Amsterdam, 19 maart 2024
Lieve Désirée, Elies en Eva,
Allereerst wil ik jullie bedanken voor de brieven die jullie hebben gepubliceerd in Filter 30:4 over het meertalige bos van Hélène Cixous en Cécile Wajsbrot. Wat een mer à boire, wat een rijkdom! Het is of er op elke bladzijde nieuwe ramen opengaan, de ruimte in, maar vooral de diepte van de geschiedenis in, zoals die ligt opgeslagen in de taal. Hun taal, of talen. Zoals Cixous het zegt: te zijn opgegroeid in meer dan één taal, in haar geval Frans en Duits, ‘mon enfance à doublelangue’, betekent voor haar dat de ene taal overgaat in de andere, en in het spel met die twee talen ervaart zij als kind ‘de oerscène’ van het feit dat je niet één individu bent maar twee, dat de ander altijd bij je is, dat je niet zit opgesloten in die ‘cel van het eigene, van het nationale’, maar naar believen over de oevers kan treden. Ze ontdekt ‘le délice de s’étranger sans peine’. Bij gebrek aan een Nederlandse vertaling pak ik de Duitse van Esther von der Osten erbij. Zij vertaalt die zin zo: ‘Wonne, sich mühelos zu fremden.’ Het werkwoord ‘fremden’ bestaat in het Duits net zomin als het Franse ‘s’étranger’, maar past hier wonderbaarlijk goed. Moet je om Cixous te vertalen dus nieuwe woorden bedenken? En als dat niet lukt en je wilt per se de betekenis(sen) van het Frans redden, moet je dan iets explicieter vertalen, zoals Von der Osten elders doet? Als Cixous haar 102-jarige moeder helpt om Duitse woorden uit de vergetelheid te redden, schrijft ze: ‘Nous luttons à deux langues maintenant, pour retenir l’allemand dans la chambre du cœur’ (p. 29). Voor ‘retenir’ zie ik in het Duits twee werkwoorden: ‘behalten’= behouden, en ‘aufhalten’= (het vertrek) tegenhouden: ‘Wir kämpfen jetzt in zwei Sprachen, um das Deutsche in der Kammer des Herzens zu behalten, es aufzuhalten.’
Nog even over die vertaling. Op pagina 41 van de brontekst lees je: ‘Je pressens la brutalité sourde de la langue coupée’, een krachtige, korte zin. In het Duits worden het er twee, waarin ook nog eens het werkwoord ‘pressentir’ in tweeën wordt gesplitst en waarin de dubbele betekenis van het woord ‘langue’ wordt geëxpliciteerd: ‘Ich ahne, fühle schon die dumpfe Grausamkeit einer abgeschnittenen Zunge. Von der Sprache abgeschnitten zu sein.’ Wat vinden jullie van deze methode, vraag ik me af, en hoe ben jij, Désirée, omgegaan met de dubbele betekenissen van woorden bij het vertalen van Gare d’Osnabrück à Jérusalem?
Ineens moet ik denken aan Die gerettete Zunge, de titel van het eerste deel van de autobiografie van Elias Canetti (1905-1994), die andere meertalige schrijver. Hij verhuisde als kind na de vroege dood van zijn vader in 1913 met moeder en broertjes van Russe in het huidige Bulgarije naar Wenen, vervolgens in 1916 – vanwege het oorlogspatriottisme in Oostenrijk – naar het neutrale Zwitserland, waar hij uiteindelijk pas op zijn twaalfde (!) Duits leerde, de taal die hij voortaan als zijn ‘eigentliche Heimat’ beschouwde, zoals blijkt uit deze aantekening uit 1944: ‘Die Sprache meines Geistes wird die deutsche bleiben’ (Die Provinz des Menschen). Valt hier niet een zekere verwantschap met de ervaring van Cixous te bespeuren, mutatis mutandis?