2009 was het jaar dat Nederland dankzij de publicatie van Blinde wilg, slapende vrouw (Atlas; vertaling Elbrich Fennema) pas echt te maken kreeg met de Japanse succesauteur Murakami Haruki als schrijver van korte verhalen. Lezers konden vaststellen dat hij in dat genre misschien wel nog interessanter en pregnanter is dan als romanauteur.
Maar prachtig als die bundel is, de obsessieve aandacht in Nederland voor Murakami belemmert het zicht op andere auteurs uit Japan. Zonder ophef verscheen de Nederlandse vertaling van een roman uit 2001 die in Japan een groot literair én publieksucces is geworden. De tas van de leraar van Kawakami Hiromi (1958) is een in al zijn beheersing ontroerend portret van een alleenstaande vrouw die tegen de veertig loopt, hunkert naar liefde maar deze op afstand houdt. Bij toeval ontmoet zij, voor het eerst sinds haar middelbare schooltijd, een vroegere leraar. Gaandeweg zien zij elkaar vaker en krijgen een verhouding die tegelijk platonisch en sensueel, afstandelijk en intiem is. Zoals bij elk ‘boy meets girl’-verhaal doet een synopsis weinig recht aan de kracht van de roman. Die zit hem hier vooral in de schijnbaar achteloos maar perfect geregistreerde dans in zeventien hoofdstukken van aantrekken en afstoten terwijl personages zich in alledaagse situaties bevinden. Dat is dan vooral in het eetcafé dat als stamkroeg voor de vertelster Tsukiko en haar oude leraar Sensei gaat fungeren.
Bijzonder is natuurlijk dat de vertelinstantie een vrouw is die met zelfspot en met afstand tot haar eigen wanhoop registreert hoe zij verliefd wordt op een man die ze in eerste instantie vooral een oude zonderling vindt. Die verhouding uit zich onder meer in een verschil in taalgebruik tussen Sensei (wat oubollig maar ook wel cynisch van toon) en Tsukiko (afwisselend stug en vaak licht plagerig), een verschil dat vertaler Luk Van Haute goed weet te treffen. Het doet in bepaalde opzichten denken aan een romanvariant van een psychologisch filmdrama als van regisseur Ozu Yasujirô, maar dan tijdlozer en rijkelijk bedeeld met humor (die Ozu trouwens niet vreemd is). Films als die van Ozu waren mede een groot succes bij het Japanse bioscooppubliek vanwege de ‘slice of life’-aanpak die zijn studio voorstond.
Er wordt enorm veel gegeten en gedronken in deze roman. Dat gaat niet zozeer tussen de bedrijven door, maar voedsel en drank worden een essentieel medium van communicatie tussen de twee hoofdpersonen. Als je weet dat de kookkunst een door praktisch elke Japanner gekoesterd en gewaardeerd cultuurgebied is, dan is die vorm van communicatie niet verrassend. Voor de vertaler een uitdaging aan realia maar voor de lezer een festijn: je kunt bij romanpersonages aan tafel.
De afstand tussen bron- en doeltaal is bij het Japans en Nederlands natuurlijk altijd groot, maar deze roman stelt de vertaler voor een aantal lastige keuzes. Dat begint al bij de titel die in het origineel Sensei no kaban luidt, wat zich inderdaad laat vertalen als ‘de tas van de leraar’ maar tegelijkertijd in bepaalde opzichten een ontoereikende omzetting is. Dat de Franse (2003) en Duitse (2008) vertalingen het over een ander boeg gooiden en respectievelijk Les années douces en Der Himmel ist blau, die Erde ist weiß gaven, is geen toeval. ‘Kaban’ is een aktetas, in vertaling ook wel ‘boekentas’ genoemd, inderdaad zo’n niet al te grote tas die je mag verwachten bij een leraar die op school het huiswerk van zijn leerlingen nakijkt. Het woord sensei is het grote probleem van de titel: het is een aanspreekvorm voor iedereen die in een positie verkeert waarin zij of hij iets leert of leren kan aan een jonger iemand. Kortom, de titel is niet beperkt tot schoolleraren, of zelfs tot een formeel verband. Zoals een aantal romans opent De tas van de leraar met het probleem van de naamgeving van een hoofdpersoon: ‘Officieel had ik hem bij zijn volledige naam en titel moeten aanspreken, met Harutsuna Matsumoto-sensei dus, maar ik noemde hem gewoonweg Sensei. Niet “sensei”, maar Sensei met een hoofdletter’ (p. 5).
Het origineel doet iets onvertaalbaars, namelijk door met een grafische uitweiding te openen. Je zou annoterend kunnen vertalen: ‘Officieel was het “meester Matsumoto Harugana-in-karakters” [waarbij Kawakami de zes karakters geeft waarmee je deze naam-plus-titel schrijven kan]. Maar ik noem hem sensei [waarbij het woord sensei weergegeven is in het lettergrepenschrift waarmee doorgaans vreemde woorden geschreven zijn, het katakana. Dit in tegenstelling tot het hiragana-lettergrepenschrift dat Japanners als eerste leren schrijven]. Het was geen sensei-in-karakters, en ook geen sensei-in-gewoon-lettergrepenschrift, maar in katakana: “sensei”’ (‘sensei’ de mo naku, ‘sensei’ de mo naku, katakana de ‘sensei’ da). Dat klinkt allemaal esoterisch, maar wat mij als lezer intrigeert is dat de verteller zich herinnert hoe zij over de hoofdpersoon wil spreken door terug te vallen op onderscheid in schrift.
Wat Luk Van Haute als vertaler goed heeft gezien is dat ‘Sensei’ vrijwel onmiddellijk gaat fungeren als naam, zij het een naam die iets suggereert over ’s mans relatie tot de vertelster. In het Japans is die uitweiding over schrift wel functioneel, omdat op elke pagina het woord ‘sensei’ opvalt als iets licht bevreemdends, als een woord dat met zekere ironie benaderd moet worden. Die ironische distantie zit ook in het begin van de relatie tussen de oudere jongere Tsukiko en haar oude leraar en ontluikende geliefde Sensei. De Franse vertaalster koos juist voor het omgekeerde: ‘En bonne et due forme, c’est le professeur Matsumoto Harutsuna, mais je l’appelle seulement « le maître ». Et encore sans majuscule, le maître, tout simplement’ (cursivering van mij). Wanneer na de dood van Sensei de vertelster voor het eerst sinds de eerste bladzijde ’s mans volledige naam hoort uitspreken, door zijn zoon, barst zij in snikken uit. Door die naam te gebruiken wordt Sensei weer van haar afgenomen.
Eerste bladzijde van Taniguchi Jirô's stripbewerking
‘De zoete jaren’ die het Frans suggereert is als titel, lijkt me, een gebaar naar de ontdekking die de lezer aan het einde van de roman te wachten staat. De vignetten waaruit de roman is opgebouwd blijken een aaneenschakeling van herinneringen, die met terugwerkende kracht een belangrijk thema vormen van het verhaal van Tsukiko: ‘Het lijkt al zover weg. De dagen die ik met Sensei doorbracht, verstreken – aanvankelijk nog vluchtig, en toen intenser. [...] Toch gebeurde het allemaal niet zo lang geleden. [...] Senseis boekentas ligt naast mijn toilettafel. Nu en dan ga ik naar Satoru’s kroeg. Zij het niet zo vaak als vroeger’ (p. 189). Vorig jaar verscheen een stripbewerking van Kawakami’s roman door Taniguchi Jirô (1947), die buiten Japan met name in Frankrijk erg populair is met literaire strips als Een dierentuin in de winter (Casterman 2009) en De magische berg (Casterman 2007). De strip (manga) laat zich in zekere zin vergelijken met de stripvertalingen die Dick Matena van De avonden of Kort Amerikaans of Kaas maakte, maar zet naast het integrale gebruik van de romandialogen de beschrijvende tekst nadrukkelijker in beelden om en selecteert fragmenten uit de ‘voice-over’ van Tsukiko.1 De manga opent met die eerste twee zinnen uit het einde van de roman en onderstreept daarmee het thema dat nauw aansluit bij het eigen werk van Taniguchi, dat één grote oefening is in de beheerste weemoed van herinnering.
De Duitse en Nederlandse uitgever kozen voor expliciete categorisering door de roman de ondertitel ‘Een liefdesverhaal’ (Eine Liebesgeschichte) mee te geven. Dat wordt onderstreept door de keuze van uitgeverij Atlas voor een omslag die uit een toeristenbrochure lijkt te zijn weggelopen, met de berg Fuji met kersenbloesems. De Duitse uitgave doet ook iets met kersenbloesems; de Franse is beter: te zien zijn een kruikje sake en eetstokjes.
Deze ‘packaging’ van de Nederlandse vertaling is onnodig en zelfs wat misleidend. Kawakami is in Japan een gelauwerd auteur; met deze roman won zij in 2001 de prestigieuze Tanizakiprijs. De roman gaat niet zozeer over ‘Japan’ en biedt geen exotisch inkijkje in een vreemde cultuur. De kracht van De tas van de leraar is juist dat het laat zien wat ons menselijk maakt. En dat lekker eten heel troostrijk kan zijn.
Hiromi Kawakami, De tas van de leraar. Een liefdesverhaal. Vertaald door Luk Van Haute. Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2009.
Noot
1 Een voorpublicatie van Taniguchi Jirô’s stripbewerking van het eerste hoofdstuk, ‘De maan en de batterijen’, waaruit de illustratie bij dit artikel afkomstig is, verscheen op: http://webaction.jp/title/106.php (klik op de rode ster met witte Japanse tekens).
Bibliografie
Kawakami Hiromi, Sensei no kaban. Tokio: Heibonsha, 2001 (pocketeditie: Bungei Shunjû, 2004).
Kawakami Hiromi, Les années douces. Traduit par Elisabeth Suetsugu. Arles: Éditions Picquier, 2003.
Kawakami Hiromi, Der Himmel ist blau, die Erde ist weiß. Eine Liebesgeschichte. Übersetzung Ursula Gräfe und Kimiko Nakayama-Ziegler. München: Carl Hanser Verlag, 2008.