Over Translation and the Law van Marschall Morris (ed.)    86-89

Jacqueline Hulst

Marshall Morris (ed.), Translation and the Law. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins, 1995. 337 p. ISBN 90-272-3183-4. [= American Translators Association, Scholarly Monograph Series, Volume VIII]

Zo populair als (Amerikaanse) ‘legal thrillers’ en de daarop gebaseerde films zijn bij het grote publiek, zo weinig spreekt de wereld van het juridisch vertalen en het gerechtstolken tot de verbeelding van de leek. Bij de vertaling van juridische teksten rijst al snel het beeld van een taaie, dorre materie: de wereld van contracten, statuten, aktes en vonnissen, waarbij eindeloos gepuzzeld wordt op termen, punten en komma’s. En gerechtstolken komen vooral in het nieuws als door hun incompetentie het strafproces bemoeilijkt, en de verdachte ernstig benadeeld wordt. Kortom: de juridisch vertaler is in het gunstigste geval onzichtbaar, want als er al wat over hem of haar gezegd wordt, is dat meestal in ongunstige zin ‒ een situatie die vergelijkbaar is met die van de literaire vertaler in de traditionele ‘vertaal’kritiek in dag- en weekbladen.

Ook binnen de gestaag toenemende stroom van vertaalwetenschappelijke publicaties verschijnt nog steeds weinig op juridisch gebied. In de schaarse bijdragen, zoals de twee bundels Recht en vertalen onder redactie van de jurist De Groot, staat het recht zelf centraal en wordt voornamelijk ingegaan op vertaalproblemen die voortvloeien uit verschillen in terminologie of formulering. Ook hier geldt het onzichtbaarheidscriterium: de competente juridische vertaler is degene die volledig dienstbaar is aan het rechtssysteem. Dat is opvallend, omdat juist op het juridische terrein de vertaler en tolk voor vrijwel onoplosbare problemen gesteld worden. Deze vloeien voort uit het feit dat de juridische vaktaal systeemgebonden is: de gebruikte formuleringen en de gebezigde terminologie zijn onlosmakelijk verbonden met het juridisch systeem, dat op zijn beurt diep is verankerd in de maatschappij. Bij het toegankelijk maken van producten uit het ene systeem voor een ontvanger met een andere socio-culturele achtergrond zullen daarom steeds keuzes gemaakt dienen te worden ‒ keuzes die in veel gevallen bovendien moeten worden geëxpliciteerd. Bovendien speelt, zeker als het om het tolken gaat, de institutionele context met alle daarbij behorende ideologische aspecten een essentiële rol. Rechtstaal is niet neutraal, en in de rechtszaal liggen de rollen van de diverse partijen vast. Dit aspect, dat in discours-analytische benaderingen van de verschijnselen recht en taal herhaaldelijk naar voren is gebracht, is tot nu toe in vertaalwetenschappelijke publicaties onderbelicht gebleven.

Daarom is het verheugend dat het achtste deel in de reeks monografieën die wordt uitgegeven door de ATA (American Translators Association) gewijd is aan de wereld van het juridisch vertalen. Nog verheugender is het uitgangspunt dat de redacteur Marshall Morris heeft gekozen: in Translation and the Law staat het zichtbaar maken van de vertaler en tolk, van hun werk en hun dilemma’s centraal, en wordt in verschillende bijdragen aansluiting gezocht bij de huidige ontwikkelingen in de vertaalwetenschap. Het is dan ook een boek geworden met een hoog emancipatoir karakter, iets waarvan de samensteller, zoals blijkt uit de inleiding, zich overduidelijk bewust is, en waarover hij met terechte trots spreekt ‒ al is het met in onze ogen wel erg Amerikaans pathos.

De tamelijk omvangrijke bundel bestaat uit zestien artikelen van auteurs van wie zowel de achtergrond (wetenschappers, professionele juristen, juridisch vertalers en tolken) als de geografische herkomst heel divers zijn. Acht bijdragen zijn afkomstig uit de VS; de andere helft is afkomstig uit zulke uiteenlopende plaatsen als IJsland, Puerto Rico, Hong Kong, Australië en Stockholm. In dit verband is het aardig op te merken dat een groot aantal van de bijdragen is binnengekomen na een oproep op enkele veel geraadpleegde discussielijsten op Internet, waaronder de Lantra-L, die veel wordt gebruikt door professionele vertalers. De artikelen zijn ondergebracht bij vier secties, te weten Translation and the Language of Law, Responding to Change and Dzfference, Professional Issues, Professional Practice en Persons, Laws and the Presence of the Translator. De rationale achter deze indeling is niet in alle gevallen even duidelijk. Wel zijn er twee andere duidelijke categorieën van bijdragen, waaraan ik hierboven al gerefereerd heb: aan de ene kant bijdragen waarin het juridisch systeem centraal staat, en die handelen over het vertalen van specifieke documenten en/of termen enerzijds, en aan de andere kant die waarin de rol van de vertaler of tolk als uitgangspunt is genomen.

Geheel in overeenstemming met de doelstelling van de bundel zijn de bijdragen die in de tweede categorie vallen verreweg in de meerderheid. Maar liefst acht daarvan hebben betrekking op de rol van de gerechtstolk. De aard en het niveau van deze laatste bijdragen loopt sterk uiteen: blijven de auteurs in sommige gevallen steken in het formuleren van de opleiding, gedragscode en werkwijze van de ideale tolk vanuit een tamelijk elementair en normatief perspectief, in andere gevallen worden aan de hand van een of meer (soms zeer uitgebreid gepresenteerde) case-studies de dilemma’s en problemen van de gerechtstolk als interculturele bemiddelaar inzichtelijk gemaakt. Duidelijk wordt daarbij hoezeer deze aan handen en voeten gebonden is door de institutionele context. Hoewel de conclusies van beide soorten artikelen dezelfde zijn ‒ een pleidooi voor de erkenning van de complexiteit van het werk van een gerechtstolk ‒ valt ook nu weer op hoeveel zinniger een descriptieve benadering is dan een puur normatieve.

Ook in de bijdragen waarin het systeem en zijn producten als uitgangspunt zijn gekozen, is ruimschoots aandacht voor de essentiële rol van de vertaler als bemiddelaar, en wordt gepleit voor een autonome en voor de buitenwereld duidelijk zichtbare opstelling van deze beroepsgroep. Met name in de sectie Responding to Change and Difference worden juridische systemen daarnaast vanuit een ideologisch perspectief belicht, waardoor de schijnbare objectiviteit en neutraliteit van het recht in een ander, multicultureel, en dus conflictueus daglicht worden geplaatst.

Zijn er dan geen minpunten te noemen? Toch wel, en ook die dienen belicht te worden. Het feit dat de meeste bijdragen geschreven zijn vanuit het perspectief van het Anglo-Amerikaanse systeem van Common Law bemoeilijkt soms het begrip ervan voor lezers die daarin niet goed thuis zijn, zeker als dit systeem gecontrasteerd wordt met andere juridische stelsels. Ook de voorkeur van de samensteller voor exotische contexten (tolken voor Aboriginals, Japanse juridische documenten) confronteert de lezer met soms zeer lange transcripties van onbegrijpelijke fragmenten, waardoor de rode draad niet altijd even goed te volgen is. Bovendien verhullen het spectaculaire materiaal en de technische complexiteit van de gepresenteerde casussen soms de magerte van de argumentatie van dergelijke bijdragen; ook een exotisch ogend verhaal kan immers eindigen met conclusies van de koude grond. De omvang en diversiteit van de bundel verhinderen echter dat deze nadelen zwaar wegen: uiteindelijk zal iedere lezer, ongeacht zijn achtergrond, een aantal stukken van zijn gading kunnen vinden.

Vanuit ‘Europees’ perspectief biedt deze bundel bovendien een extra dimensie: hij geeft een kijkje in de keuken van de Amerikaanse houding ten aanzien van meertaligheid, multiculturaliteit en vertalen. De traditionele ontkenning, door de Amerikanen zelf, van het gegeven dat de Verenigde Staten een wezenlijk meertalige samenleving zijn, lijkt ‒ getuige de uit dat land afkomstige bijdragen ‒ nu eindelijk doorbroken te worden. Veelzeggend is in dit verband het commentaar van de samensteller: ‘Legal systerns do not any Jonger clash only elsewhere today. They do so today in the heartland of America’ (p. 3). Maar de aanwezigheid van andere socio-culturele systemen in de VS wordt niet alleen zichtbaar gemaakt door de vele nationaliteiten van de verdachten in de zaken die besproken worden. Ook gebeurt dat doordat de invloed van deze systemen, en dan met name van de Spaanstalige cultuur, op bijvoorbeeld de vorming van de rechtsstelsels van de diverse Amerikaanse staten in kaart wordt gebracht. Ook aardig om te zien is dat in de sectie Professional Issues, Professional Practice een aantal malen door Amerikaanse auteurs verwezen wordt naar inzichten afkomstig uit vertaalwetenschappelijke stromingen uit Europa, en dan met name naar de publicaties van de Neuorientierung. Een van die bijdragen heet zelfs: ‘A New Wind of Quality from Europe’ ‒ blijkbaar is de herkomst van de geciteerde inzichten opvallend (of onverwacht?) genoeg om expliciet genoemd te worden.

Het feit dat deze bundel is opengesteld voor bijdragen vanuit de gehele wereld wordt door de samensteller in zijn inleiding gebruikt als bewijs voor het bestaansrecht van de ATA als wereldwijde belangenorganisatie ‒ iets waarover hij zich zeer verheugt. Voor mij als Nederlandse lezer is het vooral verheugend dat in deze Amerikaanse bundel ruimte is gemaakt voor een veelvoud van stemmen en invalshoeken. Dit maakt Translation and the Law tot een aanwinst voor het vakgebied.

 

Bibliografie
Balkema, J.P. & G.R. de Groot, red. 1987. Recht en vertalen. Deventer: Kluwer.

De Groot, G.R. red. 1993. Recht en vertalen II. Deventer: Kluwer.

Sauer, C. 1986. ‘Institutioneel en interactioneel handelen in de rechtszaal’, in: A. Scholtens & T.P.A.F. Springorum, red. Gespreksanalyse: Uitgangspunten en methoden van gespreksanalytisch onderzoek. Overasselt: eigen beheer. p. 171-194.