Abstract: Uitgevers staan onder druk om Nederlandse vertalingen van met name Engelstalige literatuur zo snel mogelijk op de markt te brengen. Kooijman onderzoekt de gevoelgen voor de kwaliteit van literaire vertalingen.
Op de markt verkoopt men waren en praatjes; uw gulden is er een daalder waard, ongeveer evenveel dus als de eerste klap. Deze rubriek gaat over geld, de werking van de vertaalmarkt, kortom de prijskwaliteitverhouding bij het vertalen. Ze is bedoeld om de discussie en het debat over alles wat vertalers aangaat te stimuleren. Iedereen wordt dan ook van harte uitgenodigd mee te doen aan de discussie.
Uitgeverijen hebben de laatste jaren steeds meer haast om vertaalde boeken, vooral als het gaat om Engelse en Amerikaanse literatuur, zo snel mogelijk na de publicatie van het origineel op de markt te brengen. Hierdoor is de werkdruk van vertalers aanzienlijk toegenomen, wat zijn weerslag heeft op de kwaliteit van hun werk. Het is een kwestie waar vertalers in interviews en bijdragen al sinds enige tijd op wijzen en Boekblad (het vakblad voor uitgevers en boekhandelaren) wijdde er in de zomer een artikel aan onder de titel: ‘Vertalers willen tijd, uitgevers willen snelheid’. Is dit gevolg van de marktontwikkelingen in de boekenbranche een gegeven waar we ons bij moeten neerleggen? Een aantal direct betrokkenen werd gevraagd hun licht over de zaak te laten schijnen.
Aan Marijke Emeis, vertaalster van onder meer De Duivelsverzen van Salman Rushdie en al zo’n twintig jaar werkzaam voor verschillende uitgevers, de vraag of het vroeger nu echt beter was: ‘Ja, de tijdsdruk is onmiskenbaar toegenomen. De situatie verslechterde op het moment ‒ een jaar of vijf geleden nu ‒ dat importeurs braken met de gewoonte om de Engelstalige pocketedities pas een jaar na de hardcovereditie op de markt te brengen, dat wil zeggen ongeveer tegelijkertijd met de vertaling. Om met die pockets te kunnen concurreren, zagen de uitgevers zich genoodzaakt om de Nederlandse editie omstreeks hetzelfde moment te laten verschijnen. De uitgevers hebben zich samen met de vertalers nog verzet tegen deze stap van de importeurs ‒ de enige keer dat vertalers en uitgevers samen streden voor een goede zaak ‒ maar dat was tevergeefs.’
Vertaler Sjaak Commandeur denkt er net zo over: ‘Ook bonafide uitgevers zitten, juist bij de titels die de aandacht trekken en geld opleveren, met het probleem dat de vertaling niet te lang na het origineel mag verschijnen. Gebeurt dat wel, dan is de publiciteit ingezakt en de aandacht al weer verlegd. Er moet dus in die gevallen snel vertaald worden, bij voorkeur uit het (al dan niet geredigeerde) manuscript en de drukproeven, als het kan door een goede vertaler, maar als die niet à la minute beschikbaar is (of het productieplan van de uitgever gekkenwerk vindt), dan maar door een mindere. Op die manier kunnen er kassuccessen verschijnen in gebrekkige vertalingen (...)’ (Armada, juni 1996, p. 27).
Robbert Ammerlaan, directeur van uitgeverij Anthos, erkent het probleem: ‘De druk om de Nederlandse vertaling zo snel mogelijk na de buitenlandse editie op de markt te brengen, is de laatste jaren sterk toegenomen. Wij kunnen het goed aan onze omzet merken wanneer het te lang duurt voordat er een vertaling is. Soms lukt het om er heel kort op te zitten. Een zoon van het circus van John Irving lag bijvoorbeeld al een maand na de Engelstalige edities in de winkel. Maar zelfs in die ene maand verlies je al een boel omzet.’ Ammerlaan geeft toe dat deze tijdsdruk gevolgen kan hebben voor de kwaliteit, maar: ‘Soms is het nu eenmaal van vitaal belang een bepaalde datum te halen met je uitgave’ (Boekblad, 19-07-1996).
Andere uitgevers ontkennen dat de recente marktontwikkelingen in de boekenbranche de kwaliteit van vertalingen negatief beïnvloeden. Nanda van den Berg van Meulenhoff zegt hierover: ‘Het enige echte nieuwe probleem is dat er tegenwoordig zoveel van manuscript vertaald moet worden, waardoor we voortdurend en tot op het laatste moment bezig zijn om allerlei wijzigingen door te voeren. De kwaliteit heeft bij ons echter niet te lijden, want wij trekken altijd zoveel tijd uit voor een vertaling als nodig is. Als we Babette Mossel vragen om Sabbaths theater van Philip Roth te vertalen, een heel moeilijk boek, en ze zegt daar zeven à acht maanden voor nodig te hebben, dan krijgt ze die. Daarna trekken we minimaal twee weken uit voor de correctiefase. In het geval van Roth was het ook nog eens zo dat auteur en uitgever weigerden om een onaf manuscript ter beschikking te stellen, zodat we pas met de vertaling konden beginnen toen het boek af was. Sabbaths theater lag dus pas een jaar na het origineel in de winkel. Heel vervelend, maar niks aan te doen.’
Volgens Oscar van Gelderen van Vassalucci is er helemaal geen sprake van dat uitgevers meer haast hebben dan vroeger: ‘De boeken die de afgelopen jaren snel vertaald moesten worden omdat iedereen erop zat te wachten, zijn op een hand te tellen.’ Maar hoe zat het dan bijvoorbeeld met de door Vassalucci uitgegeven autobiografie van Brigitte Bardot, Initialen: BB? Een citaat uit de pers daarover: ‘Haar buiteling door het leven is slordig vertaald in slecht Nederlands, met zinnen als: “De liefde bedrijven was een operatie van contraspionage geworden met alibi’s, bondgenoten,” en: “Ik ging dus naar binnen, na eerst op de deur te hebben geklopt, in de intimiteit van de ‘star’ die Brando was.”’ Dat riekt toch wel naar haastwerk.
Van Gelderen: ‘Dat was die zure Volkskrant weer. Het is heel gemakkelijk voor een recensent om uit zo’n dik boek (544 pagina’s, BK) een paar slechte zinnen te plukken. Het ging hier om een speciaal project met een hoge actualiteitswaarde. Bovendien had de Franse uitgever ons een keiharde deadline gesteld. Hij eiste namelijk dat alle vertalingen tegelijk met het origineel zouden verschijnen. En wat verwacht je nu als acht vertalers in vijf weken 300.000 woorden moeten vertalen? Trouwens, wat de vertalers er in het Nederlands van gemaakt hadden, was over het geheel genomen beter dan het Frans, want Bardots autobiografie blonk niet uit door een hoogstaande literaire stijl, om het zacht uit te drukken. Nee, het echte probleem is dat wanneer je met iets spectaculairs komt, de critici onmiddellijk klaarstaan om te vertellen wat er allemaal niet deugt.’
Eindredactie
Veel van de slordigheden en fouten die vertalers-onder-tijdsdruk onvermijdelijk begaan, zouden door een gedegen eindredactie kunnen worden gecorrigeerd, maar kennelijk weten veel uitgevers daar binnen hun productieproces geen ruimte voor te creëren.
Peter Bergsma, oud-voorzitter van de Werkgroep Vertalers van de Vereniging van Letterkundigen, en behalve literair vertaler ook ondertitelaar en eindredacteur bij het NOB stelt: ‘Voor het eerst sinds een aantal jaren zat ik onlangs weer in de commissie van het Fonds voor de Letteren die de subsidieaanvragen voor literaire vertalingen beoordeelt, en ik ben ervan geschrokken hoe het gemiddelde niveau was gezakt. Dat is vooral te wijten aan een gebrekkige eindredactie. Soms neemt men niet eens meer de tijd om een vertaling waarbij van manuscript is gewerkt aan te passen aan de uiteindelijke versie.’
Dat de vertalingen waarvoor bij het Fonds voor de Letteren een aanvullend honorarium wordt aangevraagd steeds vaker slecht geredigeerd zijn, meent ook Pieter Jan van der Veen, algemeen beleidsmedewerker bij het Fonds: ‘Hele alinea’s die ontbreken, spelfouten en ook vertaalfouten zijn dingen die we regelmatig tegenkomen.’
Bergsma: ‘Uitgevers als bijvoorbeeld Prometheus, Bert Bakker en Veen doen, zoals ik met eigen ogen heb kunnen constateren, in veel gevallen niet meer aan eindredactie. Maar het werk van elke vertaler, hoe goed hij ook is, behoeft controle van iemand die er met een fris oog naar kijkt. Bij het NOB beseft men dit beter dan bij menige literaire uitgeverij, en je kunt dan ook rustig stellen dat aan ondertitels vaak meer zorg wordt besteed dan aan een regel uit een vertaald boek. Op de een of andere manier interesseert het de meeste uitgevers niet echt. Een goede vertaler is voor hen iemand die op tijd z’n werk inlevert. Ze gaan ervan uit dat een boek toch wel verkoopt, al is het slecht vertaald. En hoe cynisch het ook klinkt, misschien interesseert het de lezer inderdaad niet zoveel. Maar dat is natuurlijk geen reden om ons niet te verzetten tegen het beleid van de uitgevers en er niet alles aan te doen om het niveau van vertalingen ‒ dat naar mijn idee in Nederland nog altijd veel hoger is dan in de rest van Europa ‒ op peil te houden.’
Planning
Als we ervan uitgaan dat het tijd-is-geld-mechanisme een gegeven is waarmee we moeten leren leven, zijn er dan manieren denkbaar om de kwaliteit van vertalingen daar niet te zeer onder te laten lijden? Moeten uitgevers misschien de planning van hun productieproces aanpassen aan de veranderde marktomstandigheden? Zo zouden vertalingen die snel op de markt gebracht worden, enorm aan kwaliteit kunnen winnen wanneer de vertaler al in een vroeg stadium voor allerlei niet-literaire vertaalproblemen de hulp kan inroepen van een redacteur of andere meelezer.
Vertalers van non-fictieboeken krijgen ook nu al geregeld hulp van een specialist, maar van literair vertalers lijkt het romantische beeld te overheersen van de eenzame ploeteraar die een paar maanden lang van de buitenwereld afgesloten in een soort koorts werkt aan de vertaling van ‘zijn’ boek, van ‘zijn’ auteur. Toch bestaat ook het werk van een literair vertaler voor een deel uit prozaïsch researchwerk. De tijd die heengaat met het opzoeken van bijbel- en Shakespeare-citaten, van zoölogische equivalenten, plantennamen of scheepstermen, gaat af van de tijd die de vertaler kan besteden aan de dialogen, de opbouw van de zinnen en het zoeken naar de juiste toon.
Robbert Ammerlaan is een van de weinige uitgevers die toegeeft dat haast weleens tot een minder goede vertaling kan leiden. Ziet hij mogelijkheden tot kwaliteitsverbetering door de vertaler niet meer zo aan zijn lot over te laten? Ammerlaan: ‘Als het nodig is, schakelen we voor bepaalde projecten professionele hulp in. We zijn momenteel bezig met een boek over borstkanker, waarbij de vertaler wordt bijgestaan door iemand van het Anthonie van Leeuwenhoekziekenhuis, en die krijgt van ons een honorarium.’
Dat is dus een non-fictieboek. Het werk van literair vertalers kan toch ook aanzienlijk verlicht worden? Ammerlaan weer: ‘Voor we aan een nieuw project beginnen, beoordeelt een redacteur of de vertaler eventueel hulp van buitenaf nodig heeft. Dan gaat het om boeken waarin bijvoorbeeld uitgebreid een bepaalde periode in de geschiedenis aan de orde komt, of waarin veel verwijzingen naar de Klassieken staan. Maar het hangt helemaal af van het project. Er is geen wet van Meden en Perzen die bepaalt wanneer iemand wordt aangetrokken voor de research. Er is ook niet altijd geld voor; een paar duizend gulden extra is al een aanzienlijke kostenpost. Maar als de vertaler ergens echt niet uitkomt, kan hij altijd bellen.’
Maar willen vertalers, die individualistische, vaak eigenwijze ploeteraars wel geholpen worden bij hun werk? Peter Bergsma hierover: ‘In principe behoort de research natuurlijk tot de taak van de vertaler. Ik vind het zelf trouwens altijd moeilijk om dingen open te laten, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van je werk anders organiseren. Maar of je nu allerlei hulptroepen inschakelt of niet, ik denk dat het sowieso onmogelijk is om een boek van 120.000 woorden in vier maanden fatsoenlijk te vertalen. En als je een boek opsplitst in delen en er meerdere vertalers op zet, heeft dat alleen maar zin als die de kans krijgen om echt samen te werken.’
Maar als we er nu even vanuit gaan dat een uitgever soms gegronde redenen heeft om binnen een bepaalde ‒ korte ‒ termijn een vertaling te willen uitbrengen, valt er dan niets te verbeteren aan de manier waarop nu veel vertalingen tot stand komen?
Bergsma: ‘In zo’n geval moet de uitgever de vertaler uiteraard op alle mogelijke manieren bijstaan. Mensen inschakelen voor de research is een mogelijkheid. Zelf lijkt het me ook heel prettig wanneer de verantwoordelijke redacteur gelijk met me zou opwerken. Zonder de vertaler te dwingen meteen een definitieve versie in te leveren, kan er dan per hoofdstuk al aan de redactie gewerkt worden, zodat bepaalde problemen niet tot het allerlaatst bewaard blijven. Een ander idee is dat de vertaler de mogelijkheid geboden wordt om ‒ ook in fases ‒ een collega zijn vertaling te laten herzien, die daarvoor natuurlijk wel een vergoeding behoort te krijgen.’
‘De budgetten mogen dan krap zijn ‒ in tegenstelling tot bijvoorbeeld ondertitelaars krijgen boekvertalers zelden méér betaald voor haastwerk of extra research ‒ maar een uitgever mag wel iets over hebben voor een kwaliteitsvertaling die ook nog eens snel klaar moet zijn.’