Het homeopatische gebaar van de vertaling    53-59

Erín Moure
Vertaling: Katelijne De Vuyst

Erín Moure schreef onderstaande tekst voor Poetry International Rotterdam 2011. Hij handelt over het verband tussen lichaam en vertaling, hoe belichaming een weerslag heeft op de vertaling. Oorspronkelijk schreef ze haar bedenkingen in het Galicisch op. Tijdens haar voordracht in Rotterdam vertaalde ze hem voor de vuist weg, wat aanleiding gaf tot pauzes, aarzelingen, een soms enigszins bizarre overdracht waarin de ‘gedachtestroom’tot uiting kwam. In de gedrukte versie ontbreken deze aarzelingen. Daarom is dit een andere tekst.

Erín Moure schreef onderstaande tekst voor Poetry International Rotterdam 2011. Hij handelt over het verband tussen lichaam en vertaling, hoe belichaming een weerslag heeft op de vertaling. Oorspronkelijk schreef ze haar bedenkingen in het Galicisch op. Tijdens haar voordracht in Rotterdam vertaalde ze hem voor de vuist weg,1 wat aanleiding gaf tot pauzes, aarzelingen, een soms enigszins bizarre overdracht waarin de ‘gedachtestroom’tot uiting kwam. In de gedrukte versie ontbreken deze aarzelingen. Daarom is dit een andere tekst. (EM)

een
Eu son unha forasteira, sempre unha forasteira. Ik ben een vreemdeling, altijd een vreemde. Loito nunha escuridade funxíbel con toda outra escuridade. Ik worstel in een verwisselbare, donkere duisternis naast elk ander soort duisternis. Son unha forasteira conhistoria, con historias multiples, historias que nunca vivín. Ik ben een vreemdeling met een geschiedenis, met vele geschiedenissen, geschiedenissen die ik nooit beleefde. Historias xenéticas, de xenética. Genetische geschiedenissen, aangeboren geschiedenissen. Ik weet altijd in welke taal ik spreek. Imaxino sen imaxes, senón con temperaturas e luz e vagaridades que me pican no pel. Ik verbeeld zonder beelden, maar met temperaturen en licht en zwerftochten die mijn huid prikkelen en irriteren. Indescriptíbeis. Onbeschrijflijke dingen. Houdingen die werden aangekleed. En ik word ouder, ik verouder. Grenzen van lichaam en geest. En de tekst, hij ligt voor me, voor mijn ogen, de tekst. É e está. Hij bestaat op zichzelf, en is gesitueerd in tijd en ruimte. En ik, wakker. Met koffie. Zonder bril. Licht. De vorm van de letters voor me.

Ik observeer. Wat betekent observeren eigenlijk? Absorberen? Immense hoeveelheden cellen. Letters. Van kindsbeen observeer ik de letters van het alfabet. Toen ik amper twee was probeerde ik al de letters te observeren. Konden ze vanzelf bewegen? Zijn ze niet ook iets anders? Hun stilte slaat mij op mijn beurt met stomheid. Letters. Wat zegt de belettering van de letters?

Thans ben ik veel ouder dan twee. Ik word ouder, ik voel het in mijn lichaam. Eigenlijk heb ik ’s ochtends een ander gezicht. Een andere mond. Andere handen? Nee, ik heb nog altijd dezelfde handen.

En de tekst. Voor me. De tekst gevormd door de letters van een alfabet dat elders vandaan komt. Uit een ander licht. Deze tekst dringt in me binnen. Het lichaam bestaat alleen uit poreusheid en bloed, warmte en proteïnes, het werpt geen grenzen op voor deze tekst. Wat is een brein? Waaruit bestaat het menselijke bewustzijn?

En een tekst. Letters.

Een taal? Een taal of een idioom bestaat niet uit letters of een belettering, een taal is iets gevoeligs, wordt gevoeld of aangeraakt met de ogen, met de hand gemaakt zelfs.

Elke tekst zegt ons hoe hij vertaald wenst te worden, eist van ons zijn ‘eigen’ vertaling. Wijst de vertaling op zijn eigen ritme en drijfkracht. En ik, unha cousa sentida e sensíbel, een gevoeld en voelend ding, een nerveus wezen met een nervatuur, heb de tekst al gevoeld; ik ontvang de tekst in mijn binnenste.

Daarna steek ik mijn hand uit om een letter te markeren, een aantal letters. Door dat te doen verander ik de taal. Een bepaalde taal komt binnen en een andere treedt naar buiten. Deze verandering, deze handeling, een soort ring van Möbius – want tekst blijft tekst, letters blijven letters – verloopt via een lichaam. Soms is dit lichaam een machine (in het geval van een juridische vertaling bijvoorbeeld, die met het oog op een eenvormige terminologie eerst door een machine gebeurt en daarna door mensenhanden wordt gecorrigeerd), soms zijn het menselijke cellen. Uitsluitend dat. Het kan nooit om cellen van een forel of een kat gaan. Het verschil tussen machine en lichaam bestaat erin dat het lichaam aan controle ontsnapt, onvoorspelbaar is, sprongen maakt… het kan dingen absorberen en observeren die nooit eerder werden geabsorbeerd of gezien. Dit lichaam, dit vertalende lichaam heeft maar weinig dingen nodig als het de vertaaldaad stelt, de positie van vertalend lichaam inneemt. Menselijke lichamen nemen de taak om te vertalen makkelijk op zich omdat we altijd vertalen: dingen, beelden, licht, duisternis, de verwisselbare dingen van de wereld die, zodra ze het lichaam zijn binnengekomen, niet langer verwisselbaar zijn. Het zijn inhouden geworden, die geobserveerd en bekeken werden. Door het lichaam. Door de werking zelf van de cellen.

Dit licht (excelsior), deze circulaire interruptie en lichamelijke doordringbaarheid maken de vertaling mogelijk. En conditioneren haar tegelijkertijd. Het lichaam reageert op de tekst. Telkens opnieuw verlangt de tekst een bepaald gedrag van het lichaam. Het lichaam beantwoordt hem, maar kan nooit zijn eigen bewustzijn vergeten of vermijden, het metabolisme en de afbraak van zijn cellen – de wet van het leven. Eenzelfde lichaam reageert telkens anders op een tekst. Het reageert anders op verschillende teksten, en op dezelfde tekst als het die op verschillende momenten leest. De tekst verlangt altijd iets van het lichaam dat voor hem zit, hij wil iets van dat lichaam.

Als vertaler beantwoord ik het verlangen van de tekst, zijn urgentie. Bij dat proces is mijn verstand betrokken dat, zoals elk verstand, werd beïnvloed door de cultuur waarin het leeft. Struikeldraad. In de woorden van Giorgio Agamben gaat het in dit proces tegelijkertijd om subjectivering en desubjectivering. Het proces kan niet helemaal door de maatschappij gecontroleerd worden, omdat het via een lichaam loopt.

Het homeopatische gebaar dat de vertaling voortdrijft ontstaat bijgevolg uit het innerlijke ritme van een aantal cellen. Het kan niet helemaal voorspeld worden of verlangd. Het gebeurt gewoon.

Dat lichaam functioneert, los van enige vertaaltheorie. De cellen vernieuwen de vezels van hun DNA. Proteïnes. Een theorie kan een vertaling verklaren, maar alleen nadat de vertaling is ontstaan. Op het moment van de vertaling zelf is er geen theorie mogelijk. Er is alleen de relatie tussen het licht en de cel, wat een homeopatische invloed heeft op de vertaling die eruit voortvloeit.

Dit alles werd geschreven, bedacht in het Galicisch. U hebt het zo-even in vertaling gelezen.

twee
Ik woon in Montreal, een veeltalige, polyglotte stad. Sommigen zeggen een tweetalige stad, maar dat geldt alleen voor iemand die Engels praat, want alleen Engelssprekenden merken op dat het Frans de officiële taal is. Voor alle anderen krioelt Montreal van taal, van talen. Zowel O Resplandor, de bundel die ik in Rotterdam heb voorgesteld, als Expeditions of a Chimaera, een boek in samenwerking met Oana Avasilichioaei, gaan van nabij in op de notie ‘vertaling’— O Resplandor uit liefde voor lezen en uit verlangen om de tijd te vertragen, en Expeditions of a Chimaera omdat we moeten erkennen dat we, als mens, altijd de grenzen van talen en landen en begrip overschrijden en ermee spelen, en dat onze subjectiviteit als auteur altijd een beraamde, vertaalde, gemuteerde subjectiviteit is; het ik is niet ik. Je suis une autre.

Aangaande de grens tussen ‘vertaling’ en ‘creatieve vertaling’ zeg ik het volgende: het is een vraag die inderdaad oprijst (want mijn werk is variabel en kan mensen verontrusten), maar die me vreemd is! Een vertaling heeft een veel grotere actieradius dan je op het eerste gezicht zou kunnen denken. Je kunt om te beginnen kiezen uit vele vertaalstrategieën (en ze bedenken en toepassen) om werk van de ene taal over te zetten in de andere. Elke vertaling is creatief. Je komt er niet onderuit. Als we welke tekst ook lezen, vertaalt ieder van ons wat we zien door onze eigen ervaring van de wereld en van de taal. Zelfs binnen één enkele taal is er vertaling. Als we een werk van een andere schrijver uit een andere taal vertalen, moeten we de tekst tot ons laten spreken, pas daarna kunnen we een strategie bepalen. Soms gaat het om microstrategieën die de lezer achteraf niet opmerkt. Ze zijn allemaal creatief. De enige niet-creatieve vertalingen worden afgeleverd door translate.google.com.

De strategie in mijn Pessoavertaling2 is zichtbaar, en ook op macroniveau aanwezig. Hoewel ik om Caeiro’s humor trouw te vertalen semantische ingrepen moest plegen in de tekst (erop lettend alle andere elementen intact te laten – zijn ritme en filosofie), kon ik dat alleen omdát er alandere, letterlijkere (en vrij humorloze) vertalingen bestonden – de lezer kan ze dus bekijken en vergelijken. Ik zou een boek van Chus Pato of Nicole Brossard nooit op dezelfde manier vertalen. Of de instructies om bij brand uit een gebouw te ontsnappen. Of de ziektezorgregeling van een bedrijf. Pato en Brossard, allebei levende auteurs, gaan ervan uit dat mijn vertalingen een weergave zijn van hun stem. Ik probeer in het Engels vooral de ritmes, de gevoelens van het lichaam weer te geven, evenals de vreugde in ritmes en kracht. Daarom werk ik zowel met de intensiteit van de woorden als met het semantische veld dat ze in de oorspronkelijke cultuur opwekten. Het homeopatische gebaar, met andere woorden: de aanwezigheid van mijn eigen lichaam in de vertaling, vindt nog altijd plaats. Als ik de ziektezorgregeling van een bedrijf vertaal, dan stel ik me de lezer van mijn tekst voor – een ouder bijvoorbeeld die op zoek is naar informatie over de terugbetaling van medicijnen, terwijl zijn zieke kind naast hem slaapt – en probeer zo te schrijven dat de lezer niet alleen feiten te weten komt, maar ook troost voelt in plaats van vervreemding. Ik vertaal niet om informatie over te brengen, maar om informatie te geven die een mens, een luisteraar aanspreekt.

Niettemin bestááter een grens tussen de vertaling van het literaire werk van een ander en je eigen schrijven. En toch, zelfs als ik mijn eigen werk schrijf, doe ik een beroep op vertaling, op dingen die ik door te vertalen heb geleerd. Vertalen maakt immers deel uit van mijn dagelijkse leven. Ik ben met allebei vertrouwd, woon in de talen en culturen waaruit ik meestal vertaal: Quebec, en Galicië. De vertaling in O Resplandor3 echter overstijgt de vertaling: het is een troop voor lezen. En lezen is een daad van liefde en locatie. Wat mijn alter ego Elisa Sampedrín doet in O Resplandor kun je níét als vertalen bestempelen – dat spreekt voor zich; je kunt niet vertalen uit een taal die je niet kent, zoals Elisa beweert. Maar wat ze doet gebeurt in een dichtboek, en poëzie is fictie. Op O Resplandor staan een eigennaam en een handtekening: die van mij. In O Resplandor is Elisa Sampedrín in staat uit het Roemeens te vertalen, omdat ze ons iets anders wil vertellen dat geen vertaling is. Omdat ze ons een andere ontdekking wil laten maken waar Roemeens mee gemoeid is, maar ook haar eigen lichaam en het lezen van alfabetische letters die zo geordend werden dat ze ze niet kan begrijpen. Als auteur kan ik ervoor zorgen dat Elisa dat wél kan, omdat ik gedichten schrijf, geen non-fictie. Poëzie en fictie maken het mogelijk de werkelijkheid anders te beleven, de voorstellingen te doorbreken die ons laten geloven dat we in contact staan met ‘de werkelijkheid’.

Zelf zou ik vertaling nooit gebruiken als een middel bij mijn eigen schrijven (een praktijk die vrij ingeburgerd is geraakt in de translational poetics van Engelssprekend Amerika en Canada). Zelf studeer ik vreemde talen. Ik lees ze. En ik neem deel aan meer dan één cultuur. Ik moedig anderen aan om op hun beurt talen te leren, zodat ze in staat zijn in die talen te lezen. Ze mogen zich er niet toe beperken zich de dingen alleen toe te eigenen (hoewel iedereen zich voortdurend dingen toe-eigent, wat trouwens ook belangrijk is en deel uitmaakt van de mogelijkheden van de communicatie).

De personages die in O Resplandor opdoemen, vinden hun oorsprong in mijn persoonlijke leven. Mijn moeder was toen erg ziek, en Oana Avasilichioaei, mijn vriendin en collega, was voor haar eigen onderzoek bezig met een vertaling van Paul Celans Roemeense gedichten. Daarna bleef de woordenschat uit haar oorspronkelijke versies gedeeltelijk overeind in haar Engelse werkstuk. Die woordenschat was vanzelfsprekend haar eigen woordenschat. Ik vroeg Oana of ik haar lijstjes mocht gebruiken, en ze stemde toe. Al de vermeende ‘vertalingen’ van Paul Celan zijn dus mijn vrije overnames uit Oana Avasilichioaei’s lijstjes met de vrije vertalingen die ze had gemaakt toen ze aan een compleet verschillend project werkte.

Nichita Stănescu was een ander geval: ’s avonds, als ik na het ziekenhuis thuiskwam, maakte ik zonder enige kennis van het Roemeens Engelse versies van een aantal gedichten van Stănescu. Ik vond het vermakelijk en verbazend die gedichtjes te schrijven, die er alleen kwamen door naar een taal te kijken die ik niet begreep. En ja, nu mijn moeder zo ziek was, had ik voortdurend het gevoel dat ik geen enkele taal meer begreep. Ik woonde in de wereld van de kanker, die de taal van de andere wereld niet kent. Geleidelijk aan vroeg ik me af wat er zou gebeuren als Elisa Sampedrín de gedichten vertaalde. Net als ik had zij geen enkele notie van het Roemeens. Ineens besefte ik dat Elisa Sampedrín de vertalingen daadwerkelijk schreef. Dat proces en de uitkomst ervan – een aantal creatieve, onvoorspelbare celprocessen en hun resultaat – maakten het me mogelijk te schrijven in een periode waarin schrijven voor het overige onmogelijk was. Inderdaad, de subjectiviteit van de auteur, en zijn gespleten, gefragmenteerde aard (die fundamenteel nooit een eenheid kan vormen zonder te liegen) maken deel uit van deze verkenning. Tijdens de totstandkoming van dit werk drong het tot me door dat de auteur nooit echt ‘ik’ was. Ook hier zijn lagen van vertaling aanwezig, al hoeft het niet per se om vertaling te gaan.               

De vertaler is dus, samenvattend, een homeopaat die oneindig kleine deeltjes van zichzelf binnen laat dringen in een lectuur van een anderstalig werk, zodat anderen het in de nieuwe taal kunnen lezen. 

drie
CRÓNICA EEN4

Elisa Sampedrín:

Ik stond voor het scherm van mijn eigen taal. Er was geen remedie. Ofwel stond ik voor het originele werk in al zijn ongelooflijke schoonheid ofwel stond ik voor het scherm van mijn eigen taal. Voor dit scherm had ik geen enkel verhaal. Iets in mijn lichaam moest een verandering ondergaan, om te compenseren voor het scherm van mijn taal dat tussen mij en het gedicht stond. Ik trok mijn sokken uit. Ik trok mijn schoenen uit.

Ik was een halm van koren en licht.

~

Ik was alleen in Bucureşti. In het verkeer. Een volslagen rumoerige heksenketel. Ik moest een ander gezicht opzetten.

~

Toen ik pas begon Stǎnescu te vertalen kende ik geen Roemeens. ‘Albǎ’ leek in mijn ogen op ‘albumine’, dus vertaalde ik het als albumine. Later kwam ik te weten dat het de vrouwelijke vorm was van ‘wit’. Albumine was toen zelfs nauwkeuriger. Op een indringende manier had Stǎnescu albumine gezegd.

Het woord vulde mijn mond helemaal.

Iets dergelijks gebeurde met alle andere woorden. Bucureşti. Waarom ging ik daarnaartoe?

~

(naar Chus Pato)

Besef je wel dat het de ondergang van het vertalen betekent als je zo doorgaat?

Je ontdekt alleen de slechte, valse dingen van de literatuur, toch?

En niet alleen dat…
… 

~

Ik kan niet verklaren waarom ik me opeens zo tot vertalen aangetrokken voelde. Maar het waren beslist Stǎnescu’s gedichten. In Bucureşti, in een boekhandel, of op straat, de heksenketel. Of misschien stond ik in een voorportaal, iemands hal (van wie?) en schoof ik het boek van een rek. Het had zo’n versleten kaft, lichtgeel. Ik was net van plan het terug te zetten toen er in de gang voetstappen klonken. Maar toen ik het boek zachtjes opensloeg, zag ik vee. Een beetje vee. Op een dampende wei. Het was na de regen. Een man hamerde op een steen. Hij keek me niet aan, hij ging er helemaal in op. Toen hoorde ik voetstappen. Het boek glipte in mijn jas. Eén gebaar. Maar ik had pijn in mijn mond. Daarna sloeg ik mijn ogen op en haalde het boek tevoorschijn, en reikte het haar aan. Zonder iets te zeggen draaide ze zich naar het rek, vervolgens weer naar mij. Ik wist dat ik het moest vertalen. Ik kende geen Roemeens. Maar ik wilde het boek lezen, dus moest ik het vertalen.

Het zou niet ophouden tot ik dat deed. 

[…]

E.S.
Hoe ben ik Stǎnescu voor het eerst tegengekomen? Het is waar dat het verhaal over het boek in de hal in Bucureşti nooit is gebeurd. Of pas veel later is gebeurd. Of veel vroeger was gebeurd, dat het iemand anders was overkomen, die het me die avond in de vorige lente heeft verteld. We zaten op het dakterras in lage houten stoelen, gewoon omhoog starend in de schemering, zonder te praten. Vanaf de dakrand van de kerk flitsten zwaluwen in het laatblauwe gewelf van de lucht.

~

Naar verluidt zitten er in de centrale zenuwcellen van het netvlies niet-beeldvormende fotoreceptoren die als ze licht opvangen geen beelden opwekken, maar ons besef van tijd. Circadiaans ritme. Cellen die uiterst gevoelig zijn voor de blauwtinten uit het zichtbare spectrum. Daarom onderzocht men de invloed van blauw licht op de slaapstructuur. Door proefpersonen ’s avonds bloot te stellen aan blauw licht, en hen niet van houding te laten veranderen. Naar verluidt is de slaap nu naar blauw verschoven. We zien meer en meer blauw. Terwijl de niet-beeldvormende receptoren ons tijdsbesef veranderen. Het wordt een ‘circadiaans fase-uitstel’ genoemd. Kennelijk wordt de tijd zelf door blauw licht vastgehouden.

(Op Elisa’s hotelkamer in Bucureşti uit een notitieboekje gevallen, aan de hak van een schoen blijven hangen… en later in de gang teruggevonden onder een zoemende fluorescerende lamp)

~

Zodra ik O.A.’s dichtbundel van Stǎnescu had vastgepakt, besefte ik dat hij me niet alleen in het Engels, mijn tweede taal, toegang verschafte tot de gedichten, maar me tegelijk ook toegang verstrekte tot het Roemeense origineel. Ik was op een punt gekomen dat ik geen enkele taal meer verstond. Ik moest vertalen om opnieuw te kunnen lezen. Ja, het boek was al prachtig vertaald, maar de vertaler had me ook een origineel gegeven. Dat choqueerde me. Ik bevond me in een taal die ik niet kende en hij drong in me binnen. Ik kon er me niet van afwenden.

~

Voorbij het vurige rode signaal van Betelgeuse en beneden in het rijk van Sirius, de diamant van de lucht. Ver weg in het sterrenbeeld van Orion. ‘Je kunt het maar beter hebben over de expressiviteit.’ Die dag, op het dak, wikkelde ik me in de inktblauwe hemel boven ons.

~

En bovendien hebben we het netvlies niet eens nodig. ‘We ontwikkelden een niet-invasieve methode om de invloed van het biologische-klokgen te meten in het mondslijmvlies en te laten zien hoe dit gen trilt. We kregen al een eerste bewijs dat de inductie van Per2-invloed wordt gestimuleerd door subjecten ’s avonds 2 uur aan licht bloot te stellen. Het niet-beeldvormende visuele systeem is al aantoonbaar betrokken bij de circadiaanse genetische invloed. We weten ook dat er een functioneel circadiaans mechanisme aanwezig is in menselijke speekselstalen.’

De mond zelf reageert op licht. Op die manier voelen we in onze mond hoe de tijd voorbijgaat.

 

Noten
1 Moure vertaalde haar tekst aan de hand van haar Galicische origineel losjes in het Engels. Achteraf stuurde ze me haar uitgeschreven Engelse vertaling toe. De Galicische zinnen uit het begin werden door haar doelbewust in de Engelse versie behouden (ze past dit procedé vaker toe in haar werk). Ze zijn bijgevolg ook in de Nederlandse vertaling blijven staan. [noot vertaler]
2 Moure, Erín. Sheep’s Vigil by a Fervent Person: A Transelation of Fernando Pessoa’s ‘O Guardador de Rebanhos’. Toronto: Anansi, 2001. [noot Moure]
3 Moure, Erín. O Resplandor. Toronto: Anansi, 2010. [noot Moure]
4 Na haar voordracht las Erín Moure in het Engels deze fragmenten uit O Resplandor. Toronto: Anansi 2010, p. 4–8. Het boek bestaat uit drie delen:

1) The Nichita Stǎnescu Translations by Elisa Sampedrín – Sampedrín, het Galicische alter ego van Moure, dat geen Roemeens kent, maar toch uit die taal vertaalt.
2) The Paul Celan Translation by Erin Moure – waarbij Moure gebruik maakt van de werkvertalingen van haar vriendin Oana Avasilichioaei.
3) Documents for Further Inquiry – poëticale beschouwingen bij het werk.

De verschillende Cronica’s beginnen met prozagedichten, waarin Sampedrín en Moure afwisselend aan het woord zijn, en worden gevolgd door klassieke verzen. [noot vertaler]

Bibliografie Erín Moure:

Dichtbundels:
Empire, York Street. 1979. Vancouver: Anansi. [Nominatie Governor General’s Award 1979]

The Whisky Vigil. 1982. Madeira Park: Harbour.

Wanted Alive.1983. Vancouver: Anansi.

Domestic Fuel. 1985. Vancouver: Anansi. [Bekroond met de Pat Lowther Award]

Furious. 1988. Toronto: Vancouver [Bekroond met de Governor General’s Award for poetry 1988]

WSW (West South West). 1989. Montreal: Véhicule. [Bekroond met de A.M. Klein Prize for Poetry]

Sheepish Beauty, Civilian Love. 1992. Montreal: Véhicule.

The Green Word: Selected Poems: 1973–1992. 1994. Don Mills: Oxford University Press, Canada.

Search Procedures.1996. Toronto: Anansi. [Nominatie Governor General’s Award]

A Frame of the Book (The Frame of a Book). 1999. Toronto: Anansi; Los Angeles: Sun and Moon.

Pillage Loud. 1999. Toronto: Moveable Type Books; 20112. Toronto: Book Thug.

O Cidadán. 2002. Toronto: Anansi. [Nominatie Governor General’s Award]

Little theatres. 2005. Toronto: Anansi [Bekroond met de A. M. Klein Prize for Poetry, nominatie Governor General’s Award, nominatie Pat Lowther Award, shortlist Canadian Griffin Poetry Prize 2006]

O Cadoiro. 2007. Toronto: Anansi.

(i.s.m. Oana Avasilichioaei) Expeditions of a Chimæra. 2009. Toronto: Book Thug.

O Resplandor. 2010. Toronto: Anansi.

The Unmemntioable. 2012. Toronto: Anansi.

Vertalingen:
(i.s.m. Robert Majzels) Nicole Brossard, Installations. 2000. Winnipeg: Gordon Shillingtord Publishing/ The Muses Company.

Fernando Pessoa / Alberto Caeiro, Sheep’s Vigil by a Fervent Person: A Translation of Fernando Pessoa’s ‘O Guardador de Rebanhos’. 2001. Toronto: Anansi.

(i.s.m. Robert Majzels) Nicole Brossard, Museum of Bone and Water. 2003. Montreal: Editions d’art le Sabord.

(i.s.m. Robert Majzels) Nicole Brossard, Notebook of Roses and Civilization. 2007.Toronto: Coach House.

Chus Pato, Charenton. 2007. Ottawa: BuschekBooks; London: Shearsman.

Andrés Ajens, Quase Flanders, Quase Extremadura. 2007. Victoria, BC: Mano Izquierda.

Chus Pato, m-Talá. 2009. Ottawa: BuschekBooks; London: Shearsman.

Chus Pato, Hordes of Writing. 2011. Ottawa: BuschekBooks; London: Shearsman.

Overige:
(i.s.m. Bronwen Wallace) Two Women Talking: Correspondence 1985–1987. 1993. Toronto: Feminist Caucus of the League of Canadian Poets.

My Beloved Wager. Essays from a Writing Practice. 2009. Edmonton: NeWest Press.