Reactie op 'De Celestijnse belofte: voorbeeld van wanbeleid uitgevers' van Brigit Kooijman en 'Vertalers zijn ongezellige mensen' van Sylvia Heimans    12-14

L.S. Granger

Bij ‘De Celestijnse belofte: voorbeeld van wanbeleid uitgevers’ en ‘Vertalers zijn ongezellige mensen’ (Filter 3:1):

Als actief lid van Nederlands oudste en grootste beroepsorganisatie voor vertalers, het NGV, wil ik graag reageren op de artikelen verschenen in Filter 3:1 over low-brow vertalingen en over Tinke Davids.

Dat het beroep van vertaler een eenzaam beroep kan zijn, blijkt uit het interview met de gerenommeerde vertaler Tinke Davids. Dat het een zwaar onderschat en onderbetaald beroep is blijkt uit de artikelen over low-brow vertalingen (of liever: uitgaven). Jammer is het dat de enigen die daar iets aan kunnen veranderen, de vertalers zelf, zo weinig ondernemen om de professionele erkenning die ze verdienen op te eisen.

Het Nederlands Genootschap van Vertalers probeert al jaren een metamorfose te bewerkstelligen. Niet alleen van het genootschap maar vooral van de mentaliteit van zijn leden. In de visie van het NGV is een vertaler een fulltime, ter zake kundige, vrije beroepsbeoefenaar die, op grond van de ere- en gedragscodes, garant staat voor een gedegen en grondige afhandeling van opdrachten en een correcte omgang met cliënten en collega’s. Een vertaler is betrouwbaar, weet zich professioneel te presenteren, straalt uit dat het een voorrecht is om een erkende vertaler te zijn en moet zich kunnen verantwoorden tegenover opdrachtgevers en collega’s. Bovendien hanteert een vertaler tarieven die in overeenstemming zijn met de kwaliteit die een professionele beroepsoefenaar garandeert.

Zelfs binnen de groep vertalers die de stap hebben genomen lid te worden van een beroepsorganisatie is men zich er blijkbaar nog steeds niet van bewust dat de vertaler zelf dit professionalisme moet uitstralen voordat het beroep erkend kan worden. Terecht merkt B.K. op dat een behoorlijke uitgever in ieder geval vertalingen aan een gedegen proof-reading zouden moeten onderwerpen voordat het manuscript ter perse gaat. Maar voor low-brow vertalingen nemen uitgevers deze moeite niet eens. Wat vertalers blijkbaar nog steeds niet beseffen is dat zij dit wel degelijk mogen eisen van de uitgever. Net zoals ze ook een respectabel honorarium mogen eisen in plaats van het hongerloontje waarmee zij zich nu laten afschepen.

Natuurlijk kan dit alleen bij de werking van het vrije markt mechanisme: een markt van vraag en aanbod. Maar wie bepaalt de vraag en wie bepaalt het aanbod? Te vaak denken vertalers dat deze door de opdrachtgever worden bepaald. Echter, het is de vertaler die het voor het zeggen heeft. Uit onwetendheid, uit vrees voor een ‘voor-jou-tien-anderen’ -mentaliteit, uit pure schaamte accepteert de vertaler een behandeling die in bijna alle andere vrije beroepen niet meer voorkomt omdat het door de beroepsoefenaars zelf niet geaccepteerd wordt.

Als, bijvoorbeeld, de vertaler (m/v) ‒ alle vertalers! ‒ pas in publicatie van een vertaling zou toestemmen nadat hij de drukproeven heeft gelezen en gecorrigeerd, dan zouden de uitgevers er niet meer omheen kunnen. Maar blijkbaar weten vertalers niet dat zij copyright hebben op hun vertalingen, ook al worden zij betaald door een uitgever. Publicatie mag pas als de vertaler daarin toestemt. Wat dit betreft is Tinke Davids een uitzondering, maar zelfs zij weet blijkbaar niet dat de tarieven voor literaire vertalingen (dus niet voor alle boekvertalingen) worden vastgesteld in overleg tussen uitgevers en vertalers; ze worden niet opgelegd door OC&W. Het vastgestelde tarief- dit jaar 10,2 cent per woord ‒ is bovendien gebaseerd op bepaalde vooronderstellingen, waaronder royalty’s voor de vertaler en subsidies voor research; deze zijn niet makkelijk te bemachtigen maar wel verkrijgbaar voor literaire vertalingen. Natuurlijk worden vertalers niet geacht van dit tarief alleen te kunnen leven. Zelfs een vertaler als Davids die niets te klagen heeft qua werkaanbod zegt gemiddeld zo’n acht boeken per jaar te vertalen, gemiddeld vijftien bladzijden per dag, zeven dagen per week. Met gemiddeld 250 woorden per bladzijden verdient zij met tien cent per woord zo’n f 375,- per dag ‒ bruto. Als ze driehonderd dagen per jaar werkt (alhoewel de gemiddelde vrije beroepsoefenaar slechts zo’n twee honderd dagen daadwerkelijk aan het zuiver uitoefenen van zijn beroep kan wijden) levert dit een bedrag van f 112.500,- per jaar op ‒ bruto ‒ wat neerkomt op een modaal inkomen. Een redelijk belegde boterham waar Davids heel hard voor moet werken. Maar hoeveel vertalers in Nederland verkeren in deze positie?

Uit een enquête die twee jaar geleden onder NGV-leden gehouden werd, blijkt dat het inkomen uit vertalen van verreweg de meeste leden beneden het bestaansminimum ligt. Ook blijkt dat veel vertalers zich goedkoop verkopen en vertalingen leveren voor bedragen die ronduit schandalig te noemen zijn ‒ zoals drie cent per woord voor boeken en twaalf cent per woord voor opdrachten van vertaalbureaus. Snappen vertalers dan niet dat wanneer zij en alle collega’s pertinent zouden weigeren te werken voor zulke belachelijke bedragen de tarieven vanzelf omhoog zouden gaan en dat ze met één opdracht van tweeduizend woorden tegen een respectabel tarief (van 32,5 cent, bijvoorbeeld) net zoveel verdienen als met tien opdrachten tegen die belachelijke, lage tarieven? En dat ze daar veel meer voldoening aan zouden beleven en dat ze daar dan veel meer tijd beschikbaar voor zouden hebben en dus uiteindelijk een kwalitatief beter product zouden kunnen leveren?

Als beroepsorganisatie probeert het NGV hier iets aan te doen. Bewustwording, professionalisering en bekendheid zijn sleutelbegrippen in onze pogingen de leden en het publiek ervan te overtuigen dat vertalen wel degelijk een beroep is dat hoog aangeslagen moet worden. Ik spreek echter uit ervaring wanneer ik zeg dat we nog een lange weg te gaan hebben. Vooral met betrekking tot de houding van de vertaler zelf Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: erkenning moet, maar erkenning moet je ook afdwingen. De vertaler (m/v) ‒ een individualist pur sang ‒ zou er goed aan doen te beseffen dat hij er echt niet alleen voorstaat. Tevens dient hij te beseffen dat telkens als hij over zich laat lopen ‒ voor wat betreft de bejegening, de erkenning en de honorering ‒ het resultaat zal zijn dat het nog langer zal duren voordat wij met z’n allen in de (financieel) betere positie terechtkomen die ons ‒ professionele vertalers ‒ toekomt,

L.S. Granger
Hilversum, 28 mei 1996