Wegwijzers    29-32

Gert Jan Pos

De mooiste, meest aanbevelenswaardige vertaalde graphic novel van 2011 is Asterios Polyp van David Mazzucchelli, een ontroerend verhaal met kosmische aspiraties, een graphic novel die de grenzen van het medium verkent en alle mogelijke stijlmiddelen, van kleur tot belettering, uitprobeert. Het is een beeldroman die ook liefhebbers van romantiek, duurzame energie, architectuur en auto’s niet teleur zal stellen.

Op een dag maak je geen strips meer maar graphic novels. Studenten die tegenwoordig aan kunstacademies studeren willen geen striptekenaar meer worden, ze bereiden hun debuut als graphic novelist voor. De vraag is of dat verstandig is. Een graphic novel onderscheidt zich van een stripverhaal door te breken met de stripconventies. In strips wordt niemand ouder. Catootje, het jongste kind van Jan en Jans, gaat elk jaar over, maar ze wordt nooit ouder. Bovendien blijven de striphelden ‘in character’: van enige ontwikkeling in hun karakter is nauwelijks sprake. Ollie B. Bommel is altijd het slachtoffer van zijn ijdelheid. Tom Poes laat hem gelukkig nooit in de steek. Oneerbiedig geformuleerd zijn graphic novels strips waarin mensen doodgaan; dikke stripboeken zonder humor, volgens sommige striptekenaars. De graphic novel wint aan terrein, in boekhandels, maar ook ten opzichte van de traditonele strip.

Asterios Polyp

De Amerikaanse tekenaar Will Eisner muntte als eerste de term graphic novel. Hij tekende A Contract with God, een van de allermooiste graphic novels ooit, voor het eerst verschenen in 1978. Voordat hij aan graphic novels begon, tekende hij tussen 1940 en 1952 iets meer dan zeshonderd verhalen van The Spirit, van telkens zeven pagina’s lang. The Spirit is een stripheld die de misdaad bestrijdt. Hij draagt bij zijn werk een masker en hij komt bij tijd en wijle bijzonder onhandig uit de hoek. En soms ook niet. Will Eisner heeft enkele wenken voor stripmakers nagelaten in Comics and Sequential Art. Hij legt uit dat je alles op de pagina kunt gebruiken om je verhaal te vertellen en zegt ook hoe. Lezers van stripverhalen zijn gauw afgeleid en volgen de tekeningen niet altijd zoals de tekenaar dat heeft bedacht. Om de lezer bij de les te houden staat de tekenaar een heel arsenaal ter beschikking; een arsenaal dat romanschrijvers niet hebben. Schrijvers hebben hun verhaal, tekenaars hebben er plaatjes bij. En naast de tekeningen heeft de tekenaar de beschikking over belettering, compositie en kleur. Die kan hij allemaal benutten om de aandacht van de lezer vast te houden.

David Mazzucchelli heeft in de eerste plaats een mooi en ontroerend verhaal geschreven. Het thema van zijn graphic novel Asterios Polyp is zeer gangbaar, namelijk relaties tussen mannen en vrouwen. Andere grote Amerikaanse graphic novelauteurs als Daniel Clowes, Charles Burns, Chris Ware en David Hornschmeier behandelen dezelfde thematiek. Asterios Polyp is een romance, een verhaal over een egocentrische architect en zijn vrouw. In het kort: hun huwelijk mislukt, zij gaat bij hem weg, zijn huis brandt af en aan het eind komen ze weer bij elkaar. Maar daar gaat het niet om. In de meeste romans weet je van tevoren hoe het zal eindigen, soms al bij de eerste zin. Het gaat erom hoe het verhaal verteld wordt. Mazzucchelli zet in Asterios Polyp alle stijlmiddelen in die Eisner heeft voorgeschreven – en meer. Het verhaal van de verwijdering tussen de echtelieden is ook in beeld en zonder tekst te volgen.

Elk personage in de strip heeft zijn eigen lettertype en zijn eigen balloons. De balloons van de architect zijn vierkant, die van zijn vrouw Hana rond. Willy Ilium, de producent van de dansproductie Orpheus in de onderwereld, heeft zijn eigen grillige balloons en drukke lettertype. Ook de dame bij wie Asterios halverwege het verhaal in huis woont en die in haar vorig leven sjamaan was, heeft haar eigen, wat wollige lettertype. Tekst in strips bestaat vooral uit dialogen. Door elk personage zijn eigen toon te geven en die te benadrukken door een bijpassend lettertype krijgt de tekst extra kleur. Asterios is een tweeling, zijn broer Ignazio is bij de geboorte overleden. Het lettertype van de randteksten die over Asterios vertellen blijken aan het eind van het verhaal het lettertype van Ignazio te zijn. Hij treedt in de roman op als fictief personage en als alwetende verteller. Deze dubbelrol van het lettertype bevestigt Asterios’ idee dat hij voortdurend wordt bespied. Als personages elkaar niet laten uitpraten of niet naar elkaar luisteren, overlappen de balloons elkaar.

Soms zijn de pagina’s als conventionele strippagina’s opgezet, met zes kaders. Soms laat Mazzucchelli die opbouw los en worden de pagina’s wervelende beeldmetaforen. Als Hana en Asterios ruzie hebben verandert hij in een schematisch getekende figuur en zij in een ronde, gearceerde figuur. Ze hebben zelfs hun eigen kleurenschema. Hij is blauw, zij is rood. In de scènes waar ze gelukkig zijn dragen ze elkaars kleuren. Zij draagt een blauwe trui, hij een rode trui. Er zijn sequenties waarin Asterios zijn tweelingbroer Ignazio tegenkomt. Die scènes zijn getekend in verschillende tinten geel en paars, net als de scènes in Apogee, een stadje waar Asterios na de brand in zijn huis terechtkomt en in een garage aan de slag gaat als automonteur. Daar in die garage bouwt hij een auto die op zonnecellen rijdt. Hij gaat op weg naar zijn ex Hana en strandt in een sneeuwstorm. Hij gaat te voet verder en als hij bij haar huis aankomt winnen de pagina’s aan kleur: alle kleuren die tot dan toe apart werden gebruikt, lopen nu in elkaar over. De laatste pagina’s worden plotseling heel warm. De vermenging van de kleuren versterkt het romantische karakter van het (een na) laatste hoofdstuk.

Misschien lijkt het vermoeiend om alle wegwijzers die de tekenaar voor zijn lezers heeft uitgezet te moeten volgen. Maar dat is het niet. Ondanks al het visuele vuurwerk gaan het verhaal en het personage leven. Wat beklijft is een ontroerende liefdesgeschiedenis en een mooie typering van een ijdele, eigenwijze architect die, en dat weten we als lezer al heel snel, toch meer tekortkomingen heeft en met meer onzekerheden kampt dan hij wil of durft toe te geven. De kleurenschema’s en lettertypes verrijken de leeservaring als je het boek een tweede of derde keer ter hand neemt. Een groot voordeel van graphic novels is dat je ze makkelijk en sneller nog een keer leest.

David Mazzucchelli tekende jarenlang ‘gewone’ strips, of beter gezegd: comics. Hij tekende superhelden- en sciencefictionverhalen als Daredevil, Star Wars en Batman. De scenario’s werden voor hem geschreven. Zijn laatste comic was Batman, Year One uit 1987, geschreven door Frank Miller. Het behoort tot de beste verhalen van Batman, en volgens de Amerikaanse stripliefhebbers meteen ook maar tot de beste strips ooit. De Batmanstrip wijkt af van ‘reguliere’ superheldenverhalen. In de pagina’s van Year One zit meer ruimte en rust, waar andere tekenaars juist hun best doen om alles uit de kast te halen wat dynamiek en beweging betreft. Grappig is hoe Mazzucchelli in zijn strip verwijst naar Edward Hopper, niet bijzonder gebruikelijk in het superheldengenre. Maar hoe goed deze aflevering van Batman ook werd ontvangen: het was wel Mazzucchelli’s laatste. Het was zelfs het laatste wat hij ooit aan het superheldengenre zou bijdragen. Hij begon met Paul Karasik aan de verstripping van City of Glass van Paul Auster.

Hij nam les op de School of Visual Arts in New York om te leren zeefdrukken. In 1991 gaf hij het eerste nummer van zijn tijdschrift Rubber Blanket uit. In totaal zou hij vier nummers uitbrengen, waarin hij experimenteerde met kleur, papier en bindmethodes. Hij tekende niet meer, zoals normaal bij strips, zwarte lijntjes met daarbinnen de kleuren; de kleuren en kleurvlakken moeten zelf het werk doen. Bij de buitenlandse edities van Asterios Polyp stond de auteur erop dat deze precies zo zouden worden uitgegeven als het Engelstalige origineel. Voor formaat, papierkeuze en bindwijze gold: zo of anders niet. Het omslag is van een kartonsoort die nogal snel beschadigt, mooi, maar kwetsbaar – een ramp voor winkeliers. De letteraars hebben er een hele klus aan gehad om de originele pagina’s precies na te bootsen, maar ze zijn daar goed in geslaagd. De Nederlandse editie is even prachtig als de Amerikaanse. 

De Nederlandse vertaling van de hand van Ton Heuvelmans ‘klinkt’ hier en daar wat anders. Moet je ‘it’s like’ vertalen met ‘zeg maar’? Dat is de keuze van de vertaler, natuurlijk, maar na een paar keer klinkt het minder gewoon dan de Engelse uitdrukking. Het is lastig om hedendaagse teksten te vertalen. Moet je ‘dude’ vertalen met ‘gast’ of ‘gozer’ of gewoon met ‘man’ of ‘vent’? Of elke keer anders? Belangrijk voor een vertaler van strips, en meer nog voor zijn uitgever, is dat de taal voor Vlamingen niet te Hollands moet klinken – en andersom. Vlaamse lezers storen zich vaak aan te hippe Hollandse poldertaal. De meeste mainstreamstrips zijn in een neutraal Engels of Frans geschreven en kunnen in een even neutraal Nederlands worden omgezet. Bij iets persoonlijker en modieuzere boeken wordt het ingewikkelder. Daarbij komt dat de balloons en kaders de ruimte van de vertaler beperken. Bij vertalingen uit het Frans kan veel tekst worden weggelaten. ‘Moi, personellement, je trouve que’ kan in het Nederlands een stuk korter. Vertalen uit het compacte Engels moet veel strakker. Asterios vraagt ‘Pancakes anyone?’ Dat zou je kunnen vertalen met: ‘Wil er iemand pannenkoeken?’ Maar dat is te lang voor de balloon. Het is geworden: ‘Pannenkoeken?’ Even later zegt hij: ‘It’s a holiday. You deserve a day off.’ Dit is geworden: ‘Het is een vrije dag. Jij hoeft vandaag niets te doen.’ Dat is een prima vertaling, maar het past er maar net in. De vertaling van Asterios Polyp gaat gelukkig zelden mee met de ‘zeg maar’-formuleringen, want dat leidt erg af. Het is in de eerste plaats gewoon en goed Nederlands, en soms is dat saaier. ‘I gotta get movin’’ klinkt in het Nederlands – ‘Ik moet weg’ – net ietsje minder swingend.

De weg die Mazzucchelli heeft afgelegd naar Asterios Polyp is lang. De Vlaamse dichter Paul van Ostaaijen schreef dat gedichten net als huwelijksaanzoeken minstens een jaar kelder behoeven. Mazzucchelli heeft er veel langer over gedaan voor hij met zijn graphic novel kwam. Inhoudelijk was zijn blad Rubber Blanket een onderzoek naar de thematiek die terugkomt in Asterios Polyp – namelijk de eeuwige misverstanden tussen mannen en vrouwen. Net als zijn illustere voorganger Will Eisner maakte Mazzucchelli zijn eerste graphic novel na een loopbaan van enkele decennia. Het is een geslaagde meesterproef. Asterios Polyp lijdt nergens aan de narratieve lichtheid die helaas een groot aantal graphic novels kenmerkt. Misschien is het verstandig om wat te wachten voordat je je pretenties aan het papier toevertrouwt en niet op je vijfentwintigste met je meesterwerk te debuteren; ook in de geschreven literatuur is dat maar aan weinigen gegegeven. Naast Asterios Polyp zijn in 2011 de ook zeer vermeldenswaardige graphic novels Blast van Manu Larcenet, vertaald uit het Frans, en Stad van klei van Milan Hulsing (in het Nederlands geschreven) uitgebracht. Beide zijn meesterwerken van tekenaars/schrijvers die jaren kilometers hebben gemaakt voordat zij aan hun graphic novel begonnen. Helemaal geen gek idee.
 

David Mazzucchelli, Asterios Polyp. Uit het Engels vertaald door Ton Heuvelmans. Uitgeverij Oog & Blik/De Bezige Bij, 2011.