Verbaasd, nee geschokt, las ik de recensie over de Rabelais-vertaling van Théo Buckinx in de rubriek Kritiek van Filter 4:1. U wilt hier diepgaande, uitvoerige kritieken weergeven. Dat kan ik vooralsnog niet anders dan een vrome wens noemen.
Laten we kort zijn over de treurige ontstaansgeschiedenis van beide Rabelais-vertalingen ‒ want er zijn er twee, meneer Rus- die mij alleen uit de zoveelste hand bekend is. Er lag al een tijdje een Rabelais-vertaling bij Van Gennep te wachten op verwerking; Bert Bakker kreeg lucht van deze laksheid en besloot er een snelle vertaler op te zetten. En ja hoor, Théo Buckinx flikte het in twee maanden, zoals hij voor de radio toegaf. Naast hem in de studio zat mevrouw Vermeer-Pardoen, de maakster van de vertaling die bij Van Gennep een jaar op de plank lag en werd ingehaald. Zij had aan haar vertaling twee jaar besteed ‒ wat ik niet eens veel vind voor zo’n gecompliceerd werk. Tegenover beiden in de studio van het programma ‘Wat een taal’, zat uw dienaar, die de vertalingen vergeleken had en door de programmamaakster op het hart gedrukt was zijn oordeel niet te hard te laten vallen. Want zin voor zin, regel voor regel, verliest snelheidsmonster Buckinx het van mevrouw Vermeer. Zij bestudeerde achtergrondinformatie, vergeleek handschriften en liet problemen sudderen in afwachting van een goede oplossing. Zo zocht ze bijvoorbeeld eindeloos naar al dan niet bestaande namen als equivalent voor Rabelais’ beroemde lijst met spelletjes, door Buckinx maar overgeslagen met het argument: Dan krijg je ongein. De ‘ongein’ van mevrouw Vermeer is onbetaalbaar.
Beide vertalingen verschillen fundamenteel in grondigheid, in stijl, in toon, in fantasie en in originaliteit van de toelichting. Vooral in liefde voor het werk, een eigenschap die hedendaagse haastvertalers niet meer lijken te bezitten. Het enige dat ik op de vertaling van mevrouw Vermeer aan te merken heb is dat ze erg veel meer woorden gebruikt dan het Frans, in een poging geen tittel of jota van de betekenis verloren te laten gaan. Buckinx volstaat met een globale weergave van de inhoud. Stijl bestaat niet. In de boertiger gedeeltes strooit hij wat losse grove woorden, terwijl de toon van Rabelais eindeloos veel schakeringen kent. Helaas kan ik geen voorbeeld meer geven, want zijn Rabelais ging de weg van elk onnut papier: in de papierbak.
Gelukkig mag mevrouw Vermeer ‒ heb ik vernomen, opnieuw uit de zoveelste hand ‒ de andere drie boeken van Rabelais vertalen. Zo hebben we over twee, vijf, tien jaar ‒ doet u vooral rustig aan, mevrouw ‒ een goede Rabelais in het Nederlands.
Graag wens ik de rubriek Kritiek beterschap.
Amstelveen, 5 april 1997
Jan Pieter van der Sterre
literair vertaler