The Art of Fielding maakte het Cees Koster mogelijk eindelijk voluit te schrijven over de Nederlandse ontvankelijkheid voor honkballiteratuur. In één moeite door schrijft hij in dit nummer over zijn tweede grote fascinatie: de vertaler Pé Hawinkels. De vraag of deze Nijmegenaar een vertaalmagiër is – te vergelijken met zijn auteur, Thomas Mann, die der Zauberer werd genoemd – wordt beantwoord in een artikel waarin de drie Nederlandse Toverbergen worden bestegen. Voorts een nieuw portie Gouden vertaalregels en een pleidooi voor het oprichten van vertaalclubs.