Abstract: De ondertitelaar wordt vaak beschouwd als vertaler, maar is veel meer ‘explicateur’ of filmverteller dan filmvertaler. ‘Hij wijst de kijker op belangrijke handelingen en gebeurtenisen, legt cultuurgebonden fenomenen uit, selecteert essentiële informatie... en zorgt voor de vertaling van de dialoog, van de eventuele begin- en eindscrolls, de voice-over, de plaats- of tijdsaanduidingen die in beeld worden geprojecteerd, of van andere informatie die voor het begrip van het product van belang zijn.’
De ondertitelaar wordt vaak beschouwd als vertaler.1 Dat is een misvatting. Deze misvatting is een van de oorzaken van de slechte reputatie van de ondertitel en geeft geregeld aanleiding tot de ongefundeerde, maar niettemin amusante kritiek die op z’n tijd in krantenartikelen en ingezonden brieven in omroepgidsen te lezen valt. Vanaf de ‘uitvinding’ van de ondertitel, met de intrede van de geluidsfilm aan het einde van de jaren twintig, is de ondertitel voorwerp van hoon en spot: ‘Wie vertaalt, behoort goed te vertalen, maar bij de film verknoeiers is het gewoonlijk zo, dat zij het Nederlands en de taal waaruit zij vertalen en bovendien de strekking der filmteksten zo opvallend slecht kennen, dat zij zich niet eens van hun tekorten bewust zijn.2 Maar ook vandaag de dag ontvangen de ondertitelbedrijven nog regelmatig kijkers post waarin de ondertitelaar van een bepaald programma er, meestal onverdiend, ongezouten van langs krijgt.
Toch zijn er redenen om een ondertitelaar niet in eerste instantie als vertaler te beschouwen. In tegenstelling tot vrijwel alle andere soorten vertalingen heeft de ondertitelaar door de technische parameters van het medium te kampen met een ruimtegebrek dat hem dwingt tot het maken van een selectie uit de informatie in de buitenlandse taal.3 Een ondertitelvertaling is een halfproduct dat alleen bestaansrecht heeft dankzij de bijbehorende beelden. Omdat de kijker een groot deel van de informatie uit de beelden haalt en hem daarvoor de tijd gegund moet worden, is het niet noodzakelijk en niet wenselijk om een integrale vertaling te leveren van de aangeboden talige informatie. Een ondertitel heeft een dienende functie en heeft de toegankelijkheid van het totale product tot doel.
Ondertitelen, zo zou je ook kunnen stellen, is meer dan vertalen. Zo behoort het ook tot de taak van de ondertitelaar om Nederlandstalige programma’s voor doven en slechthorenden via Teletekst toegankelijk te maken, slecht verstaanbaar Nederlands te ontsluiten en dialecten te duiden in Algemeen Beschaafd Nederlands. Maar ook dient de ondertitelaar de vaak raadselachtige uitspraken te verklaren van sprekers die misschien niet hun moedertaal spreken, zich à l’improviste nogal ongelukkig uitdrukken of iets anders zeggen dan ze eigenlijk bedoelen. Verder voorziet de ondertitelaar elke ondertitel van twee tijdcodes (een in- en outcue) waardoor de titel op tijd in beeld komt en op tijd weer verdwijnt.’ Behalve dat de ondertitelaar dus het precieze tijdstip bepaalt wanneer de titel in beeld verschijnt en daarna weer verdwijnt, beslist hij ook door samenvoegen, selectie, interpretatie en indeling van het materiaal in titels welke informatie de kijker krijgt en welke informatie niet noodzakelijk is voor een goed begrip van het gebodene. Kortom, een ondertitelaar levert een halfproduct en vervult daarnaast nog vele andere taken die op z’n hoogst slechts zijdelings met vertalen te maken hebben.
Maar als je een ondertitelaar geen vertaler wilt noemen, hoe valt zijn taak dan beter te omschrijven? Waarschijnlijk is het productiever om ondertiteling te beschouwen vanuit een historisch perspectief. De ondertitel kent namelijk een aantal voorlopers uit de periode van de stomme cinema die ook de taak hadden om de film aan het publiek te duiden. Toen de vroege film aan het begin van deze eeuw het beginstadium ontgroeide, werden de films langer en de plots gecompliceerder. Daardoor konden de kijkers de handeling niet meer zonder hulp volgen (onder andere omdat de vertelconventies nog niet waren gecodificeerd en zowel filmers als toeschouwers nog niet aan het nieuwe medium waren gewend). Om het visuele product begrijpelijk te maken werden twee oplossingen bedacht: er werden tussentitels tussen de scènes gemonteerd die de handeling begrijpelijk moesten maken en er werd een film verteller aangesteld, een explicateur, die de film vertelde en verduidelijkte aan het publiek.
Tussentitels, die grofweg kunnen worden ingedeeld in dialoogtitels en exposerende, beschrijvende titels, werden waarschijnlijk vanaf 1903 voor het eerst toegepast. Met de groei van het medium heeft de tussentitel zich ontwikkeld van een hulpmiddel tot een volwaardig instrument waarmee een dramaturgisch effect kon worden bereikt. De tussentitel kreeg na verloop van tijd een groot aantal uiteenlopende, elkaar soms overlappende functies, maar de belangrijkste bleef uiteraard het toegankelijk maken van de handeling. Vanaf 1912 werden tussentitels in vreemde talen veelal vervangen door een Nederlandse vertaling. (Overigens was er in Nederland vaak sprake van een culturele annexatie van buitenlandse visuele producten, daar de tussentitel een zeer geschikt vehikel bleek waarmee een film zo kon worden bewerkt, dat het leek alsof hij in Nederland was gemaakt.)
Tegelijkertijd werd er nog een andere manier bedacht om ervoor te zorgen dat het publiek de film begreep. Er werd een explicateur, een filmverteller aangesteld. Gestoken in een keurig pak, met hoge hoed en aanwijsstok vertelde de explicateur, die ook wel illustrator of declarateur werd genoemd, wie de personages waren en wat er gebeurde. De explicateur wees de kijker op de belangrijkste gebeurtenissen en liet onbelangrijke zaken achterwege. Voor mensen die niet konden lezen, las hij de tussentitels voor en vertaalde hij eventuele buitenlandse titels. In de Nederlandse grote steden hebben filmvertellers geëxpliceerd totdat de zalen te groot werden. In de provincie zijn explicateurs waarschijnlijk actief geweest tot aan de komst van de geluidsfilm.
Door nu de ondertitel niet te zien als een vertaling, maar te beschouwen als de voortzetting van explicatie en de tussentitel komt een grotere nadruk te liggen op de functie van de titel, namelijk het toegankelijk maken van het audiovisuele product. Die benadering wordt gerechtvaardigd door de parallellen tussen de tussentitel en de ondertitel en de overeenkomsten tussen de praktijk van het expliceren enerzijds en de ondertitel anderzijds.5
De parallellen zijn op verschillende niveaus aan te wijzen. In de eerste plaats op functioneel niveau: net als tussentitels zorgen ondertitels uiteraard voor het toegankelijk maken van een product dat anders voor het publiek onbegrijpelijk zou blijven. Formeel gezien maakt zowel de tussentitel als de ondertitel gebruik van geschreven tekst om dialoog weer te geven en om plotinformatie over te brengen in een exposerende titel. In het eerste geval kan de ondertitel worden beschouwd als opvolger van de dialoogtitel. Daarnaast heeft de ondertitel ook de belangrijkste functies overgenomen die ten tijde van de stomme film werden vervuld door de beschrijvende, exposerende tussentitel: plotinformatie die buiten het kader van de handeling wordt gegeven, vindt tegenwoordig in de Nederlandse bewerking in ondertitels zijn neerslag. Een voice-over, waarin de gedachten en beweegredenen van een personage worden verteld, en die in ondertitels onderin beeld staan, is daarvan een goed voorbeeld. Exposerende begin- of eindscrolls in films als The Last Temptation of Christ, The Empire of the Sun of In the Name of the Father, waarvoor ook ondertitels worden gebruikt, tonen aan dat de ondertitel vaak een exposerende, informerende functie heeft. Ook voor de talloze malen dat plotinformatie wordt gegeven via grafische titels die tijd of plaats aanduiden, maakt de Nederlandse bewerking gebruik van ondertitels. Daarnaast worden de vele teksten in brieven, krantenkoppen, dagboeken, telegrammen en testamenten of op bordjes en deuren (een aan de tussentitel verwante vorm die tijdens de periode van de stomme film inserts werden genoemd) in de Nederlandse bewerking weergegeven in ondertitels. Een ander voorbeeld betreft het introduceren van personages aan het begin van de film (een functie die ten tijde van de stomme film aanvankelijk door beschrijvende titels werd vervuld). Tegenwoordig gebeurt dat veelal in de dialoog, die in de ondertitel zijn neerslag vindt. In de huisstijlen van de diverse ondertitelbedrijven wordt gewezen op het belang van het introduceren van namen.6 Ondertitels zijn dus niet simpelweg een vertaling van een dialoog, maar vervullen ook een functie op een totaal ander verteltechnisch niveau.
Wat betreft de overeenkomsten tussen explicatie en ondertiteling geldt op functioneel niveau hetzelfde als voor de tussentitel: net als de explicateur duidt de ondertitel de film voor de kijker: ondertiteling maakt het product begrijpelijk. Net als de explicateur selecteert de ondertitelaar informatie, wijst hij de kijker op de belangrijkste gebeurtenissen en laat hij onbelangrijke zaken achterwege. Formeel gezien wordt de geïntegreerde filmografische verteller door de ondertitel opnieuw geëxternaliseerd.
Die explicatie geldt niet alleen de inhoud (waarvoor een getrouwe vertaling weliswaar een zeer belangrijke, maar niet de enige voorwaarde is), maar ook de vorm is voor de ondertitelaar een instrument waarmee hij het product begrijpelijk kan maken. Wat die vormexplicatie betreft, kan er globaal onderscheid worden gemaakt tussen het macroniveau, de algehele vorm (de aangeboden talige informatie die moet worden ingedeeld, geïnterpreteerd, samengevoegd, gesplitst of weggelaten, maar ook de spotting) en het microniveau, de vorm binnen de individuele titel (bijvoorbeeld het al of niet centreren, de verdeling van de semantische eenheden over de regels, de volgorde van de verschillende woordgroepen, synchroniciteit van zinsdelen en namen met de brontaal).
Door de veelheid aan overeenkomsten en de historische verbondenheid tussen de verschillende vormen, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de ondertitelaar explicateur is van het audiovisuele product. Hij wijst de kijker op belangrijke handelingen en gebeurtenissen, legt cultuurgebonden fenomenen uit, selecteert essentiële informatie voor de kijker en zorgt voor de vertaling van de dialoog, van de eventuele begin- en eindscrolls, de voice-over, de plaats- of tijdsaanduidingen die in beeld worden geprojecteerd, of van andere informatie die voor het begrip van het product van belang zijn. De diverse functies van de historische voorlopers zijn zo in de ondertitel gecombineerd. In tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht, vormt een succesvolle ondertiteling dus niet zozeer een geslaagde vertaling, maar een geslaagde explicatie. Deze vaststelling zou zijn uitwerking moeten krijgen in praktische richtlijnen voor ondertitelaars en de wijze waarop een ondertiteling wordt beoordeeld. Een ondertitelaar is geen filmvertaler, maar filmverteller.
Noten
1 De auteur spreekt zijn erkentelijkheid uit voor de financiële bijdrage van het Thuiskopie Fonds bij de totstandkoming van dit artikel.
2 Dit citaat is afkomstig uit een ongedateerd artikel uit de archieven van het Nederlands Filmmuseum. Het artikel is waarschijnlijk afkomstig uit de NRC van de jaren vijftig. Auteur onbekend.
3 De belangrijkste beperkende factor hierbij is dat de leessnelheid van de gemiddelde kijker lager ligt dan de gemiddelde spreeksnelheid van de gemiddelde spreker. Om ervoor te zorgen dat de ondertitels niet zo snel door het beeld flitsen dat niemand ze nog kan lezen, moet de ondertitelaar informatie comprimeren en interpreteren. Bovendien mag het niet zo zijn dat de kijker, doordat hij zijn tijd moet besteden aan het lezen van de ondertitels, geen tijd meer heeft om naar het beeld te kijken.
4 Helaas verzorgen bioscoopvertalers niet de spatting (de manier waarop een ondertitel in de tijd is verbonden aan het oorspronkelijke product, de wijze waarop titels op elkaar aansluiten, waar de pauzes vallen enz.) van hun eigen vertaling, wat de kwaliteit van het resultaat vaak nadelig beïnvloedt. De bioscoop loopt in dat opzicht achter bij de tv.
5 Verder bestaat er op het gebied van werkwijze en productie een duidelijke historische band tussen de tussentitel en de ondertitel. Een artikel hierover verschijnt in juli 1997 in Bottom Line, het katern van de FNV-KIEM Vakgroep van Vertalers voor Film en Televisie (VVFT).
6 In het stijlboek van AVailable Vertaling & Ondertiteling staat: ‘Laat namen alleen weg als al duidelijk is over wie het gaat. Aan het begin van een film zul je dus altijd een paar keer de namen moeten laten vallen.’ En in het stijlboek van NOB Vertaling & Ondertiteling wordt de stelregel gehanteerd dat namen ‘kunnen worden weggelaten als de kijker weet wie het is. Dus alleen in ondertitels gebruiken bij wijze van introductie...’