Her eyes are on the sky    53-55

Michele Hutchison

Voordat ik in Nederland kwam wonen had ik altijd het idee dat poëzie niet te vertalen was. Op mijn grammar school in Engeland was er geen aandacht voor gedichten (of überhaupt voor literatuur) in andere talen. We waren met de klassieke Engelstalige canon bezig. Als tiener las ik in een soort puberende roes de gedichten van T.S. Eliot en Philip Larkin. Later ging ik vergelijkende literatuurwetenschap studeren aan de University of East Anglia in Norwich, en daar kwam ik eindelijk af en toe een gedicht in vertaling tegen – Rilke of Rimbaud bijvoorbeeld. Maar we mochten in onze werkstukken niet uit vertalingen citeren – alles moest gelezen worden in de originele taal. Het British Centre for Literary Translation was net opgericht, misschien is er in de tussentijd het een en ander veranderd. Destijds werden vertalingen in ieder geval met argwaan bekeken: het wezen, de authenticiteit van het origineel was het enige dat van belang was, geen ‘tussenpersoon’ werd geaccepteerd. Jammer voor je als je weinig talen actief beheerste, dan hield je je maar met Engelse literatuur bezig. Dat was verder geen punt.

Na enkele jaren in Londen als redacteur te hebben gewerkt, verhuisde ik naar Nederland en kon ik mijn passie voor poëzie weer oprakelen. Als redacteur bij Poetry International Web (www.poetryinternationalweb.org) begon ik Nederlandstalige poëzie te ontdekken en was aangenaam verrast door haar rijkdom. Ik las werk van Toon Tellegen en Slauerhoff, Herman de Coninck en Paul van Ostaijen in parallelle en professionele vertalingen. Het archief blijft groeien, en net vandaag trof ik daar nieuwe vertalingen van Herman Gorter, gemaakt door Paul Vincent.

Wat was de opmerkelijkste bundel Nederlandse poëzie in Engelse vertaling in 2010? Om te beginnen was er een uitgave van Banipal Books (Londen): Heavenly Life, een verzameling van de gedichten van onze huidige Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr. De bundel is voorzien van een voorwoord van Ruth Padel en een inleiding door Victor Schiferli. Heel handig voor lezers die (nog) niets weten over Nasr. De Engelse versie door ervaren poëzievertaler David Colmer leest vlot, lijkt me nuchter en adequaat. De taal van de gedichten is over het algemeen onopgesmukt:

we were gold dusted
pale, almost translucent with love
(‘I wish I was two citizens/ (then I could live together)’) 

met af een toe wat meer experimentele aspecten: 

I was belladona turned to bitterwort
Sundew and selfheal
Like a sooty carnation
I was snakeroot
But different now
(uit het lange gedicht ‘winter sonata’)

Volgens mij heeft Colmer de stijl van Ramsey Nasr goed doorgrond en heeft hij een goed oog voor het spectrum van de registers. Assonantie is hij duidelijk de baas, versmaat ook. Ik heb weinig kritiek op de vertaling; er zijn geen (taal)vervreemdende elementen waardoor je ineens beseft dat je een vertaling leest. Mijn keuze was op dit boek gevallen, ware het niet dat er in hetzelfde jaar een nog belangrijker vertaling van Colmer en anderen verscheen.

Afgelopen zomer werd in Londen een zeer bekend Nederlands gedicht in vertaling gepresenteerd, Awater van Martinus Nijhoff. Alleen de titel van dit gedicht was mij bekend. Anvil Poetry Press, de oudste onafhankelijke poëzieuitgever in Engeland, heeft het aangedurfd om de vertaling van Awater in een drieluik uit te geven. Het boek, met een mooie afbeelding van de Nijhoffbrug in Zaltbommel op het omslag, herbergt niet één, maar drie verschillende vertalingen van het gedicht.

Voor het luttele bedrag van £ 8.95 en heb je een inleiding door Thomas Möhlmann, het gedicht in het Nederlands, vertalingen van David Colmer (2010), James S Holmes (1961) en Daan van der Vat (1940), een korte toelichting van Colmer over zijn aanpak, de correspondentie tussen Nijhoff en zijn vriend Van der Vat over het gedicht en een essay van Wiljan van den Akker in handen. Jammer genoeg heeft deze uitgave in Engeland tot nu toe weinig aandacht gekregen, er zijn nergens recensies of andere berichten over te vinden. Maar de bundel zal op den duur zeker een publiek vinden, studenten of anderen met belangstelling voor modernistische poëzie, taalwetenschap of vertaalkunde.

Dat het vertalen van poëzie specifieke talenten vereist mag duidelijk zijn. De opvattingen over het vertalen van poëzie lopen uiteen, zoals ook weer bleek tijdens de Literaire Vertaaldagen in Utrecht afgelopen december: een poëzievertaling moet alle mogelijke interpretaties openhouden; het woord van de dichter is niet heilig; een gedicht schrijven is makkelijker dan een gedicht vertalen; uiteenlopende metrische- en rijmvormen in verschillende literaire tradities maken het vertalen van de vorm ingewikkeld of onmogelijk; het simpelweg begrijpen van het oorspronkelijke gedicht is niet vanzelfsprekend. Waar moet je in godsnaam beginnen?

Om ergens te beginnen: de vertalers van Nijhoff hebben alle drie problemen gehad met de vorm. James S Holmes vestigt de aandacht op Nijhoffs gebruik van ‘the end-stopped line’: ‘three-fourths of the lines in Awater conclude with a punctuation mark of some kind, and more than half of them have a full stop. […] I have tried to keep as many of these end-stopped lines as I could, the more willingly because in the absence of Nijhoff’s rhyme scheme they would help me avoid the pitfall of easy traditionalism characteristic of much enjambed blank verse.’ Ik heb de punten geteld: Nijhoff – 163, Van der Vat en Colmer – 159, Holmes – 161.

Maar voordat ik punten ging tellen, had ik natuurlijk wel alle vertalingen gelezen. De versie van Van der Vat vond ik vreemd klinken, zijn Engels is net geen Engels, waardoor je een vleugje Hollandse kleur krijgt door het ongelukkige idioom. Vroeger kon dat wel en bovendien heeft Van der Vat de vertaling gemaakt als vriendendienst. De vertaling van Holmes leek mij geschikter voor de moderne smaak, hij leest prima. Colmer is het meest trefzeker, hier klonk de T.S. Eliot van mijn tienerjaren weer door mijn hoofd. Nijhoff de grote modernist, nu kon ik het begrijpen. Waar de vertaling van Colmer het wint van die van Holmes is in assonantie, alliteratie en binnenrijm. Zijn oor is net iets muzikaler. Misschien was Holmes te sterk gericht op de ‘end-stopped lines’.

Maar ook Colmer had problemen met de vorm, specifiek het rijm. Hij schrijft: ‘I too, after some experimentation, concluded that the poem’s rhyming scheme, in which all of the lines within a section end with the stress on the same vowel sound, was beyond me…’ Hij legt uit dat de regelmatigheid van de Nederlandse spelling betekent dat verschillende delen van het gedicht herkenbaar zijn door de dominante klinkergeluiden – aa/uu/oe. Nijhoff had toegang tot een patroon dat in de Engelse taal niet te reproduceren is. Het vertalen van poëzie is moeizaam, dat zeiden ze ook in Utrecht.

Fascinerend is ook de briefwisseling tussen Nijhoff en zijn eerste vertaler. Wat wil Nijhoff met zijn vermaarde kreet ‘Er staat niet wat er staat’? Zijn eigen suggestie aan Van der Vat: ‘You need but read: it’s nonsense.’ Wat doen de vertalers hiermee? Het woord van de dichter is niet heilig. Colmer: ‘Read it, it doesn’t say what it says.’ Holmes: ‘Read: what it says is not what it says.’ Van der Vat: ‘Symbols have lost their sense.’

Lezers kunnen urenlang plezier beleven aan het vergelijken van de drie vertalingen:

Zij ziet azuur.
Her eyes are on the sky. (DC)
It sees blue skies. (JH)
She dreams of azure skies. (DvdV) 

Er staat geschreven: scheren en haarsnijden.
A notice on the door says, Cut and Shave. (DC)
The sign reads: haircuts, shaves. (JH)
The window says: Shaving and Haircutting. (DvdV) 

Zij vertrekt op het voorgeschreven uur.
She moves and leaves at the appointed time. (DC)
And it departs at the appointed time. (JH)
To leave at last at the appointed hour. (DvdV)

De vertaling van Colmer is het sterkst, en ook nog eens het meest recent, vertalen kent immers ook zijn modes. Maar er zijn ook momenten waarop een van de andere vertalingen iets toe te voegen heeft. Waar Colmer kiest voor assonantie en ritme (‘moves and leaves’), zie je bij een ander meer aandacht voor woordkeus. Wiljan van den Akker heeft het over Colmers debris (vast gekozen vanwege seeen sing), waar Holmes kiest voor rubble heaps en Van der Vat voor ruins. Volgens Van den Akker moet het ruins zijn, als weerspiegeling van Eliots The Waste Land. Vertalen betekent altijd kiezen; een vertaling die poëtischer klinkt zal vrijer zijn. Kies je voor effect of precisie? Ikzelf vind dat een poëzievertaling moet klinken als een gedicht.

Al worden maar weinig Nederlandse dichters in het Engels vertaald, er was nóg een bundel in 2010, die niet ongenoemd mag blijven: een tweetalige uitgave van werk van Vrouwkje Tuinman, Intensive Care, vertaald door Astrid van Baalen, uitgegeven door D'Jonge Hond. En de geweldige Toon Tellegen verscheen her en der in tijdschriften, vertaald door Judith Wilkinson.
 

Martinus Nijhoff’s Awater. Thomas Möhlmann (ed.). With an essay by Wiljan van den Akker. Translations by David Colmer, James S Holmes, Daan van der Vat. London: Anvil Press Poetry, 2010.