Groen vertalen    3-10

Een inleiding

Elies Smeyers
Jeske van der Velden

‘Ik houd niet van de term nature writing, want wat zeg je daarmee? Schrijvers die spreken “namens de natuur”, dat vind ik helemaal erg. Hoe kun je als mens denken dat je kan spreken voor de natuur of dat je de natuur een stem mag geven?’ Aldus Miek Zwamborn onlangs in een interview.1 Groen vertalen, natuurvertalen, eco-translation… het lijken op het eerste gezicht synoniemen of overlappende concepten. In feite omvatten ze een heleboel uiteenlopende praktijken en ideeën: je vertaalgewoonten vergroenen en bewustzijn creëren over het gebruik van technologieën zoals AI; het schrijven en vertalen van nature writing of liever nature(’s) narratives; het bepleiten van een diepgaand theoretisch her-denken van concepten en paradigma’s binnen de vertaalwetenschap. De gemene deler is de positie die vertalers, vertalingen en de vertaalwetenschap bekleden in een wereld waarin het belang van klimaat en ecologie niet langer genegeerd kan worden. De vraag is wat vertalers kunnen, of moeten bijdragen. Is (goed) vertalen misschien inherent ‘groen’?

In Filter werd de link tussen vertalen en ecologie al eerder gelegd, zij het metaforisch, toen we in nummer 28:4 de positie van (jonge) vertalers vergeleken met die van andere met uitsterven bedreigde kruisbestuivers. Nu vraagt een vooraanstaand vertaler zich in dit nummer af of niet alle vertalers een bedreigde diersoort vormen. Te lage betaling, te strakke deadlines, te beperkte appreciatie voor de beroepsgroep maken het beroep maar weinig aantrekkelijk. De bedreiging die AI mogelijk vormt, kwam in dat nummer nog niet ter sprake. Met de lancering, eind 2022, van het intussen alom bekende en gebruikte ChatGPT werd echter een revolutie ontketend die door sommigen wordt toegejuicht, door anderen met angst wordt gevolgd, terwijl weer anderen er schouderophalend aan voorbijgaan. In alle drie de gevallen gaat dat vaak gepaard met onwetendheid en dat is niet onlogisch, aangezien het moeilijk is een concrete voorstelling te maken van, of voorspelling te doen over de impact en ontwikkeling van kunstmatige intelligentie – zelfs voor specialisten ter zake. In Filter 30:3 lieten Martin de Haan en Christophe Declercq hun licht al schijnen op de impact van AI op het beroep van (literair) vertalers en werd al melding gemaakt van de (onvoorziene?) milieuschade. Anne Marie Koper stelt in dit nummer nog uitgebreider vragen bij niet alleen de menselijke, maar ook de ecologische gevolgen. Ze betreurt dat er nog geen energielabel bestaat voor AI, want ‘als er zo’n label zou zijn, zou duidelijk worden dat vertalers veruit de groenste optie zijn’. Niettemin maken literair vertalers er soms ook uit eigen beweging gebruik van, zoals Martin de Haan bij zijn recentste Houellebecqvertaling: het kan een handig hulpmiddel zijn, waarom het dan niet inzetten ter ondersteuning van het menselijke vertaalwerk? (De Haan 2023: 32-33) De klok kan nu eenmaal niet worden teruggedraaid naar een tijd voor de komst van ChatGPT, en de actuele situatie hoeft niet noodzakelijk betreurenswaardig te zijn zolang we bewust en met de nodige reserves omspringen met deze nieuwe technologische ontwikkelingen. Zoals vaker is het misschien niet de technologie zelf die nuttig of schadelijk is, maar eerder het al dan niet ethische gebruik dat de mens ervan besluit te maken, en de mate waarin die zijn verantwoordelijkheid erkent.

Bewustwording, ja zelfs een ‘bewustzijnstransformatie’ (Buelens 2020: 14), is noodzakelijk om een ecologische ingesteldheid te ontwikkelen, ook voor vertalers. In de vertaalwetenschap wordt er druk gedacht en geschreven over een groene omwenteling. Séverine George en Marie-Laure Faurite geven er met hun ‘écotraduction’ een praktische invulling aan (2020). Michael Cronin (2017) kiest, net als İlayda Buse Demirci in dit nummer, voor een meer existentieel-filosofische interpretatie van het concept ‘eco-translation’. Waar George en Faurite een bijna schooljuffrouwachtig afvinklijstje maken van kleine en grotere ingrepen die (individuele) vertalers in hun dagelijkse vertaalpraktijk kunnen doen om hun ecologische voetafdruk te verkleinen – van zuinig omspringen met papier tot kiezen voor de meest ecologische zoekmachine of het opruimen van een overvolle en dus energieverslindende mailbox –, gaat het er in de meer (existentieel-)filosofische benaderingen om onze plaats in de wereld en onze (nederige) relatie ten opzichte van andere materies, dier- en plantensoorten te erkennen. Die relatie impliceert ook ‘ethisch handelen, dat wil zeggen afzien van het toebrengen van schade’ en onze verbondenheid met de rest van de wereld erkennen. Die erkenning lijkt aan te sluiten bij de boeddhistische levensvisie die ook in het Westen sinds halverwege de vorige eeuw zijn ingang vindt. In hun artikel in dit nummer omschrijven Jytte Kronig en Anja van de Wege, vertalers van de Bodhicaryavatara, het bereiken van verlichting als ‘het inzicht in de absolute natuur van alle dingen’. De mens staat niet los van de natuur, maar is daar onderdeel van. Die intrinsieke verbondenheid met de wereld om ons heen viel ook Janne Van Beek steeds meer op sinds ze De paddenstoel aan het einde van de wereld vertaalde.

Proberen de natuurlijke wereld rondom ons in al haar facetten beter te begrijpen zonder haar te zeer te vermenselijken is een oefening in balanceerkunst – zeker voor wie werkt met zo’n menselijk gegeven als (geschreven) taal. Miek Zwamborn lijkt daar echter keer op keer wonderwel in te slagen in haar kunstige bijdragen waarin ze haar intieme band met het ruige landschap van het eiland Mull tot uitdrukking brengt in een fascinerende combinatie van beeldende kunst, literatuur en vertaling. Dieper doordringen in het landschap en de natuur, ernaar luisteren, ze niet louter als decor of instrument zien maar in hun eigen hoedanigheid, is vaak een eerste stap naar een ecologisch bewustzijn. Mycologen, dendrochronologen en allerhande natuur- en klimaatwetenschappers proberen bijvoorbeeld de manier waarop schimmels communiceren of bomen via hun jaarringen een ecologische en geologische geschiedenis vertellen te ‘vertalen’.2 Zij slagen er de laatste jaren wonderwel in om met hun populairwetenschappelijke boeken een relatief groot, niet-gespecialiseerd, geïnteresseerd publiek te bereiken. Veel van dergelijke boeken komen in het Nederlandse taalgebied terecht via vertalingen. Dat het lezen en vertalen ervan vaak ook esthetische ervaringen teweegbrengt, laat begenadigd natuurboekenvertaler Nico Groen zien in zijn bijdrage aan dit nummer. Over esthetische ervaringen gesproken: in het Vlaamse televisieprogramma Niks te zien,3 gepresenteerd door een blinde host die met Vlaamse muzikanten op zoek gaat naar sonore (reis)ervaringen, verscheen onlangs de Zwitserse landschaps- en geluidkunstenaar Ludwig Berger, die zich onder andere bezighoudt met de klankregistratie van smeltende gletsjers. Op de vraag waarom hij probeert die voor de mens onhoorbare geluiden hoorbaar te maken, antwoordde hij dat dit soort geluiden de mens in staat stellen een andere relatie met de natuur op te bouwen en hen kunnen aanzetten tot ecologischer handelen: ‘Als je de gletsjer eenmaal hebt gehoord, is het niet langer zomaar “iets” maar wordt het “iemand” met een eigen stem en kan je er empathie voor ontwikkelen.’ Als mens blijven we toch vaak de noodzaak voelen om de natuur te vermenselijken en pas dan stil te staan bij de waarde en het bestaansrecht ervan. Of de natuur en materie om ons heen nu vermenselijkt wordt of niet, het creëren van een existentialistisch-esthetische ervaring door intersoortelijke en/of intertalige vertaling lijkt ons een stap in de juiste richting in de totstandkoming van een dieper ecologisch besef.

In zijn introductie bij het boek Eco-translation: Translation and Ecology in the Age of the Anthropocene (2017) definieerde Michael Cronin de klimaatcrisis als een ‘hyperobject’. Volgens hem gaat het om een in tijd en ruimte dusdanig langdurig en omvangrijk fenomeen dat het moeilijk te vatten is voor de mens – oorzaak en gevolg kunnen vaak niet onmiddellijk of tezamen worden waargenomen en afhankelijk van waar of wanneer we ergens zijn worden we steeds maar met een stukje van dat hyperobject geconfronteerd. Niettemin kunnen we ons daar niet langer achter verschuilen, want het hedendaagse eco-kritische discours is lang niet zo nieuw als soms wordt verondersteld of klimaatjongeren ons willen doen geloven (Buelens 2022). Een tekenend voorbeeld is het boek Silent Spring van de Amerikaanse biologe Rachel Carson, dat al in 1962 verscheen en als een van de eerste boeken een duidelijk verband legde tussen het grootschalig gebruik van pesticiden en een zwaar verstoord ecosysteem. Bovendien had het boek ook daadwerkelijk maatschappelijke impact doordat het heel wat Amerikaanse burgers ertoe bracht zich te verzetten tegen de milieuvervuilende praktijken in landbouw en industrie – met wettelijke maatregelen ter beteugeling van pesticidegebruik en verbetering van het leefmilieu als positief gevolg. Silent Spring werd al in 1963 door Adelaide H. van Loon in het Nederlands vertaald als Dode lente. Maar of het toen werd opgemerkt? Dat het boek in 2022 hervertaald werd door Nico Groen onder de titel Verstild voorjaar illustreert de hernieuwde – en afgaande op de receptie, waarschijnlijk ook vergrote – interesse in ecologie. Dat de thematiek nog steeds relevant is, wijst er helaas op dat we onze les nog altijd niet hebben geleerd. De urgentie om te handelen neemt toe, en daar moeten we ons ook in onze rol van vertaler bewust van zijn. Hoe springen we om met onze ‘grondstoffen’ en ‘hulpbronnen’? Op welke manier vertalen we boeken over de natuur, het klimaat en ons ecologisch systeem? Zijn we ons voldoende bewust van de mogelijk esthetisch-existentiële ervaring die een natuurnarratief kan opwekken en zijn de bewoordingen die we kiezen geschikt om de beschreven klimaatproblematiek treffend en acuut over te brengen? Denk aan de keuze die een toonaangevend dagblad als The Guardian maakte om niet langer van ‘climate change’ te spreken maar van ‘climate crisis’ en niet langer van ‘global warming’ maar van ‘global heating’ om beter weer te geven hoe groot de dreiging in feite is (Carrington 2019). Mogen ook vertalers in bepaalde gevallen ingrijpen als gevolg van de snel veranderende klimatologische omstandigheden? Hoe kunnen vertalers bijdragen aan een groenere boekensector? Want ook al willen we niets liever dan een florerend boekenlandschap, er zit ook een keerzijde aan overgecommercialiseerde boekproductie met (te) snel verramsjte en zelfs versnipperde boekenstapels tot gevolg, zoals Emilia Menkveld eerder dit jaar aankaartte in de Volkskrant (Menkveld 2024). Ja, ook dit eigenste Filter-nummer laat een ecologische voetafdruk na. Natuurlijk pleiten we er allesbehalve voor om te stoppen met maken, creëren en produceren – we vinden er veel van onze menselijkheid en onze zingeving in – maar wel om er veel bewuster mee om te gaan. In plaats van het leespubliek te overvoeren met in sneltreinvaart geproduceerde vertalingen, zou het zoveel beter zijn voor onszelf en voor de wereld als vertalers systematisch de tijd zouden krijgen om aandachtiger te kunnen werken en als consumenten een eerlijke prijs overhadden voor het eindresultaat. Als ‘true pricing’4 meer zou worden toegepast, zouden heel wat wegwerpartikelen onbetaalbaar worden, wat duurzame en mooie producten van goede kwaliteit, zoals zorgvuldig uitgegeven vertalingen ten goede zou kunnen komen – al vereist deze verandering ten goede wellicht ook een cultuurverandering in bredere zin en zou de toegang tot literatuur ook voor lezers met minder middelen gewaarborgd moeten worden. En ook al is er in de strijd voor een leefbare planeet ongetwijfeld heil te vinden in tal van technologische innovaties, soms is rechtstreeks investeren in de mens, in casu de vertaler, misschien wel een veel betere én gemakkelijkere oplossing. Laat ons vooral leren uit wat we in het verleden – soms onherroepelijk – verknoeid hebben en behoedzaam omspringen met de beroepsgroep van de literair vertaler. Een gerooid bos groeit nooit in dezelfde weelde terug, erger nog, voor zeldzame, ondergewaardeerde soorten geldt het motto ‘extinct is forever’ (Buelens 2020: 72).

 

Noten
1 In een interview van 3 augustus 2024 in De Standaard vertelt Miek Zwamborn dat ze voor een literair festival in Utrecht iets moest schrijven over nature narratives. Het literair festival in kwestie is het ILFU en spreekt in de aankondiging van zijn programma zelf van ‘Nature’s Narrative’, waarbij de nadruk dankzij de bezitsaanduidende apostrof + s dus nog uitdrukkelijker ligt op het ‘aan het woord laten’ van de natuur zelf.

2 In haar goed verkochte en bekroonde boek Wat bomen ons vertellen (2020) citeert de Vlaamse dendrochronologe Valerie Trouet een van de grondleggers van de dendrochronologie, Andrew Ellicott Douglas, die expliciet de term ‘vertalen’ in de mond neemt: ‘Door het verhaal van de bomen te vertalen, hebben we de horizonten van de geschiedenis verder teruggedreven’ (Trouet 2020: 15).

3 De aflevering kan worden herbekeken op vrtMAX: https://www.vrt.be/vrtmax/a-z/niks-te-zien/1/niks-te-zien-s1a1/

4 ‘True pricing’ houdt in dat de prijs van een product wordt berekend op basis van de ecologische en sociale impact van het productie- en distributieproces ervan.

 

Bronnen
Buelens, Geert. 2022. Wat we toen al wisten. De vergeten groene geschiedenis van 1972. Amsterdam: Querido Facto.

Carrington, Damian. 2019. ‘Why the Guardian is changing the language it uses about the environment’, The Guardian, 17 mei 2019.

Cottyn, Hans. 2024. ‘Schrijver en kunstenaar Miek Zwamborn leeft op een Schots eiland: “Ik ga bij het zeewier naar school”’, De Standaard, 3 augustus 2024.

Cronin, Michael. 2017. Eco-translation: Translation and Ecology in the Age of the Anthropocene. New York: Routledge.

Declercq, Christophe. 2023. ‘Het konijnenhol in? Creativiteit en authenticiteit versus automatisering van tekstproductie en taalvervlakking in het AI-tijdperk’, Filter, 30:3, p. 35-41.

George, Séverine & Marie-Laure Faurite. 2020. ‘L’écotraduction, ou le traducteur en transition. Optimiser son environnement de travail pour réduire son empreinte écologique’, Traduire: Revue française de la traduction, 242, p. 6-22.

Haan, Martin de. 2023. ‘Ai ai ai! Reactie op het ATLAS/ATLF-manifest’, Filter, 30:3, p. 30-34.

https://www.theguardian.com/environment/2019/may/17/why-the-guardian-is-changing-the-language-it-uses-about-the-environment

Menkveld, Emilia, Heleen Oomen, Elies Smeyers & Eva Wissenburg. 2021. ‘Jonge vertalers: met uitsterven bedreigd?’, Filter, 28:4, p. 22-28.

Menkveld, Emilia. 2024. ‘Wat gebeurt er met de bestsellers die toch niet zo best sellen?’, de Volkskrant, 12 januari 2024.

Trouet, Valerie. 2020. Wat bomen ons vertellen. Een geschiedenis van de wereld in jaarringen. Tielt: Lannoo.