Abstract: Over de rol van de eindredacteur bij het ondertitelen van film en televisie: de eindredacteur treedt op als corrector en daarmee als bewaker van de kwaliteit, en geeft feedback aan de vertalers.
In het vorige nummer van Filter is in deze rubriek aandacht besteed aan de rol van de eindredacteur bij de uitgave van vertaalde romantische lectuur. Ook nu staat de eindredacteur centraal, maar dit keer richt onze blik zich naar een ander gebied van populaire cultuur waarin vertaling dominant aanwezig is en prominent in beeld verschijnt: film en televisie. Om een indruk te krijgen van de rol van de eindredacteur bij het ondertitelvertalen sprak ik met twee redacteuren: Rob Kievit, die als vertaler en eindredacteur heeft gewerkt voor het NOB en voor Available Vertaling en Ondertiteling, en Arthur de Smet, eveneens als vertaler en eindredacteur werkzaam, maar dan bij Subtitling International (SIN). De bedrijfscultuur verschilt per ondertitelbedrijf, er is met name een groot verschil tussen het NOB, dat vooral voor de publieke omroep werkt, en de andere bedrijven, die jonger zijn en wier lot vooral verbonden is met dat van de commerciële omroepen. Toch zijn er wat betreft de plaats van de eindredacteur in het hele werkproces grote overeenkomsten aan te wijzen. In de hier genoemde bedrijven houden de eindredacteurs zich behalve met de correctie van het door vertalers ingeleverde werk ook bezig met (voor een deel) de opleiding van nieuwe vertalers en met de beoordeling van het algemene functioneren van de vertalers. Het nut van de eindredactie is vooral gelegen in de hogere kwaliteit van het eindproduct. Rob Kievit: ‘In bedrijfseconomisch opzicht produceert de eindredacteur eigenlijk niks, in elk geval niets tastbaars. Maar het werk is wel kwaliteitsverhogend.’
Corrector
Verreweg de belangrijkste taak van de eindredacteur is ervoor te zorgen dat er een, naar vastgestelde maatstaven, vlekkeloze vertaling in beeld verschijnt als het ondertitelde programma eenmaal wordt uitgezonden. Enerzijds treedt de redacteur daarvoor op als corrector, hij zorgt ervoor dat de ondertitels kloppen qua spelling, grammatica en timing, anderzijds is de eindredacteur degene die een second opinion over de vertaaloplossingen moet geven.
Bij alle bedrijven vindt de correctie in eerste instantie plaats aan de hand van een uitdraai van de gemaakte ondertitels, van de vertaling op zichzelf. Dat vereist een manier van lezen, aldus Arthur de Smet, die de eindredacteur moet leren: ‘Een onlogische overgang kan bijvoorbeeld net zo goed aan een scènewisseling liggen als aan de vertaling; dat soort dingen moet je natuurlijk zelf ook in de gaten krijgen.’ Het lijdt geen twijfel dat het daarbij een voordeel is als een eindredacteur zelf ook vertaalervaring heeft. Als er om een of andere reden onduidelijkheid blijft bestaan over bepaalde passages, bijvoorbeeld wanneer het verhaal niet meer te volgen is aan de hand van de titels alleen, of wanneer je niet meer kunt bepalen welke spreker aan het woord is, dan wordt het origineel erbij gepakt. De praktijk loopt hier bij de verschillende bedrijven enigszins uiteen, vanwege de verschillende werkwijzen. Bij het NOB kunnen er dan nog twee stappen volgen: in eerste instantie wordt het oorspronkelijke script erbij gehaald ‒ als dat beschikbaar is, en bij programma’s waarin spontaan taalgebruik voorkomt (talkshows, interviews en dergelijke) is dat doorgaans niet het geval; is daarna nog niet duidelijk waarom een vertaler een bepaalde oplossing heeft gekozen, dan wordt ook nog de videoband bekeken. Bij Available en SIN is de tweede fase niet van toepassing, omdat de titels in hun systeem rechtstreeks aan het beeld worden gekoppeld.
Feedback
Bij alle bedrijven wordt het werk van de eindredacteur ook gebruikt om feedback te geven aan de vertalers. Veranderingen worden aangegeven op de uitdraai van gemaakte titels en die wordt vervolgens weer naar de vertaler teruggestuurd, al gebeurt dat vaak pas weken nadat de vertaling is gemaakt. De eindredactionele fase wordt nooit overgeslagen. Rob Kievit: ‘Het principe blijft toch dat twee meer zien dan één. Bovendien kijkt de eindredacteur altijd onbevangener naar de titels dan de vertaler zelf. Dat kan dan net het verschil uitmaken tussen een onbegrijpelijk verhaal onderin beeld en een begrijpelijk verhaal.’ Over het algemeen wordt de eindredactie door de vertalers zeer op prijs gesteld. Toen er bij het NOB een keer sprake van was om uit bedrijfseconomische overwegingen bij als goed bekendstaande vertalers van eindredactie af te zien, werd daar door de vertalers zelf heftig tegen geprotesteerd.
Hoewel de regels voor een goede ondertitel vaak zijn neergelegd in een huisstijl of een handboek, bleek uit een openbare discussie op een onlangs gehouden symposium van de Vereniging van Vertalers voor Film en Televisie dat vertalers niet altijd een even duidelijk inzicht hebben in de overwegingen van de eindredacteuren. Volgens de redacteuren zit er echter wel systeem in. Bij een experiment waaraan Rob Kievit heeft meegewerkt, waarin een aantal eindredacteuren eenzelfde programma corrigeerde, bleek dat telkens twee derde van de correcties van een eindredacteur ook door andere eindredacteuren gemaakt werd. Het ligt er natuurlijk ook aan om wat voor dingen het precies gaat. Arthur de Smet: ‘Je moet niet je eigen vertaalnormen aan een vertaler gaan opleggen. Wij maken een onderscheid, maar dat moet je niet zo absoluut zien, tussen enerzijds taalkundige en inhoudelijke dingen en anderzijds meer stilistische zaken. Als iets wat je opvalt in een vertaling meer een kwestie is van vertaalstijl, iets waarvan je denkt dat het niet mooi is, maar wel effectief en kloppend, dan vind ik dat je niet moet ingrijpen; maar als iets stilistisch onhandig is, moet dat natuurlijk wel.’
De mate waarin moet worden ingegrepen hangt uiteraard vooral af van de kwaliteit van de vertaler. Rob Kievit maakt gewag van onderzoek waaruit blijkt dat een goede vertaler in ongeveer een op de twintig ondertitels ‘een fout maakt of iets doet wat de eindredacteur verandert’. Hoe beter de vertaler, hoe minder eer de eindredacteur van z’n werk heeft: ‘Wanneer je een film van tweeënhalf uur nakijkt, met zo’n duizend titels, en je vindt maar drie fouten, dan is eindredigeren niet echt leuk werk.’
Beoordeling
Het geven van feedback hangt direct samen met de rol die de eindredacteuren hebben bij de beoordeling van de vertalers. De criteria die worden gebruikt bij de eindredactie worden ook gebruikt bij de beoordeling van het functioneren van een vertaler. Niet alle bedrijven hanteren hetzelfde systeem, maar de criteria komen in grote lijnen toch wel overeen. Het meest systematisch uitgewerkte beoordelingssysteem lijkt dat van Available te zijn. Bij dit bedrijf wordt door de eindredacteur voor elk programma een beoordelingsformulier ingevuld, waar voor acht aandachtspunten een score moet worden ingevuld, die in vijf gradaties van ‘uitstekend’ tot ‘slecht’ kan lopen. Op het corresponderende feedbackformulier, dat naar de vertaler gaat, zijn die vijf gradaties vervangen door de psychologisch wat minder zwaar aangezette beoordelingstermen ‘goed’, ‘redelijk’ en ‘onvoldoende’.
Die acht aandachtspunten kunnen in drie hoofdcategorieën worden onderverdeeld: de vaktechnische kant, het Nederlands en het eigenlijke vertalen. Bij het vaktechnische aspect gaat het om de niet-taalkundige keuzes, die te maken kunnen hebben met de indeling en de begrijpelijkheid van de ondertitel, met de spatting (het verband tussen tekst, spraak en beeld) en de huisstijl voor de opmaak van de ondertitel. Bij het Nederlands wordt voornamelijk gekeken naar spelling en grammatica, categorieën waarin echt op fouten wordt gelet, en naar idioom, stijl en taalregister, waar passendheid bij het personage of de situatie vaak het belangrijkste criterium is. Bij de derde categorie, vertaling, wordt beoordeeld naar de relatie tussen brontaal en vertaling. Het gaat hierbij vooral om het begrip van het origineel, zowel qua luistervaardigheid als interpretatie. Daarnaast gaat het bij deze categorie ook om het beoordelen van de eigenlijke vertaalkeuzes, de keuzes van equivalenties. Bij SIN worden ongeveer dezelfde beoordelingscriteria gebruikt, maar ligt de procedure minder vast. Pas als bij de redactie het idee ontstaat dat een vertaler niet helemaal voldoet, wordt er een dossier aangelegd van de beoordelingen.
Door de grote rol die de eindredacteuren spelen bij de beoordeling, hebben zij ook een grote invloed op de loopbanen van de vertalers. Het zijn vaak de chefs of de hoofdredacteuren die functioneringsgesprekken voeren met de vertalers, maar deze baseren zich daarbij wel op het werk van de redactie. Zowel Rob Kievit als Arthur de Smet ervaren dat als een van de zware verantwoordelijkheden van hun werk.
Taalzorg
Een andersoortige verantwoordelijkheid van de eindredacteuren bij ondertitelbedrijven is die voor de ontwikkeling van het Nederlands. Het blijkt uit onderzoek, dat voor veel mensen ondertitels vaak nog de enige vorm van geschreven taalgebruik is die ze onder ogen krijgen, en dat er groot gezag wordt toegekend aan datgene wat op de televisie verschijnt, aldus Rob Kievit. ‘Van oudsher is bij het NOB altijd een groot besef van taalbehoud en taalzorg geweest. Bij Available wordt de kwaliteit van het Nederlands vooral gebruikt als criterium om te bepalen of de ondertitel goed is, en zit er niet zozeer een missie achter.’
De taalzorg richt zich voor een deel op het indammen van de oprukkende invloed van het Engels en Amerikaans op het Nederlands. Bij SIN vindt op de redactie regelmatig overleg plaats over de grenzen die je daarbij moet stellen. Is ‘iemand dumpen’ al aanvaardbaar, of moet dat toch ‘iemand de bons geven’ worden? Beide eindredacteuren zijn eensluidend in hun inschatting van de rol die de ondertitel op dit punt moet spelen: deze moet vooral bijdragen aan het behoud van de Nederlandse taalschat, en eindredacteuren moeten in dit opzicht dus conservatief te werk gaan. Bij het NOB hangt het er soms ook vanaf voor welke omroep vertaald wordt. Bij de EO is de tolerantie voor leenwoorden zo goed als afwezig, terwijl bij de VPRO juist weer veel meer kan, aldus Rob Kievit. ‘Bij de VPRO kun je aannemen dat de kijker wel begrijpt wat er wordt bedoeld. Zo blijft bij de VPRO een “dealer” een “dealer”, maar wordt deze bij de EO een “drugshandelaar”.’
Toch, zo relativeert Arthur de Smet, moet je de invloed van de ondertitels ook weer niet al te zeer overschatten. ‘Ik denk dat de invloed op de taal toch eerder direct van het Amerikaans uitgaat, dan van de ondertitels. De mensen pikken het toch meer op uit wat er gezegd wordt.’