan.

‘Misschien ligt het antwoord,’ zo schreef ik Chandra, ‘in het niet­-cursiveren van het Hindi en Marathi in de vertaalde tekst. Nederlandse uitgeverijen schrijven in de regel gedachten, citaten en buitenlandse woorden cursief. Maar omdat er in Stromende regen en rode grond zoveel van alledrie voorkwamen en de pagina erg onrustig werd, heb ik toen het Hindi en Marathi romein geschreven. Een bijkomend effect was dat ze op deze manier een organisch geheel bleken te vormen met het Nederlands. Nu ik van het Hindi en Marathi in Liefde en verlangen alle betekenissen ken en de woorden op hun goede plek in de zin staan, gecombineerd met het juiste werkwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord, is de beteke­nis voor de lezer veel duidelijker en kan ik ook in dit boek de cursivering van het Hindi en Marathi weglaten.

Als Anoebhav bij voorbeeld in het verhaal “Artha” het woord sure gebruikt omdat hij interessant en Amerikaans wil doen, zet ik dat cursief, maar de koerta die hij draagt staat in romein, want is voor hem alledaagse taal. En nu ik weet dat phenko plat Bombays is voor “liegen, overdrijven” heb ik, in hetzelfde verhaal, “Stop phenko-ing, yaar.” kunnen vertalen als “Nou even geen fenko-kutsmoesjes, ja’ar,” Dat yaar een aanspreekvorm is en “vriend’ betekent, was uit de rest van het boek duidelijk maar door je uitgebreide uitleg kende ik nu bovendien de jong­-en-modern, grof-in-de-mond toon van filmregisseuse Ayesha.

Nu het Hindi en Marathi een integraal deel is van de Ne­derlandse tekst, gaat de politieke stellingname niet verloren!’

Chandra’s e-mail per kerende post:

‘I think the no-italics sounds really great, and I’d like to stick to it in English as well for future books.’

Zo zie je maar weer, hoe je een schrijver kunt krijgen waar je hem hebben wilt.