Gevoelige woorden – ter inleiding    3-4

De redactie

 

 

 

Waar gebeurd: op 21 oktober jongstleden hadden alle Australische kranten hun voorpagina’s zwart gelakt, uit protest tegen een als censuur ervaren wetswijziging en meer concreet de inperking van de persvrijheid die daarmee gepaard gaat. Een verregaande maatregel, want er bleef niet meer te lezen over dan de naam van de krant en hier en daar een loslopend woordje als ‘nursing’ en ‘homes’. Zwarte balken over ogen of letters: het is een dramatische zaak. Ze staan symbool voor een discussie die we wereldwijd meemaken en die, toegespitst op taal en uiting, laat zien wat we allemaal weten: dat culturele klimaten veranderen, dat de taal verandert, dat gevoeligheden van het ene op het andere moment anders kunnen komen te liggen.

Laten we het beperken tot vertalen en uitkomen bij de onvolprezen meesters van taalgevoeligheden, de vertalers. Kunnen we ons voorstellen dat er woorden of zinsneden worden geschrapt of weggemoffeld uit naam van een ideologie, een godsdienst of een moraal, of zelfs uit naam van de waan van de dag? Ja, het gebeurt. En wat doen we zelf? Het staat buiten kijf dat de vertalersvrijheid in dergelijke gevallen in het geding is: het recht van de vertaler om te vertalen zoals zij of hij wil. Een andere vraag is van praktischer want technische aard: wat doe je in voorkomende gevallen als woorden die bij het schrijven ervan onproblematisch waren, bij het vertalen gevoelig liggen?

Wat gebeurt er zoal met boeken in dat inmiddels meest exotische land ter wereld, de Verenigde Staten? Daar worden steeds meer publicaties aangepast aan de huidige tijd in naam van een algemeen aanvaarde, maar vermeende en dus geconstrueerde politieke correctheid. Nu is politieke correctheid per definitie een contradictio in terminis, want als er één slag mensen is die het onderling nooit eens zijn, zijn dat opinion leaders, politici en beleidsmakers. Wat voor de een correct is, is voor de ander beschamend.

Vertalersvrijheid lijkt ook al een in zich tegenstrijdig begrip – vanouds hebben die twee woorddelen op elkaar ingewerkt als tegenpolige magneten. Vrijheid is een illusie, daarvoor trekken de teugels die je aangelegd hebt gekregen je bij elke stap al meteen terug. De grote groep die tegen zogenaamd vrij vertalen is, staat dienstbaar vertalen voor. Daar zit ook een probleem, want dat dienstbare – het al te dienstbare – is in het geding als het om censuur gaat of om inperkingen die voortvloeien uit instructies, oekazes en verzoeken vanuit hoofdredacties van kranten en uitgeverijen. De vrijheid waar het hier om gaat is een ethische kwestie met technische gevolgen. Het correcte waar het hier om gaat is niet meteen iets grammaticaals, maar ook iets dat van meet af aan raakt aan ethiek: aan het streven om trouw te zijn aan de auteur, aan haar of zijn intentie bijvoorbeeld. Maar ook aan de auteur en zijn of haar intentie op het moment van schrijven, zodat de kwestie een historische dimensie krijgt: aan de woorden zoals die ooit geuit werden. Hoelang geleden ook. Als er in de Bijbel slaven rondlopen of bij een toespraak van Paulus alleen mannelijke toehoorders worden aangesproken, kun je dat wel gaan bijschaven of toesnijden op de moderne dan wel wenselijk geachte leest, maar dan ben je de boel behoorlijk aan het vervalsen. 
Een vertaler wordt steeds geconfronteerd met wat niet uit haar of hem komt: wat moet-ie ermee? Neem dit fragment uit het tweede deel van De Thibaults (2015: 665–656), in de woorden van Anneke Alderlieste:

Gise antwoordde niet. Haar strelende blik, de blik van een trouw dier, werd dof. Ze liet haar koffers op de grond zakken. Op haar mulattengezichtje, dat asgrauw was geworden, leek spontaan een uitdrukking van ontsteltenis te verschijnen […] Als ze zich zo liet gaan, met ronde schouders, zware borsten en een ontspannen gezicht, verloor ze eensklaps alle charme van de jeugd. Het was niet langer ‘Zwartkop’ de kleine wilde, maar een willekeurige gekleurde slavin met een log lichaam, dikke lippen en een wijde uitdrukkingsloze blik, die fatalistisch het leven van een slaafs ras aanvaardde.

Gise is een jonge vrouw, vóór in de twintig, en ze is geen slavin en ook nooit geweest; ze is het nichtje van de gouvernante van de familie Thibault, geboren uit een gemengd huwelijk tussen de broer van de gouvernante en een zwarte vrouw. Intussen is zij een non in Engeland. De vraag is: waarom is hier niet over gestruikeld? Omdat Roger Martin du Gard eerder schreef dan mensen als Frantz Fanon of James Baldwin, twee auteurs wier vertaalde boeken in 2019 voor reuring zorgden vanwege de vertaling? Maar zoveel scheelt dat niet, en hier steekt een veel evidenter wit vooroordeel de kop op dan bij Fanon of Baldwin. Misschien komt het omdat dit boek gevoelige woorden als ‘zwart’ en ‘wit’ niet in de publiciteit thematiseert (omslag, interviews, discussies, parateksten)? Dat kan heel goed. Omdat De Thibaults een dik fictieboek is waarin Gise en haar huidskleur geen cruciale rol spelen? Dat lijkt ook zeker een mogelijke verklaring. Overgeplaatst naar de huidige tijd, waarin je steeds meer moet oppassen als je zekere woorden gebruikt: is het een combinatie van toeval en uitgeverspolitiek (media-aandacht en identiteitsgevoel die elkaar versterken) als een specifiek gemotiveerd activisme zich op en tegen een boek en/of vertaling richt?

In de redactie van Filter hebben we het afgelopen jaar uitgebreid en herhaaldelijk over deze problematiek gesproken, want er kwamen nogal wat vertalingen in het gedrang. En we werden voortdurend geholpen door de media waarin de discussies over identiteit, sekse en kleur niet van het scherm, de sites en de pagina’s weg te slaan waren. Naar aanleiding van De Thibaults noemde één van ons het verstopte racisme, antisemitisme, seksisme in de literatuur ‘draden geweven in de textuur van de taal’, en als je eens los kwam van het grove werk, van opgewonden activisme enzovoorts, zou je misschien op een andere manier kunnen aantonen hoe ons denken, spreken en schrijven bepaald worden door vooroordelen die de tekst kleuren. Dan kunnen we begrippen als ‘Gouden Eeuw’ en ‘blanke slavinnen’ zowel handhaven als ze bezigen met een kritische tongue-in-cheek. Taalkundige schoonmaakoperaties zijn eindeloos, aldus Arnon Grunberg in de Volkskrant van 17 september jl. ten tijde van de gouden-eeuwrel. Hij betwijfelt of het nieuwe kuisen bijdraagt aan een kritische omgang met het verleden: ‘Is “tot slaaf gemaakte” beter dan “slaaf”? Zijn er mensen die goed bij hun hoofd zijn en geloven dat het woord “slaaf” vrijwilligheid impliceert?’ In dit nummer van Filter acht opstellen die de consequenties verkennen van bovenstaande problematiek voor het vertalen, geformuleerd met een verschillende mate van gevoeligheid. (red.)