Begin 2019 belandde er, twee jaar na Anna Karenina (Tolstoi 2017), een nieuwe Bolandvertaling in de schappen. Net als twee jaar geleden werd er in de media op de grote trom geslagen; de trom resoneerde nog luider, zo blijkt uit een interview in De Wereld Draait Door (13 maart) waarin Boland tot ‘meestervertaler’ wordt gepromoveerd. Het werk dat hij ditmaal had vertaald was Misdaad en straf (2019), een van de magna opera van Fjodor Dostojevski.
Begin 2019 belandde er, twee jaar na het vermakelijke Hij kan me de bout hachelen met zijn vorstendommetje (2017), een nieuw Bolandopstel in de schappen. Net als twee jaar geleden had Boland de onweerstaanbare drang gevoeld om een kritiek op het vertaalde meesterwerk te formuleren en om zijn vertaalkeuzen te duiden. De literaire kritiek die Boland in Van mensen die geen enge grenzen erkennen (2019) formuleert, lijkt net als die in Hij kan me de bout hachelen, waarin hij het overigens niet nalaat Tolstois stilistische bonkigheid en slordigheid te benadrukken,1 een doel te dienen: Boland komt in het verweer tegen Nabokov, Van het Reve en hun gevolg, die, inmiddels met niet meer dan een paar overgeleverde oneliners, Dostojevski’s werk tot triviaalliteratuur reduceren (11–17).2 Met zijn vertaling gaat Boland het cliché te lijf dat Misdaad en straf alleen door adolescenten kan worden gewaardeerd.3 Ook in de ‘vertaalperikelen’ aan het einde van elk hoofdstuk verdedigt Boland duidelijk een positie; hij zet zich af tegen voorgangers Jan Meijer en Lourens Reedijk, en soms zelfs tegen Dostojevski.