China and Its Others: Knowledge Transfer through Translation, 1829–2010. Edited and with an Introduction by James St. André and Peng Hsiao-yen. Amsterdam/New York: Rodopi, 2012, 316 p. ISBN 978 90 420 3431 0
Deze bundel is gebaseerd op de gelijknamige workshop gehouden in Manchester in juni 2008 waarvan tien presentaties zijn opgenomen. Zoals de titel aangeeft, hebben de artikelen kennisoverdracht door middel van vertalen tot onderwerp. Alhoewel de flaptekst suggereert dat vertalen in beide richtingen aan de orde komt (‘a variety of issues relating to the history of translation between China and Europe’), gaan op twee na alle artikelen over vertalen in het Chinees. Desalniettemin is dit diepgaande onderzoek naar bepaalde vertaalfenomenen interessant, ook vanwege mogelijke toepassing op andere taalcombinaties.
Volgens de Inleiding zijn de artikelen in min of meer chronologische volgorde opgenomen en in drie delen opgedeeld: late Qing (1829–1911), Republikeinse periode en Volksrepubliek China tot aan de dood van Mao (1911–1976), en de contemporaine periode (1976–2010). Naar mijn idee had de titel van deel ‘III Reflections upon the Translation of Contemporary Literary Texts’ beter ook de periode kunnen aangeven, consistent met deel ‘I Translation from the Nineteenth Century to the fall of the Qing in 1911’ en deel ‘II Republican China and the PRC to 1979’. De term ‘contemporary’ zou hoe dan ook verkeerde verwachtingen kunnen wekken: zo is het laatste artikel een studie van de inderdaad nieuwe Chinese vertaling van het oude Gulliver’s Travels.
Het thema ‘kennisoverdracht door vertaling’ wordt in verschillende vormen bestudeerd: op woordniveau door te kijken naar de introductie van nieuwe termen; op ideologisch niveau door het bestuderen van de invoer van nieuwe ideeën, en op cultureel niveau door een analyse van de manier waarop een volk wordt uitgebeeld. In sommige gevallen gaat het om vertalen in de zin van stijl en keuzes, terwijl het in andere gevallen gaat om de receptie van een vertaald werk in de Chinese maatschappij en de invloed ervan. Vanzelfsprekend zijn in deze context de termen ‘transcultural hybridity’ en ‘cultural translation’ vaak van toepassing.
Vroege kennisoverdracht op woordniveau wordt onderzocht in het artikel van Max K.W. Huang, ‘The War on Neologisms: The Competition between the Newly Translated Terms Invented by Yan Fu and by the Japanese in the Late Qing’. Huang zet uiteen hoe aan het eind van de negentiende eeuw termen uit westerse technologie en wetenschap in het Chinees vertaald werden. Terwijl de bekende Chinese vertaler Yan Fu (1853–1921) zelf nieuwe termen creëerde, werden tegelijkertijd door anderen termen voor dezelfde begrippen uit het Japans omgezet en overgenomen. In veel gevallen zijn de Japanse termen uiteindelijk behouden en die van Yan Fu in de vergetelheid geraakt. Wat etymologie betreft is het artikel zeer doorwrocht: het gaat gedetailleerd in op individuele termen, die in Chinese karakters worden weergeven, vaak zonder transcriptie of Engelse vertaling. Dit en het gebrek aan historische achtergrond over belangrijke figuren lijkt van de lezer te verwachten dat hij/zij het Chinees beheerst en op de hoogte is van de Chinese (vertaal)geschiedenis uit de betreffende periode.
Waar het gaat om ideologische invloed, geeft het artikel ‘The Origin of the Family, Public Property and the Communist State: Transmitting and Translating Kollontai in the early Soviet Union and May Fourth China’ van Sasha Hsiang-yin Chen een goed beeld van de overdracht van politiek georiënteerde documenten. Zij bestudeert het in 1923 door Shen Yanbing (1986–1981, later bekend als Mao Dun) vertaalde artikel ‘Semja i kommunistitsjeskoje gosudarstvo’ (Familie en de communistische staat) van de hand van Aleksandra Kollontai (1872–1952). Dit onderzoek gaat in op de receptie en invloed van Kollontais werken in China, met name op feministisch vlak.
De artikelen die zich meer richten op de strategie en stijl van vertalen uit het Engels in het Chinees zijn van Elaine Yin-Ling Ng en Te-hising Shan. Uit Ng’s ‘The Translator’s Style in Hemingway’s The Old Man and the Sea (1956)’ blijkt dat sociaal-culturele en ideologische beperkingen invloed hadden op de keuzes en het taalgebruik van de vertaler (186). Zo wijst zij bijvoorbeeld op kenmerken van de Chinese schrijftaal zoals die destijds werden gepropageerd door de Chinese Communistische Partij. Waar Ng zich concentreert op de stem van de vertaler, beschrijft Shan in detail zijn eigen vertaalervaring in ‘Text, Context, and Dual Contextualization: Personal Reflections on a Thick Translation of Gulliver’s Travels’. Het is een verslag vanaf het moment dat hij het werk uitkoos tot aan de publicatie van zijn ‘thick translation’, een uitgebreid geannoteerde vertaling, waarmee hij de nuances van de brontaal zo veel mogelijk wil overbrengen (279).
Zoals gezegd worden in veel artikelen de termen ‘hybridity and transculturation’ en ‘cultural translation’ gehanteerd. Er wordt helaas weinig ingegaan op de definitie of interpretatie ervan, en in de hele bundel ben ik maar één verwijzing tegengekomen naar Homi Bhabha, die toch een belangrijke rol heeft gespeeld in de discussie over culturele vertaling en cultuuroverdracht. Desondanks werpt het onderzoek in dit boek licht op de vraag: wat maakt een vertaling een vertaling?
Een interessant geval is Peng Hsiao-yen’s artikel ‘A Traveling Disease: The “Malady of the Heart”, Scientific Jargon, and Neo-Sensation’, dat ingaat op de introductie van Japanse Kanji leenwoorden voor nieuwe medische termen in Chinese verhalen. Zij traceert de ‘reis’ die woorden maken vanuit de ene cultuur (de Japanse) naar de andere cultuur (de Chinese) en ze beschrijft dit proces waarbij
in culturele vertaling een kunstenaar of schrijver veeleer een acteur is die reageert op een tussenruimte, dan een personage dat zelf die ruimte vertegenwoordigt. Hij is niet slechts een ‘ontvanger/zender binnen het communicatienetwerk’, zoals Taylor het verwoordt, maar iemand die in dat netwerk een werkzame kracht voor initiatie vindt, zoals Homi Bhabha opmerkt in The Location of Culture wanneer hij minderheidsgemeenschappen behandelt […] Voor Bhabha wordt die drijvende kracht altijd geschapen ‘door onverenigbare (niet simpelweg veelvoudige) posities’. (124; vert. redactie)
Is deze ‘assimilatie’ uit een andere cultuur, die via een ‘lege plek’ geïntegreerd wordt in de eigen cultuur, een ‘vertaling’?
Een soortgelijk proces wordt beschreven in ‘Transference as Narcissistic or Traumatic Experience: Contemporary Chinese Poets (Mis-)Translated from Their Western Predecessors’, waarin Yang Xiaobin de invloed van westerse literatuur op Chinese schrijvers onderzoekt. Deze invloed vinden we niet in eenvoudige imitatie, maar in de meer algemene verwerking van grote westerse denkers in een Chinese context (214). Ook hier gaat het dus weer om de verwerking van westerse ideeën in de eigen cultuur.
Een voorbeeld van culturele vertaling op antropologisch niveau is Pei-Yin Lins artikel ‘Translating the Other: On the Re-circulations of the Tale Sayon’s Bell’. Het richt zich op de manier waarop de Japanse filmdirecteur Shimizu Hiroshi (1903–1966) de Taiwanese inboorlingen in de film Sayon’s Bell (1943) heeft verbeeld, hoe dit inheemse volk zich ontwikkelt van ‘primitieve anderlingen’ tot ‘keizerlijke onderdanen’ (139). Alhoewel Lin concludeert dat Shimizu er niet in geslaagd is een juiste interpretatie of vertaling te geven van dit gekoloniseerde volk, benadrukt zij dat de film wel de mogelijkheid schept om het vertaalproces kritisch te bezien en te kijken naar aspecten van domesticerend of vervreemdend vertalen, met name waar het gaat om het uitbeelden van kolonisator en gekoloniseerden (161). Ook hier de vraag: is het verbeelden van een volk vertaling?
Over wat nu wel of niet een authentieke vertaling is geeft James St. André in ‘Exploring the Role of Pseudo-translation in the History of Translation: Marryat’s Pacha of Many Tales’ een beschouwing. Hij onderzoekt Frederick Marryats (1792–1848) bewerking van een Chinees verhaal, die gebaseerd is op een bestaande ‘authentieke’ vertaling. Deze bewerking werd speciaal gemaakt om aan de verwachtingen van de Engelse lezer te voldoen, dat wil zeggen: het verhaal werd ‘georiëntaliseerd’ (41). Of dit als een vertaling beschouwd kan worden hangt ervanaf: St. André citeert de definitie van Gideon Toury, ‘translations were anything considered to be translations by the target culture’, en die van Theo Hermans, ‘translations are texts that have been consecrated by a translator and accepted by the community’ (30–31). Met andere woorden, zo zegt hij, de definitie van vertaling verandert naargelang het tijdperk en de cultuur.
Tot slot, een belangrijk doel van deze bundel was om vertaalwetenschap en sinologie (China Studies) dichter bij elkaar te brengen. Hoewel de bundel zich vooral concentreert op de vertaling van buitenlandse kennis naar het Chinees en op de receptie en invloed in China, is er door het boek zelf een belangrijke bijdrage aan de kennisoverdracht van oost naar west geleverd. Dankzij de informatie die nu in het Engels beschikbaar is, is (de geschiedenis van) het vertalen in China toegankelijker geworden en kan recent onderzoek door Chinese (vertaal)wetenschappers grotere bekendheid krijgen.