Bokkensprongen en trends    41-42

Barber van de Pol

Je mag niet door rood en je mag geen knollen voor citroenen verkopen, maar wat is rood bij vertalen, wat zijn daar knollen en citroenen? In het echte leven kun je moeilijk volhouden dat een ongeluk schitterend is. Bij vertalen kan dat wel. Daar is alles beter dan de algemene wetshandhaving. Je volgt de persoonlijke verkeersregels van de oorspronkelijk schrijver, want je neemt hem serieus. Dat is geen overmoed, dat is trouw. Alleen de bange of lauwe vertaler moet op de bon. En de vertaler die hoe ook te veel brokken maakt natuurlijk.

Het is bij het vertalen tussen het noeste werken door een en al grensoverschrijding en vertoon van capriolen die het daglicht heel goed kunnen velen, want capriolen stonden er al, alleen in een andere taal.

‘Je moet vertalen wat er staat hoor,’ zegt een Leidse vriend die Karel van het Reve kennelijk nog steeds mist.

Hè ja, laten we vertalen wat er staat. Het kan niet, maar we doen het, met onze beste instincten. Als je maar weet wat je doet en je aan het eind van het proces als schrijver durft te gedragen en niet als geïmponeerde lezer.

Logisch dat juist de dichters en schrijvers onder de vertalers veel durven. Ze hebben hun eigen literaire geweten en er is geen vertaalpolitie die kan maken dat ze dat geweld aandoen.

Zie wat Benno Barnard (Auden, in Nee, Plato, nee, 2009) en Jan Kuijper (Hadewijch: Liefdesliederen, een hertaling, 2010) doen om geliefde gedichten vormvast weer te geven. Vormvaste poëzie wordt door velen ouderwets gevonden, net als vormvast vertalen van vormvaste poëzie. Maar de beste gedichten, ook nu nog, houden zich op aan de kant van het ritueel, de mystiek en het mysterie. Ze drijven op bezwering, en alleen daarom al zijn de muzikale en formele aspecten een voorwaarde.

Dat honoreer je als vertaler en dat is precies wat Barnard en Kuijper doen. De consequentie is dat er vaak moet worden geduwd en gewrikt tot het er een beetje natuurlijk uitziet, wat niet altijd lukt. Maar laat er dan desnoods wat rijmdwang zichtbaar blijven, en wat kan een enkel anachronisme schelen. Ook alle oorspronkelijke gedichten zijn niet even briljant. En je kunt nog eens lachen.

Je kunt erg lachen om Barnard die in het beroemde, al vaak vertaalde ‘Musée des Beaux Arts’van Auden iemand die ‘dully walking around’ is, in de struiken laat pissen en nog wel gekkere dingen doet. Of om Kuijper die van een middeleeuwse mystica een halve nymfomane maakt. Niet eens zo gek trouwens bij christelijke bruidslyriek. Kom, de oorspronkelijke tekst staat ernaast. Ik klap om de hoogstandjes en lach om de bokkensprongen en de soms schitterende ongelukken.

Het opwindendst in 2010 is wat Jonathan Safran Foer in Tree of codes deed met The Street of Crocodiles, de Engelse vertaling uit 1963 van het Pools van Bruno Schulz. Het is een zeer aanschouwelijk pleidooi om vooral intensief met lievelingsboeken om te gaan. Denk terug, praat terug, schrijf terug, scheur terug. Ik hou van boeken met ezelsoren, krassen en nagelgroeven bij ontstentenis van een potlood. Boeken zijn er om gebruikt te worden. Daarin verschillen ze van een ets of schilderij. Die hang je uit de zon en ze mogen onder geen beding beduimeld worden. Er zijn gelukkig maar weinig boeken die om een bibliofiele behandeling vragen.

Tree of codes is Foers leesvertaling van Schulz’ verhalen. Het is een boekdikke Schoonhoven geworden, vol knippen en weglatingen die laten zien wat Foers hoofd wel en niet wou vasthouden. Misschien is de uitkomst meer een esthetisch dan een intellectueel genoegen, en ik hoop maar dat zo’n creatieve lezing geen mode wordt. Je moet het namelijk wel waarmaken. Maar sinds ik heb gemerkt dat er alleen al in Nederland duizenden ex librissen zijn gemaakt op basis van de Don Quichot weet ik hoe graag lezers zich het hart van een boek toe-eigenen. Uit liefde.

Wat Foer deed is een sóórtvertalen. Het is een blauwdruk van een lezing, een vertaling zoals we die al lezende maken – we schieten door de regels, prenten frasen al dan niet verbasterd in ons geheugen, spellen passages of slaan ze puzzled over, allemaal in ons eigen gelegenheidstempo. Of lees jij woord voor woord even geconcentreerd? Maar dat is studeren, of echt vertalen; geen lezen.

Tegenover deze liefdesverklaring van Foer staat een abjecte trend in Nederland: de onnodige hertaling. Er spat de gedachte vanaf dat de lezer zoveel mogelijk tegemoet gekomen moet worden. Anders haakt hij af, help!

De lezer bij voorbaat als drenkeling benaderd. Dieptepunt was de hertaling van de Max Havelaar door Gijsbert van Es. Het oorspronkelijke werk zou niet meer te begrijpen zijn (maar niet heus). Dus vind je op iedere bladzijde een heleboel indikkingen en schrappingen, veranderde zinsvolgordes en geactualiseerd idioom. Het is taalverarming, taaluitholling, brave Hendrikengedoe. Terwijl Multatuli nu juist zo mooi heeft gereflecteerd over zijn eigen schrijfwijze. Dat maakt het brutaler.

De onderneming gaat uit van twee veronderstellingen. 1) Dat je weet wat de gemiddelde lezer uit een boek wil halen. 2) Dat literatuur helemaal begrijpelijk kan zijn. Het zijn verkeerde ideeën over kunst in het algemeen. Wat zei Harry Mulisch ook weer: Je moet het raadsel vergroten, niet verkleinen.

Dit soort stroomlijnen onderschat de potentiële lezer. Ik denk aan kleine kinderen, die ongeveer alles nog moeten leren en voor wie ieder boek een avontuur en geheimtaal is. En voor pubers is er niets erger dan betutteld te worden door volwassenen. Ik neem tenminste aan dat die hertaling voor scholen bedoeld was.

Erg is ook Licht, 100 liedjes voor iedereen, de vertaling of hertaling van Coot van Doesburgh van honderd bekende levensliederen om het christelijke eraf te stropen. ‘À toi la gloire’ wordt dan ‘Laten we blij zijn’ en ‘Danny Boy’, niet eens een christelijk lied, wordt zo lievig dat het haast heilig lijkt. Karin Bloemen zette het ook nog eens op de plaat op zo’n EO-toontje à la ‘Waarheen waartoe’.

Een en al zieligheid is het geworden. Paul van Vliet vindt het mooi, zegt de site. Ik niet.

Het enige wat ik erger vind is dat Mark Twain, de verstandigste schrijver die er ooit heeft bestaan, door de politiek correcte kliek in de Verenigde Staten van zijn negers en ander vermeend ergs wordt ontdaan om de schoolkindertjes niet op verkeerde ideeën te brengen. Ze hebben het er al jaren over en nu is kogel door de kerk. Van dat soort onverbloemde literaire censuur ben ik in Nederland nog geen voorbeelden tegengekomen.