In Nederland is in de afgelopen zestig jaar de belangstelling voor het boeddhisme in zijn algemeenheid sterk toegenomen. Er is grote interesse ontstaan in allerlei vormen van meditatie. Ook de op boeddhistische principes gebaseerde mindfulness, die in de jaren tachtig van de vorige eeuw door Jon Kabat Zinn werd geïntroduceerd, is populair geworden en vandaag de dag kun je binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg een compassietraining volgen. Beide vormen van training zijn afkomstig uit de Bodhicaryavatara, een klassieke Tibetaanse tekst in verzen, de opgetekende lessen van Shantideva, een monnik uit de achtste eeuw. De focus van het Mahayana-onderricht, waar de Bodhicaryavatara deel van uitmaakt, is in de woorden van de Dalai Lama:
[…] cultivating a mind wishing to benefit other sentient beings. With an increase in our own sense of peace and happiness, we will naturally be better able to contribute to the peace and happiness of others. Transforming the mind and cultivating a positive, altruistic and responsible attitude are beneficial right now. (Padmakara Translation Group 2006: xi).
Compassie en bodhicitta, het verlangen verlichting te bereiken ten behoeve van voelende wezens, dat is waar deze tekst over gaat. Shantideva beschrijft hoe zijn eigen proces verlopen is. Hij vertelt welke oefeningen en trainingen hij gedaan heeft om compassie en bodhicitta te ontwikkelen, zodat anderen die verlichting willen bereiken dat ook kunnen doen. De tekst is een boeddhistisch leerdicht, een systematisch opgebouwd ‘handboek’ in verzen, waarbij per hoofdstuk een bepaald onderdeel beoefend wordt, waarna men, als dat volledig beheerst wordt, aan het volgende deel kan beginnen.