In 2010 besprak ik in dit tijdschrift de eerste vertaling van Descartes’ Discours de la methode en Essais de cete methode (Leiden: Jean le Maire, 1637).1 Het is een genoegen dat ik hier nu de nieuwste vertaling van datzelfde werk onder de loep kan nemen. Ze is van de hand van Jeanne Holierhoek — geen onbekende in Descartesland — en kwam vorig jaar uit als deel iii van de Bibliotheek Descartes van Uitgeverij Boom. Twee van de drie Essais, de Dioptrique en de Meteores, verschijnen hiermee voor het eerst sinds de zeventiende eeuw in het Nederlands; bovendien is het publiceren van een complete vertaling van zowel het inleidende Discours als de drie wetenschappelijke teksten iets wat in welke taal dan ook zelden voorkomt. Daarmee mag dit boek inderdaad wel een mijlpaal genoemd worden.2 Meestal gaat alle aandacht naar het beroemde en lekker weg lezende Discours en worden de als obscuur en achterhaald ervaren Essais veronachtzaamd — met name de zelfs voor wiskundigen lastige Geometrie, die al ontbrak in de Latijnse vertaling van 1644.
De vertaler van deze vier werken moet dan ook heel wat in huis hebben. Descartes’ stijl, al zeer geroemd door zijn tijdgenoten, is niet eenvoudig weer te geven. Verder moet de vertaler zich vertrouwd maken met een breed spectrum aan min of meer technische onderwerpen: metafysica en epistemologie, anatomie (in het bijzonder de werking van het hart en het oog bij grote zoogdieren), Descartes’ mechanistische wereldbeeld in het algemeen, theorie en praktijk van het lenzenslijpen en niet in de laatste plaats de analytische meetkunde. Op al deze gebieden vertegenwoordigde Descartes’ oorspronkelijke publicatie een revolutie.
Gelukkig is Holierhoek niet de eerste de beste, maar een gelauwerd vertaler met een indrukwekkende staat van dienst op het gebied van klassieke filosofie en moderne literatuur. Van Descartes heeft ze eerder de briefwisseling met Elisabeth van de Palts3 en een aantal jeugdwerken4 vertaald. Wie meer over haar werk en haar visie op vertalen wil weten, kan ik behalve haar blog5 ook het interview in het Nieuw Letterkundig Magazijn6 van 2008 aanbevelen.
Verder kunnen we vaststellen dat dit boek alles mee heeft: net als bij de andere delen van de Bibliotheek Descartes heeft een team van inhoudelijke experts de vertaler bijgestaan en voor een nuttige inleiding, aantrekkelijke annotatie en een zeer lezenswaardig essay over de Geometrie gezorgd. Voor het Discours en de Geometrie heeft Holierhoek gebruik kunnen maken van de bestaande Nederlandse vertalingen van Theo Verbeek respectievelijk Wim Wilhelm. En tot slot doet deze band qua vormgeving7 nauwelijks onder voor zijn oogstrelende brontekst uit 1637. Bij zo veel deskundige inbreng en inhoudelijke meerwaarde is het dan wel weer jammer dat er niets is gedaan met de inhoudelijke verbeteringen en aanvullingen die Descartes in de Latijnse vertaling heeft aangebracht,8 met uitzondering van een grote en een kleine verbetering die bekend zijn uit de correspondentie van de filosoof.
Het eerste wat opvalt aan de vertaling als zodanig is de conservatieve, schijnbaar letterlijke weergave van de titels: Essays, Dioptriek, Meteoren. Om ze goed te begrijpen moet je weten dat essais eigenlijk ‘proeven’ zijn, dat de dioptriek de tak van de optica is die over lichtbreking gaat en dat de oude Grieken onder meteora atmosferische verschijnselen verstonden. Het is wel mooi dat met deze vertaling Descartes’ wortels in het werk van Montaigne en in de aristotelische filosofie zichtbaar blijven.
De vertaling van het Discours is officieel de eerder bij Boom verschenen tekst van Theo Verbeek (1e druk 1977), die Holierhoek bewerkt heeft. Bij nadere vergelijking blijkt dat haar bewerking ingrijpend is geweest; de meeste zinnen zijn omgegooid en ook de woordkeus is vaak anders. De tekst is er over het algemeen leesbaarder en hedendaagser van geworden.
Zoals gezegd werd Descartes’ stijl door zijn tijdgenoten als iets bijzonders ervaren. Op 1 juli 1637 schreef Joachim Hübner aan Samuel Hartlib:
Wie seind die Essays dess René Franzois solch ein köstlich Buch, und gleichsamb eine Schatzkammer der exquisitesten Französischen Sprache. Mich wundert, dass diesess Exemplar von anderen Nationen nicht mehr aemuliret wird. Vertiren lesset es sich nicht wohl, all die weil viel dinges darin ist, welchess nur bloss auff Franckreich restringiret.9
Ik vraag me trouwens af wat hij met dat laatste bedoelde; ik kan aan de inhoud van Discours en Essais niet veel ontdekken wat specifiek Frans is en de Latijnse vertaling was eeuwenlang een veel groter verkoopsucces dan het origineel.
Een andere geleerde lezer meende juist om stilistische redenen dat het werk moeilijk te vertalen was. Vopiscus Fortunatus Plemp schreef op 15 september 1637 aan Descartes: ‘Ten eerste is uw stijl in dat idioom attisch, zodat ik eraan wanhoop dat er iemand is die het boek goed in het Latijn zal kunnen vertalen.’10 In de zeventiende eeuw was – na het bloemrijke en grandioze ciceronianisme van de Renaissance – het atticisme als stijl in zwang geraakt: schrijvers streefden naar brevitas, krachtige expressie en duidelijkheid. Dit ideaal gold niet alleen het Latijn, maar ook het Frans. Dat Descartes beschouwd werd als een meester in deze stijl blijkt wel uit de bewoordingen die Samuel de Sorbière, toch geen fan van de filosoof, kiest om zijn Franse stijl te prijzen: ‘Ie ne lis rien de plus charmant, de plus fort, & de plus pressé en nostre langue que tout ce que M. Descartes escrit.’11 Descartes hanteert de zogenaamde losse stijl, waarbij veel voegwoorden worden gebruikt om lange zinnen duidelijk te houden en krachtige beweging en de suggestie van spontaneïteit worden nagestreefd.
Zoals gezegd heeft Holierhoek de bestaande vertaling van het Discours kordaat gemoderniseerd. In het hele boek is de vertaling soms vrij colloquiaal, bijvoorbeeld in het losse gebruik van ‘om’, het gebruik van ‘Want’ en ‘En’ als eerste woord van de zin en colloquiale constructies als ‘geen een’. Maar over het algemeen is de stijl voor hedendaagse begrippen tamelijk gedragen, met vrij lange zinnen en woorden als ‘aldus’, ‘aangaande’ en ‘zojuist’. Voor het handhaven van die lange zinnen (soms beslaan ze rond de vijftien regels) valt veel te zeggen, temeer daar Holierhoek ze net als Descartes helder en prettig houdt door een goed gebruik van voegwoorden. Een enkele keer wordt het toch een woordenbrij met te veel komma’s. Heeft de vertaler er bewust voor gekozen geen moderne interpunctie met meer puntkomma’s, gedachtestrepen en haakjes te hanteren? Op die manier structuur aanbrengen zou geen zonde zijn tegen Descartes’ ideaal van duidelijkheid.
Bij het vergelijken van wat passages met het origineel verbaas ik me erover hoe vrij Holierhoek vertaalt. In het genoemde interview vertelt ze dat ze aan het begin van haar carrière veel dichter bij haar bronteksten bleef – misschien is mijn verbazing dus vooral een teken van gebrek aan ervaring. Over het algemeen leidt de genomen vertaalvrijheid tot soepel en elegant Nederlands waarin Descartes’ woordenweelde wat is bijgesnoeid. Soms gaat daarbij wel iets verloren: een nuance of precisering (‘soigneusement, exactement, toutes, qu’on estime; la iuste valeur’ wordt ‘de waarde’) of iets wat hoort bij Descartes’ manier van spreken en de omgangsvormen van de gentilhomme (i’ay tasché de ..., i’espere que ..., on a coustume de ...). Wanneer de filosoof zegt dat mensen die helder redeneren net zo overtuigend zijn in het bas Breton, vertaalt Holierhoek met ‘een plat dialect’. Terechte generalisatie die bij het vertalen hoort, of betreurenswaardig verlies van couleur locale? In elk geval is het een vooruitgang ten opzichte van Verbeeks ‘als zijn spraak niet gecultiveerd zou zijn’.
Zoals Holierhoek zelf zei bij de presentatie van het boek: de ene vertaler maakt nu eenmaal andere keuzes dan de andere. Wie zo nieuwsgierig is het hele boek te lezen zal niet alleen ontdekken hoe veelzijdig, curieus en inspirerend Descartes is, maar ook wat een indrukwekkende prestatie Jeanne Holierhoek heeft geleverd door deze zo verschillende en lastige werken allemaal toegankelijk te maken in helder en welluidend Nederlands.
René Descartes, Over de methode. Dioptriek. Meteoren. Geometrie. Redactie Erik-Jan Bos & Han van Ruler; annotatie Erik-Jan Bos, Han van Ruler, Wim Wilhelm; inleiding Han van Ruler; nawoord bij de Geometrie Henk Bos; vertaling Jeanne Holierhoek. Bibliotheek Descartes. Band III. Amsterdam: Boom, 2011.
Noten
1 ‘Fidus interpres? Over de eerste vertaling van het Discours de la methode’, Filter, 17:2, p. 41–46.
2 Inleiding, p. 55.
3 2000, Wereldbibliotheek.
4 Verschenen in deel I en II van de Bibliotheek Descartes.
5 http://jeanneholierhoek.blogspot.com/
6 Hier terug te vinden.
7 Hiervoor tekende René van der Vooren. De uit het origineel overgenomen houtsneden zijn trouwens destijds gemaakt door de briljante jonge wiskundige Frans van Schooten, een leerling van Descartes; helemaal foutloos zijn ze niet, maar wel een lust voor het oog.
8 Zie het in noot 1 genoemde artikel, p. 46.
9 Correspondance du P. Marin Mersenne, ed. C. de Waard et al. (Paris, 1945–1991), dl. VI, p. 292.
10 Oeuvres de Descartes, ed. Ch. Adam, P. Tannery et al. (Paris, herziene ed. 1964–1976), dl. I, p. 350.
11 Lettres et discours de M. Sorbière (Paris, 1660), p. 691.