De Martinikaan Frantz Fanon (1925–1961) vocht vanaf 1943 als vrijwilliger in het Franse leger, werkte als psychiater in ziekenhuizen in Algerije, Tunis en Frankrijk, was schrijver en filosoof, engageerde zich vanaf 1955 voor een onafhankelijk Algerije, en werd bekend als theoreticus van de (Algerijnse) revolutie.1 Hij maakte deel uit van de militaire staf van het Algerijnse bevrijdingsleger (ALN) die tijdens de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1954–1962) clandestien in Tunis bijeenkwam. Zijn belangrijkste werken werden in Nederland pas tien jaar na zijn dood uitgebracht, in 1971 bij uitgeverij Bruna te Utrecht. Eerst De verworpenen der aarde (vertaling Han Meyer), dat hij vlak voor zijn dood schreef (eind 1960 werd bij hem leukemie vastgesteld), en daarna Zwarte huid, blanke maskers (vertaling Evelien van Leeuwen), dat acht jaar eerder, in 1952, in het Frans was gepubliceerd. Het was zijn debuut, hij schreef het op 27-jarige leeftijd. Les damnés de la terre uit 1961 is een klassieker, een ‘Bijbel’ die met het beroemde voorwoord van Sartre wereldwijd antikolonialen en black-poweractivisten wist te inspireren (Note 2019: z.p.)
In 2017 wijdde Stephan Sanders in De Groene Amsterdammer een artikel aan de actualiteit van Frantz Fanon aan de hand van de Nederlandse vertaling Zwarte huid, blanke maskers uit 1971. Sanders stoorde zich niet aan de woorden ‘blank’ en ‘neger’ die vertaalster Eveline van Leeuwen gebruikte. Zo vertaalt zij: ‘Zolang de neger in zijn eigen omgeving is, hoeft hij zich niet te handhaven, afgezien van wat kleine schermutselingen’ (Fanon 1983: 73). In het Frans gebruikt Fanon ‘le Noir’ (steeds met hoofdletter). Twee jaar na de publicatie van Sanders’ artikel, in 2019, zou een nieuwe vertaling verschijnen waarin ‘blanke maskers’ wit waren geworden. Bij Jeanne Holierhoek klinkt het zo: ‘Zolang de Zwarte in zijn eigen omgeving is, hoeft hij zijn être pour autrui – om een sartriaanse uitdrukking te gebruiken – niet te ervaren, of hoogstens wanneer zich kleine interne conflicten voordoen’ (Fanon 2019: 99).
[...]
Een opvatting die ervan uitgaat dat bemiddeling uit den boze is, heeft geen oog voor het inherent interpretatieve aspect van het vertaalproces, dat nooit in een vacuüm plaatsvindt en steeds door niet alleen linguïstische maar ook historische, ideologische, culturele en andere contexten wordt beïnvloed. Met andere woorden: er zijn veel meer stemmen in een vertaling aanwezig dan de vertalersstem. ‘Wit’ en ‘zwart’ , ‘nègre’, ‘noir’ en ‘Noir’ zijn bovendien sociale constructies en tijdgebonden. Bij iedere vertaling zijn er vanuit de doelcultuur altijd naast de vertaler nog andere instanties en conventies betrokken die het vertaalproces op een voor de lezer onzichtbare manier beïnvloeden. Jeanne Holierhoek werd bijvoorbeeld geconfronteerd met de eisen van de rechthebbenden die zich letterlijk in het vertaalproces hebben gemengd. De door de vertaalster voorgestelde strategie van het doseren van het ‘n-woord’, kon niet op bijval rekenen van de kant van de rechthebbenden. Daarnaast moest de vertaling verschijnen zonder voor- of nawoord.