Veel vertalers streven naar meer zichtbaarheid (#noemdevertaler) en meer erkenning voor hun onontbeerlijke werk (#roemdevertaler). En terecht: wat te doen zonder deze ‘bruggenbouwers’ tussen talen en culturen? Dankzij hen kunnen we teksten lezen in talen die we zelf niet machtig zijn en kennismaken met ideeën en personages uit soms verre, vreemde oorden en culturen. Dankzij vertalers en tolken kan er in conflictsituaties aan de onderhandelingstafel worden plaatsgenomen en is er een kans op wederzijds begrip – hoe miniem ook.
Maar elke medaille kent een keerzijde. Als de vertaler wordt opgemerkt door een literaire recensent is dat vaak om duidelijk te maken hoe die de woorden van de auteur verwringt, om vertaalblunders op te sommen of om de vertaler (geheel onterecht) een ongelukkig geachte titelkeuze in de schoenen te schuiven. In situaties van oorlog of conflict kunnen vertalingen manipulatief worden ingezet, weerspiegelen ze vaak ongelijke machtsverhoudingen en worden tolken vaak door alle partijen met argwaan bejegend. Op die manier rijst al even snel het klassieke beeld van de vertaler als ‘verrader’ die al dan niet bereidwillig manipuleert en vervormt, die zowel tegenover de brontekst als het doelpubliek tekortschiet – zo wordt hij zowaar de tegenpool van de culturele bruggenbouwer of talige ‘veerpont’ die interculturele uitwisselingen mogelijk maakt en bevordert: hij veroorzaakt wrijvingen met alle gevolgen van dien voor zijn auteur, lezers,… en zichzelf.
In dit nummer wordt duidelijk hoe beide zijden van de medaille een rol spelen in de hachelijke grenspositie van de vertaler, die zich tussen talen en taalvarianten, tussen conflicterende belangen en tussen tegenstrijdige interpretaties en visies staande moet houden zonder daarbij zelf ooit volledig neutraal of onpartijdig te kunnen (of willen) zijn.