‘Ik weiger om voor Duitser te spelen terwijl ik met een Nederlandse vertaling bezig ben.’ Deze uitspraak van Pé Hawinkels over zijn vertaling van De toverberg werd in het vorige nummer van Filter door Cees Koster aangehaald om te illustreren dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw de eigen overtuigingskracht van de vertaling als zelfstandige Nederlandse tekst centraal kwam te staan. Hoewel nog steeds niet onomstreden, geldt dit tegenwoordig zelfs als een belangrijk criterium bij de beoordeling van literaire vertalingen door het Nederlands Letterenfonds.
Moet een Nederlandse vertaler spelen voor een Amerikaanse verteller die speelt dat ze een Hongaar is die zijn best om doet Frans te spreken? Beter van niet. De aangrijpende roman De onzichtbare brug van Julie Orringer vertelt de levensgeschiedenis van de personages Andras Lévi en Klara Hász en hun families, en bij uitbreiding de geschiedenis van de Hongaarse Joden in de periode 1937–1956. Het verhaal is geïnspireerd op het leven van de grootouders van de schrijfster, die na het neerslaan van de Hongaarse Opstand naar de Verenigde Staten vluchtten. Dat de roman in het Engels is geschreven, is dus meer dan ooit een kwestie van historisch toeval. De illusie van de vertelling zou in dit geval ernstig verstoord worden als de structuur van de ‘toevallige’ brontaal door de vertaling heen schemerde.
De eerste helft van het boek speelt zich af in Parijs, waar de jonge Andras in 1937 met een beurs architectuur gaat studeren. In Hongarije zijn Joden uitgesloten van hoger onderwijs. In Parijs maakt hij kennis met de mysterieuze balletschoolhoudster Claire Morgenstern (schuilnaam van Klara Hász), die naar later blijkt al eerder uit Hongarije heeft moeten vluchten vanwege omstandigheden die eveneens voortvloeien uit de Jodenonderdrukking. Ondanks het leeftijds- en standsverschil krijgen ze een verhouding en uiteindelijk trouwen ze. Als gevolg van de politieke ontwikkelingen wordt Andras’ visum na twee jaar niet meer verlengd en moet hij terug naar Hongarije. Klara gaat mee. De tweede helft van het verhaal, dat zich uitstrekt over een langer tijdsbestek, speelt in Hongarije. Hongarije werd pas in maart 1944 bezet en er zijn naar verhouding weinig Hongaarse Joden stelselmatig door de Duitsers vermoord, maar de Hongaarse overheid zelf stuurde de Joden naar werkkampen, waar velen bezweken. Andras verblijft driemaal in zo’n werkkamp en maar weinigen van zijn familie en vrienden overleven de oorlog. Hongarije wordt ‘bevrijd’ door het Rode Leger en in de woelige maanden na de Hongaarse Opstand tegen de Sovjets weet Andras met zijn gezin en zijn enige overgebleven broer Mátyás naar de Verenigde Staten te ontkomen – een geslaagde ontsnapping na de mislukte pogingen om tijdens de oorlog naar Palestina te vluchten.
Er zijn in De onzichtbare brug geen opvallende literaire stijlmiddelen ingezet, maar de taal is geschakeerd, de dialogen zijn heel natuurlijk en er is veel aandacht besteed aan couleur locale en realia. Dit alles heeft een bijzonder geloofwaardige en meeslepende vertelling opgeleverd. Bij de vertaling van dit boek speelt het verschil tussen bron- en doelcultuur een andere rol dan gewoonlijk: de taal en cultuur van de vertelling (Frans en Hongaars) staan minstens zo ver af van de Amerikaanse van het origineel als van de Nederlandse van de vertaling, misschien nog wel verder. Beslissingen over exotiseren en naturaliseren zijn over het algemeen in de brontekst al genomen.
In het begin van het boek spreekt Andras gebrekkig Frans (geschreven in gebrekkig Frans en Engels; in de vertaling is het Frans blijven staan en het Engels vertaald in gebrekkig Nederlands). Verderop in het boek is er eigenlijk geen verschil meer tussen zijn Frans en zijn Hongaars (beide in het Engels geschreven en in het Nederlands vertaald). Dat is niet heel waarschijnlijk maar wel bevorderlijk voor de leesbaarheid; ook in de brontekst is er geen verschil. Voor de bepaling welke vreemde-taaluitingen in het Frans, Hongaars, Hebreeuws en Jiddisj wélen welke niet worden verklaard, zijn in de vertaling de beslissingen van de auteur gevolgd. Hetzelfde geldt voor de namen van bijvoorbeeld Hongaarse en Joodse gerechten en de aanduiding van Joodse rituelen. In de brontekst valt op dat in de Amerikaanse tekst wordt gerekend in meters (een exotisering die in vertaling wegvalt). Het volgen van de strategie van de brontekst levert naar mijn smaak één twijfelgeval op: het ‘gimnásium’ in Debrecen. Deze term is in de brontekst misschien niet zozeer gekozen vanwege de couleur locale als wel omdat ‘gymnasium’ in het Engels ‘sportzaal’ betekent. In het Nederlands geldt dat bezwaar niet en juist door de klankovereenkomst doet de Hongaarse spelling (die met kleine letter bovendien op een soortnaam en niet op een eigennaam duidt) bij herhaling wat gekunsteld aan.
In de loop van het boek wordt meermalen gezegd (met name door hun vader) dat de jongens Lévi zo goed opgevoed zijn. Hun wellevendheid blijkt onder andere uit hun respectvolle taalgebruik tegen meerderen, ouderen en docenten. En zo vormt ook in dit boek de vertaling van ‘you’ een probleem. In het Frans (en zeker in 1938) is het onvoorstelbaar dat Andras’ broer Tibor en Klara elkaar bij hun eerste ontmoeting al tutoyeren; omwille van de couleur locale had hier beter voor ‘u’ gekozen kunnen worden. In elk geval lijkt het niet juist dat Andras toneelknecht Claudel – ouder dan hij en formeel zijn chef – tutoyeert.
Orringer heeft met haar natuurlijke, ‘onopvallende’ taalgebruik een onzichtbare brug geslagen tussen haar Hongaarse personages en haar Engelstalige publiek. Even onzichtbaar is de brug die de vertalers hebben geslagen naar de Nederlandstalige lezers. Nergens, maar dan ook nergens, schemert in de vertaling de brontaal door. De vertalers hebben niet geschroomd om zinsindelingen te herstructureren, zo nodig over zinsgrenzen heen, van Engelse deelwoordconstructies nieuwe hoofdzinnen te maken, referenten naar voren te halen of de constituentenvolgorde om te draaien. Engels idioom is vervangen door Nederlands, hier en daar zijn verkleinwoordjes ingezet, soms is er sprake van antonymische verschuivingen, enzovoort. Ook al zijn deze verschuivingen op zinsniveau misschien niet altijd per se noodzakelijk, op tekstniveau dragen ze in hoge mate bij aan de natuurlijkheid van het Nederlands. Kortom, er is alles aan gedaan om van de vertaling een overtuigende Nederlandse tekst te maken. Zelden heb ik bij een vertaling zozeer de illusie gehad dat ik een oorspronkelijke tekst aan het lezen was – of, in dit geval, eventueel de illusie van een als zelfstandige Nederlandse tekst functionerende vertaling van een Hongaars boek. De Engelse brontaal is in deze vertaling volkomen weggefilterd.
Julie Orringer, De onzichtbare brug. Vertaald door Onno Voorhoeve, Tjadine Stheeman en Gerda Baardman. Amsterdam: Prometheus, 2010.