Over Introducing Translation Studies: Theories and Applications van Jeremy Munday    61-62

Eric Metz

Jeremy Munday, Introducing Translation Studies: Theories and Applications. Third edition. London/New York: Routledge, 2012, 364 p. ISBN 978-0-415-58489-0

Het gaat goed met de vertaalwetenschap. Terwijl sommige taal- en letterkundeopleidingen aan universiteiten al jaren onder druk staan, trekt vertaalwetenschap – net als de praktijk van het vertalen – mondiaal vrij veel studenten aan. Ook het aantal wetenschappelijke projecten en publicaties lijkt voortdurend toe te nemen. Twee factoren die mede een verklaring vormen voor dit succes zijn het interdisciplinaire karakter van ons vak en de aansluiting op technologische ontwikkelingen van de afgelopen tien à twintig jaar. Tot dit inzicht kom je bij het lezen van de derde, herziene editie van Jeremy Mundays Introducing Translation Studies: Theories and Applications. Het boek van deze vertaler en professor uit Leeds, die bekend is van zijn toepassingen van discoursanalyse op vertalingen, is intussen een – of misschien wel hét – standaardwerk voor studenten vertaalwetenschap geworden. Dat het als een handboek is opgezet, blijkt uit de praktijkopdrachten bij elk hoofdstuk en uit de ‘boxes’ met aanvullende informatie, maar het lijdt geen twijfel dat ook ervaren specialisten er graag gebruik van zullen maken, al was het maar omwille van de geactualiseerde bibliografie.

Introducing Translation Studies heeft in grote lijnen een klassieke opbouw, die we kennen van andere inleidingen tot menswetenschappelijke disciplines. De eerste twee hoofdstukken geven een definitie en geschiedenis van het vakgebied, de hoofdstukken 3 tot en met 8 behandelen elk een theoretisch model, waarbij de nadruk verschuift van tekstanalyse (het vergelijken van bron- en doelteksten) naar de socio-culturele context van het vertalen. In de laatste vier hoofdstukken waaiert het boek uit over verschillende actuele onderwerpen: de kwestie van de ‘zichtbaarheid’ van de vertaler; filosofische discussies (met een prominente plaats voor George Steiners hermeneutiek van het vertalen); een hoofdstuk ‘New Directions from the New Media’, over audiovisuele vertaling, localisatie en het gebruik van elektronische vertaalcorpora; ten slotte een praktisch gedeelte over hoe je een vertaalwetenschappelijk onderzoek opzet en wat de componenten zijn van een geslaagd vertaalcommentaar – een vast onderdeel van papers en scripties waarin het maken van een vertaling centraal staat.

De theoretische modellen die in het handboek aan bod komen, laten zien dat ook de vertaalwetenschap tijdens haar jonge geschiedenis van amper een halve eeuw heel wat ‘paradigmawisselingen’ heeft gekend. Munday legt echter terecht de nadruk op de mogelijkheden tot synthese tussen de verschillende benaderingen. Hij verwijst daarbij naar de opvatting van Andrew Chesterman dat alle vertaalwetenschappelijke modellen uiteindelijk kunnen worden herleid tot een van vier brede, onderling complementaire paradigma’s: de tekstuele, de cognitieve, de sociale en de culturele benadering. Munday besteedt uitgebreid aandacht aan het tekstuele concept ‘equivalentie’, dat in de jaren zestig opgeld deed, maar vanaf de jaren zeventig heel wat kritiek kreeg omdat het als te subjectief werd beschouwd. Sindsdien heeft de vertaalwetenschap zich steeds meer in de richting van het socio-culturele paradigma ontwikkeld, met het functionalisme, discoursanalyse, polysysteemtheorie en – als recentste paradigma – de cultural turn van eind twintigste, begin eenentwintigste eeuw. In korte maar boeiende case studies laat Munday zien op welke manier de vertaalwetenschap vandaag geïnspireerd wordt door het postkoloniale en feministische perspectief en hoe de (literaire) sociologie van onder meer Pierre Bourdieu een nieuw licht werpt op de maatschappelijke context waarbinnen vertalingen en vertalers opereren. De cognitieve benadering – over het vertalen als proces – kreeg traditioneel het minste aandacht, maar Munday besteedt er wel aandacht aan, als ‘one of the most exciting and rapidly developing areas in translation studies’ (p. 101). Onder meer beschrijft hij het gebruik van de zogenaamde Translog-software, die de toetsaanlagen van de vertaler registreert en op die manier de onderzoeker in staat stelt het vertaalproces te reconstrueren.

Een van de opvallende verschillen met de eerste editie van Introducing Translation Studies, uit 2001, is de toegenomen aandacht voor wat we maar de ‘niet-westerse’ reflectie op het vertalen zullen noemen. Ook dat weerspiegelt een trend in de huidige vertaalwetenschap, die de laatste jaren minder eurocentrisch is geworden. Zo gaat Munday nogal uitgebreid in op de Chinese ideeën over vertalen tijdens de vierde eeuw, toen boeddhistische soetra’s in groten getale in het Chinees werden vertaald. Het is een interessant voorbeeld van de relativiteit van de dichotomie tussen ‘origineel’ en vertaling, omdat vele van de Indische originelen verloren gingen, waardoor de Chinese vertalingen mettertijd als het ware de status van brontekst verwierven.

Voor een ‘inleiding’ – wat de titel suggereert – is Mundays boek behoorlijk volledig en diepgaand. Hoewel een groot aantal theoretici en vertaalwetenschappelijke begrippen de revue passeert, slaagt de auteur erin om telkens de kern van de verschillende benaderingen weer te geven zonder oppervlakkig te worden. Het gevolg is dat Introducing Translation Studies alles bij elkaar geen gemakkelijk boek is, al blijft het betoog toch toegankelijk dankzij de talrijke voorbeelden en de grafische schema’s die pas geïntroduceerde modellen in een oogopslag aanschouwelijk maken.

Vanwege de nadruk op wisselende paradigma’s is er in dit boek minder aandacht voor de vertaalproblematiek van afzonderlijke teksttypes. Over de specificiteit van literair vertalen wordt eigenlijk maar weinig gezegd. En wat al helemaal ontbreekt, is mondelinge vertaling. Weliswaar bestaat er geen consensus over de vraag of tolkwetenschap deel uitmaakt van de vertaalwetenschap, dan wel als een min of meer autonome discipline moet worden gezien (vandaar een benaming als ‘translation and interpreting studies’). Dit had Munday duidelijk moeten maken bij de afbakening van het onderzoeksgebied – dat sowieso natuurlijk al buitengewoon breed is.

Een aardige aanvulling ten opzichte van de eerste twee edities is de ‘companion website’ die door uitgeverij Routledge werd gecreëerd. Op www.routledge.com/cw/munday vind je een multimediaal supplement bij het handboek, met voor elk hoofdstuk extra online artikelen en filmpjes waarin Munday in enkele minuten uiteenzet waar het in het betreffende hoofdstuk over gaat. Daarnaast bevat de website links naar de beste vertaalwetenschappelijke bibliografieën en tijdschriften, en een interactieve tijdlijn waarop je je kennis van het denken over vertalen door de eeuwen heen kunt testen. De ‘nieuwe media’ waarvan in het boek sprake is, vinden op die manier dus ook een didactische toepassing.