In zijn verantwoording bij de vertaling van de verzamelde poëzie van Federico García Lorca, geeft vertaler Bart Vonck op een krachtige manier in enkele regels mee waar het voor hem bij vertalen om draait: de tekst uit de brontaal moet een nieuwe, eigenstandige tekst opleveren in de doeltaal; men moet bovendien de vreemdheid van de brontaal in de doeltaal invoeren. Op die manier wordt de doeltaal verrijkt, opgerekt, opengetrokken met de mogelijkheden van het ‘andere’ dat men introduceert in de eigen taal. Het is precies dit soort strategie dat door Walter Benjamin werd voorgestaan in zijn bekende Die Aufgabe des Übersetzers. Het betekent dat de autonomie van, in dit geval het gedicht, in de doeltaal een dubbele beweging kent: het gedicht maakt zich los om iets zelfstandigs te worden, maar tegelijk toont het zijn afhankelijke karakter doordat het allerlei vreemds in de doeltaal introduceert, en wordt door deze ‘afhankelijkheid’ juist iets dat op geheel eigen wijze op zichzelf staat en zich verruimt. Afhankelijkheid en onafhankelijkheid verkeren in het vertaalde gedicht dus onophoudelijk in een complexe dialectische beweging met elkaar. Het betekent ook dat het vertaalde gedicht altijd op een intrigerende manier instabiel blijft, dynamisch: verwijzend en toch op zichzelf staand.
Wie er de indrukwekkende vertaalprestatie van Bart Vonck op naleest – men heeft terecht en herhaaldelijk gesteld dat het een beetje zijn levenswerk is geworden – ziet hoe dit in zijn werk gaat. Vonck kiest bijvoorbeeld bij de vertaling van de (schaarse) sonnetten voor onberijmde versies, omdat die meer de vloeiende en natuurlijke beweging van het origineel oproepen, terwijl berijmde versies wellicht, door de onnatuurlijkheid van de rijmdwang in de doeltaal, verderaf zouden hebben gestaan van de ‘adem’ die zo kenmerkend is voor Lorca’s poëzie. Op die manier maakt hij de onmogelijkheid van een volledig toereikende vertaling tot een winstpunt: door af te zien van wat geen zin heeft. Er bestaan talloos veel gênante vertaalacrobatieën die duidelijk maken dat het behoud van rijmschema’s uit de brontaal in de doeltaal meestal alleen maar de kracht van het origineel teniet doet, omdat men zich in de meest onnatuurlijke bochten moet wringen. Juist omdat hij doordrongen is van de onmogelijkheid van de afdoende vertaling en daarvan afziet, komt Vonck op liefdevolle en aandachtige manier zeer dicht op de huid van de dichter Lorca te zitten. Hij kon zich dit permitteren omdat hij dit werk als het ware ademt, omdat het hem zo intiem vertrouwd is geworden door de jaren heen, dat hij, zelfs wanneer hij er zich van verwijdert, er zich in feite opnieuw op toe beweegt. Zelf zegt hij hierover: ‘Er wordt beweerd dat poëzie vertalen onmogelijk is. Net die onmogelijkheid maakt van het vertalen van poëzie een noodzaak. Er is geen weg terug.’
Federico García Lorca
De complexe band tussen de letter, het woord en de ervaring van het leven als existentieel materiaal dat neerslaat in combinaties, associaties, beelden en allegorieën, wordt uiterst kernachtig verwoord in het volgende, ‘afgewezen’ gedichtje:
Pirouette
Als het alfabet zou sterven,
Dan sterft alles.
Woorden
Zijn vleugels.
Het hele leven
Hangt af
Van vijf letters.
(p. 673)
Met die vijf letters (vier in het Spaans, voor vida) bedoelt Lorca het leven. Het ziet er nogal tautologisch uit zoals het er staat, maar het gaat om de ‘encryptie’, waaruit Lorca’s grote poëzie voortvloeit: het leven hangt af van wat ervan in taal bestaat, het wordt erin samengedrukt in codetaal, die later weer ontplooid kan worden. Daarbuiten is er geen leven. Het betekent dat alles wat hij als dichter ‘leven’ noemt, afhangt van de (zijn) taal. Eigenlijk staat er dus dat zijn leven er geen zou zijn zonder dat hij erover dicht, meer nog: dat er geen leven is buiten wat hij erover in taal heeft gecodeerd. De laatste strofe is bovendien verraderlijk complex: het ‘leven’ staat er al, in de eerste regel, maar het hangt daarbij af van de letters waarnaar even verderop wordt verwezen. Hoe kan dat? Het leven hangt dus af van zijn spiegelbeeld in letters, maar het is er al, als leven, om die letters mogelijk te maken. ‘Leven’ uit de eerste regel en de ‘letters’ uit de laatste zijn hetzelfde, en toch zijn ze iets anders – anders kon ‘leven’ niet naast die ‘letters’ staan. Als wijsgerige allegorie is deze spiegeling eigenlijk eindeloos. Een ingewikkelde dialectiek van oorzaak en gevolg, die in zichzelf blijft rondtollen. Complexer kan een dichter zich niet uitdrukken dan in deze kleine pirouette.
Niets is zo moeilijk bij vertalen als het overbrengen van specifieke, idiomatische associaties, die altijd ook cultuurgebonden zijn. Uit die clusters, waarin taal en traditie, taal en ervaring, taal en wereldbeeld samengaan, licht de specifieke kracht van een groot dichter op. Lorca’s clusters, waarin woord en beeld elkaar vinden, zijn daardoor altijd sensitief en abstraherend tegelijk. Met mijn rudimentaire noties van het Spaans kan ik wel wat gedichten van Lorca lezen, maar het is pas in de Nederlandse vertalingen dat ik het raffinement van Lorca’s beeldspraken en allegorieën kan vatten. Wanneer ik dan ga vergelijken, merk ik geregeld hoe consistent Bart Vonck zijn vertaalbeslissingen trouw blijft, hoe hij de uitwerking van een beeld zorgvuldig volgens de ‘nieuwe’ logica van de doeltaal transponeert. Elke vertaler weet wat acribie betekent, en hoezeer de meest subtiele en moeilijke vondsten het vaakst verborgen blijven, juist omdat ze er evident gaan uitzien. Ik neem aan dat heel veel van deze vondsten me als lezer ontgaan. Maar de zinderende toon, de helderheid die zelfs in de meer hermetische passages door blijft stralen, maakt van deze vertalingen volgens mij een zeldzaam goed. Er wordt vaak beweerd dat een dichter alleen door een dichter kan worden vertaald. Misschien doet zo’n uitspraak onrecht aan de vele voortreffelijke vertalers van gedichten, die zelf niet als dichter door het leven gaan. Maar een goed vertaler van gedichten wordt in elk geval zelf een dichter op het ogenblik dat hij op geslaagde manier een gedicht vertaalt. Bart Vonck is zelf een zorgvuldig en erudiet, aandachtig dichter. Dat zijn kwaliteiten die doorstralen in zijn vertalingen van Lorca. Vonck is een man die niet voor modes valt, en die nooit koketteert. De enige ‘gekleurde’ keuzes die de Noordnederlandse lezer wellicht zullen opvallen, zijn die voor Vlaamse varianten, waarin Vonck poogt de warmte van het origineel om te zetten in de warmte die hij kent in zijn eigen taalvariant. Dat lijkt me alleen maar oprecht en consequent. In elk geval kiest Vonck altijd voor mogelijkheden die de taal van Lorca zo natuurlijk mogelijk transponeren. Dat maakt dat zijn vertalingen lang zullen meegaan, dat ze een klassieke toon bezitten, die nooit vermoeit. Deze verzamelde Lorca mag dan ook op de plank bij de grote, tijdloze vertalingen, en ik ben er Vonck zonder meer dankbaar voor.
Federico García Lorca, Verzamelde gedichten. Vertaald door Bart Vonck. Met een nawoord van Hagar Peeters. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2009.