De bijdrage van Jeroen Bons en Anneke Neijt in het vorige nummer van Filter (3:2), over de Nederlandse hexameter, is interessant en nuttig. In het bijzonder kan het door hen voorgestelde begrip ‘adaptatie’ verhelderend werken in de discussie over het voor en tegen van metrische vertalingen. Vermoedelijk hebben zij het overbodig geacht, op te merken dat er bij elke Nederlandse hexameter sprake is van een zeer fundamentele adaptatie: de categorie lengte wordt immers vervangen door de categorie klemtoon.
Jammer is dat de voorbeelden die zij van adaptaties geven, niet allemaal overtuigend zijn. Voor Odysseia 6,3 in de vertaling van Dros geven zij twee mogelijke scanderingen. In beide verdwijnt de onregelmatigheid, door hen als adaptatie gemotiveerd, als sneeuw voor de zon wanneer we contractie toepassen. Als Homeros ons dwingt om ‘Peleiadeo’ te lezen als ‘Peleiadjo’, waarom zouden we dan bij Dros ‘Faiaken’ niet lezen als ‘Fjaken’?
Ook een van de adaptaties die Schrijvers zich veroorlooft, namelijk boventalligheid van onbeklemtoonde lettergrepen, wordt door het éne voorbeeld dat zij geven niet overtuigend gestaafd. Men kan ook die regel volkomen regelmatig maken door toepassing van een contractie die door de Latijnse metriek als toegestaan werd beschouwd:
/en naar de /beide ge/liefden, die hun/hogere /roeping ver/gaten
Wellicht bevat hun materiaal voorbeelden van deze ‘adaptatie’ die niet of minder eenvoudig te weerleggen zijn.
Nijmegen, 18 december 1996
W. Bronzwaer