Dasja, Dasjenka en de dood van meneer Ivan    69-73

Theo Veenhof

In Filter 16:4 uit Willem G. Weststeijn bezwaren tegen Hans Bolands Dostojevskivertaling Duivels. Hij is onder meer niet blij met de weergave van de Russische persoonsnamen in het Nederlands. Op dat deel van zijn kritiek wil ik hier antwoorden, want ik heb reden mij ook aangesproken te voelen. Ik laat mijn antwoord vergezeld gaan van een paar eigen voorstellen over de manier waarop je in een Nederlandse literaire vertaling met de namen van Russen kunt omgaan.

In 1999–2002 verschenen in Nederland vijf vertalingen van de Nastja Kamenskajathrillers van de Russische succesauteur Alexandra Marinina. Van die vertalingen vervaardigde ik er twee en redigeerde ik de andere drie (vertaler: Sylvia Nijland). Ik beet het spits af met het eerste deel in de reeks, Stetsjenië obstojatelstv. Dat betekent ‘een samenloop van omstandigheden’, maar uitgeverij Luitingh-Sijthoff verzon een titel met meer commerciële slagkracht: De hand van een moordenaar.

De uitgever wilde geen bewerking, maar een volledige en getrouwe vertaling. Wel diende rekening te worden gehouden met onwennigheid van het LS-lezerspubliek, dat voornamelijk thrillers krijgt voorgeschoteld van Angelsaksische origine. De stijl kon wat aangepunt, het boek mocht wat ‘sneller’ gemaakt worden. Nog meer dan altijd al het geval is, gold dat de lexicaal nauwkeurigste vertaling niet per se de communicatief nauwkeurigste is. Bij ‘ministerie van Binnenlandse Zaken’ denk je als Nederlander aan ambtenaren in power suit. De Rus ziet bij het letterlijke equivalent ‘Ministerstvo vnoetrennich del’ een juut met een pet voor zich – reden om van MVD niet BiZa te maken, maar ‘de politie’. Soms voegde ik een snipper informatie toe en bij hoge uitzondering treft de lezer een zin aan die niet van de auteur afkomstig is maar van de vertaler. Je kan in een ontspannend boekje moeilijk met voetnoten aankomen. Maar veruit het belangrijkst was het zo toegankelijk mogelijk presenteren van de Russische namen.

Eerste opgave was de keuze van een geschikte transcriptie. Ik hanteerde de in Nederland gangbare populaire weergave van de Russische letters, op één uitzondering na: een afgeslankte schrijfwijze voor de lange zachte ruisklank щ: niet Sjtsjolkovstraat, maar Ssjolkovstraat. Die ssj geef ik voor een betere,1 maar het wordt in elk geval tijd iets te doen aan dat niet weg te branden sjtsj. Zelfs Hans Boland, zo kien op het doorbreken van de macht der gewoonte bij het transcriberen, houdt tot mijn verbazing vast aan een barre letterkluit die niet eens de moderne Russische standaarduitspraak weergeeft, maar een gemaniëreerde en verouderende Petersburgse variant. Om de namen minder lastig te maken bracht ik hier en daar een opstapje aan: aanvulling (‘de Armeen Ajroemjan’ in plaats van alleen Ajroemjan), vervanging (de Zjigoeli kreeg zijn exportnaam Lada), omschrijving (‘de drukke ringweg om het centrum’ in plaats van ‘Sadovoje koltso’). Toponiemen vertaalde ik soms (‘Vredesboulevard’), maar meestal bleef de vertaling beperkt tot elementen als ‘-straat’, ‘-plein’. Vertaling van alle straatnamen, zo mooi en functioneel in Duivels, zou in deze detective lachwekkend hebben uitgepakt (hoewel, de naam van die drukke weg betekent ‘Tuinenring’, toch wel aardig). Bij de persoonsnamen kwam ik uit op een in Nederland voor het eerst toegepaste redactiewijze. Daar ging wat tasten en zoeken aan vooraf. Uit mijn nawoord:

Een probleem vormde de weergave van Russische persoonsnamen in de vertaling. Russen hebben één voornaam, een vadersnaam en een achternaam (net als vroeger in Nederland: Kenau Symonsdochter Hasselaar). De beleefde aanspreekvorm is voornaam plus vadersnaam. Tegen Jeltsin zeg je Boris Nikolajevitsj, tegen de heldin van dit boek Anastasia Pavlovna. Op die ene voornaam wordt in het dagelijkse spraakgebruik op alle mogelijke manieren gevarieerd: Nastja, Anastasia, Asja, Asjka, Nastjoesja, Stasjenka. Bij sommige andere personages is de variatie bijna even uitbundig.

Lezers van een eerste versie van deze vertaling meldden dat ze door al die verschillende namen de draad kwijtraakten. Ik heb er daarom het mes in gezet. De vadersnaam is verdwenen. [...] De beleefdheidsvorm voornaam plus achternaam heb ik vervangen door de in het Nederlands gebruikelijke formele manier van aanspreken: met ‘meneer’ of ‘mevrouw’ bij burgers, met rang bij officieren. Elk personage heeft in de vertaling één vaste voornaam [...].2

Zo introduceer ik,3 mij enige vrijheid ten opzichte van Marinina’s tekst permitterend, de heldin: ‘Anastasia Pavlovna Kamenskaja, roepnaam Nastja, drieëndertig jaar oud, academische rechtenstudie, in de rang van majoor en in de functie van hoofdinspecteur werkzaam bij de politie van Moskou’. Ik wilde basisvoornaam4 en vadersnaam één keer noemen. Daarna is ze Nastja voor wie jij tegen haar zegt en ‘majoor’ voor de rest.

De vertaler die de Russische namen niet onveranderd overneemt, moet kiezen tussen basisvoornaam, roepnaam, koosnaam of zeer informele naam. Ik heb geen consequentie nagestreefd maar gehanteerd wat het neutraalst overkwam: niet de basisvoornaam Anastasia maar de roepnaam Nastja, niet de roepnaam Ira maar de basisvoornaam Irina. Dit wees zich vanzelf. 

Bij het bovenstaande ging het om een commercieel project, de productie van ontspanningsliteratuur. Of ik dezelfde beslissingen allemaal had durven nemen bij het vertalen van Literatuur? Ik twijfel. Mij wachtte dan ook een verrassing toen ik Duivels las en Zeer Russisch zeer, het satellietboekje waarin Boland de roman niet alleen prachtig analyseert maar ook nauwgezet verslag doet van zijn bevindingen bij het vertalen ervan. Hij heeft het precies zo gedaan! Ik heb het fiat van een meester-vertaler van wereldliteratuur! Daar staat de afwijzing tegenover van een andere gerenommeerde vertaler en vertaalcoach. Voor mijn politieromannetjes zou Weststeijn het vermoedelijk best vinden, maar bij Dostojevski het Russische ‘voornaam – vadersnaam’ vervangen door het Nederlandse ‘meneer/mevrouw – achternaam’, dat kan echt niet. Het is on-Russisch en bovendien als handreiking aan de lezer overbodig. Zelfs ‘de stomste Nederlander’ zal er immers geen moeite mee hebben Nikolai Stavrogin te identificeren met Nikolai Vsevolodovitsj wanneer hij één keer voluit Nikolai Vsevolodovitsj Stavrogin is genoemd, en heb je eenmaal de naam Varvara Petrovna Stavrogina zien staan, dan spreekt Varvara Petrovna verder vanzelf. Er is ‘geen verwarring mogelijk’.

Dat laatste is, we zagen het, wellicht iets te optimistisch ingeschat. Daarbij kan ik Weststeijn verzekeren dat mijn meelezers, ervaren rotten in het boekenvak, misschien niet doorkneed waren in de Russische letteren, maar beslist niet behoorden tot het cohort van de stomste Nederlanders. Niettemin staat het hem natuurlijk vrij om van die ongenaakbaarheid van de Russische vadersnaam geen zier te geloven en ‘meneer Stavrogin’ nodeloze kaalslag te vinden. Wat in Weststeijns kritiek wel teleurstelt, is het gebrek aan vertaalkundige substantie. Boland verschaft een principiële motivering voor wat bij mij een puur praktische beslissing was: ‘Een vertaler moet vertalen is mijn motto, en cyrillisch schrift vervangen door Latijns schrift is helaas nog geen vertalen’ (nawoord bij Duivels, p. 709). Anders gezegd: de vertaler die de Russische namen alleen maar transcribeert presenteert de Nederlandse lezer stukjes Russisch waar hij Nederlands hoort te geven, maakt zijn werk niet af. Daar kan je het mee oneens zijn; ik zie zich al een klassiek debatje ontspinnen over brontekstgeoriënteerde en doeltaalgeoriënteerde vertaalkeuzes. Maar de argumenten in zo’n debatje mogen gerust wat meer sophisticated zijn dan ‘de man héét Nikolaj Vsevolodovitsj’ of ‘we lezen nu eenmaal een Russische roman’.

Ook op een ander punt denkt Weststeijn te weinig door en te weinig mee. De aanspreekvorm voornaam plus vadersnaam, stelt hij, geeft een zekere vertrouwdheid weer die bij het op z’n Nederlands mevrouwen en meneren wegvalt. Helemaal waar, maar wat heeft de vertaler aan die wijsheid? Moet dat kritiek op Boland voorstellen? Als je de Russische vorm ongewijzigd overneemt, herkent de Nederlandse lezer die het Russisch niet grondig beheerst deze nuance immers evenmin. Soms moet je accepteren dat bij vertalen net als bij verhuizen altijd wel iets stukgaat. Tenzij je er een mouw aan weet te passen.

Het Nederlands kent nog de patriarchaal aandoende traditie om directeuren van familiebedrijven aan te duiden met ‘meneer’ gevolgd door de voornaam: meneer Frits, meneer Anton. In zijn combinatie van respect en genegenheid doet dat denken aan het Russische gebruik van de vadersnaam. Op het Moskouse hoofdbureau van politie kon ik niets uitrichten met meneer plus voornaam, in Duivels lijken me de toepassingsmogelijkheden ook bescheiden, maar elders kan het bij de vertaling van negentiende-eeuws Russisch de oplossing zijn. Laat Zachar ‘meneer Ilja’ zeggen tegen Ilja Iljitsj Oblomov en je hebt in een natuurlijk, toegankelijk Nederlands de juiste gevoelswaarde te pakken. Of nemen we de novelle Smert Ivana Iljitsja van Lev Tolstoj. In die novelle vertelt Tolstoj hoe de hoge ambtenaar Ivan Iljitsj Golovin fysiek en moreel crepeert, en alleen vertroosting vindt in de naastenliefde en eenvoudige levenswijsheid van zijn jonge lijfknecht Gerasim. Wat doen we met de ogenschijnlijk zo simpele titel van de novelle? De dood van Ivan Iljitsj leek altijd vanzelfsprekend, maar blijkt een halve vertaling. De dood van Ivan Golovin is het ook niet. Inderdaad, te afstandelijk. Met De dood van meneer Ivan stel je het perspectief scherp in de richting van Gerasim en breng je over dat alleen al de titel om te janken zo aangrijpend is.

De tweede keuze die ik door Boland gesanctioneerd zag, is het per personage toekennen van één voornaam. Hij zegt er iets over in zijn nawoord maar werkt dat niet uit in Zeer Russisch zeer, dat toch scrupuleus is tot op de punt, de harde return en de i van Nikolai. Weststeijn betoogt omstandig dat die punten komma’s moeten zijn en dat er gewichtige redenen zijn om Nikolaj te schrijven, met een j, maar zegt niets over de gelijkgeschakelde voornamen. Blijkbaar is hij het ermee eens. Toch is dit minstens even ingrijpend als het schrappen van de vadersnamen, en wat mij betreft ook minstens even controversieel. De vadersnamen gaf ik in de Marininavertalingen blijmoedig de zegen na, maar het kandelaberen van de voornamen ervoer ik als ietwat pijnlijk. Een enkele keer kruipt het bloed dan ook waar het niet gaan kan en is Nastja voor één keer ‘Stasjenka’, of wordt Irina ‘Irotsjka’.

De emotioneel gekleurde suffixen van het Russisch zijn geen franje maar vormen de ziel van die taal. Zonder die suffixen is het Russisch ontzield, en een heel klein beetje geldt dat ook voor literaire vertalingen uit het Russisch waarin geen enkele plaats is voor die suffixen als onderdeel van de Russische koosnamen. ‘Russische koosnamen [...] zeggen ons Nederlanders niets,’5 stelt Boland in zijn nawoord (p. 709). Ik houd dat voor een net iets te pessimistische inschatting die leidt tot een net iets te rigide vertaalaanpak. Boland geeft zijn personages meestal de basisvoornaam (Varvara, Stepan), soms de roepnaam (Dasja, Marja) en één keer de zeer informele naam (Fjedka). De koosnamen slaat hij over en omdat de gekozen naam onwrikbaar vastligt, komen ze ook nergens tevoorschijn. Dat geeft de tekst voor mij iets stugs. Het ontneemt een heel klein beetje glans aan de magistrale vertaling die mij zo’n onschatbare leeservaring bezorgde. Een vertaling waarvan je Boland overigens nergens hoort beweren dat ze de respect afdwingende, door en door integere prestatie van Hans Leerink overbodig maakt.

Je hoeft bij de Russische voornamen veel minder dan bij de vadersnamen beducht te zijn dat je, door ze simpelweg te transcriberen, de doeltaal ‘vervuilt’ met onverteerde brokjes brontaal, en dat om allerlei redenen. Het procedé van de voornaamgeving is voor ons herkenbaar: op Jacob, Jaap, Jaapje en Sjakie laat zich de door mij gehanteerde vierledige typologie in essentie toepassen. Het -ja en -ka van de Russische roep- en koosnaam herkennen we moeiteloos als heel gewone uitgangen van heel gewone Europese namen. Voornamen zijn geliefde exportproducten, en Russische namen zijn bijzonder geliefd. Nederlandse en Vlaamse ouders geven hun borelingen graag buitenlandse namen, en op Russische namen zijn ze bijzonder dol. Met een beetje overdrijving mag je beweren dat Russische voornamen, als basisvoornaam maar ook als roepnaam en koosnaam, niet meer exclusief tot het Russisch behoren maar taaloverstijgend cultuurbezit vormen. De naam Annoesjka komt in de normale Russische spelling, met cyrillische letters, zo’n kwart miljoen maal voor op het wereldwijde web. Googel ik in Latijns schrift alle denkbare combinaties van n/nn, oe/ou/u en ch/s/sch/sh/sj, dan scoor ik ruim vijf miljoen treffers. Daarbij vormen wij een bolwerk, vooral bij de woestere schrijfwijzen: de Annouschka’s van deze wereld wonen bijna allemaal in de Lage Landen. De Nederlander en de Vlaming hebben, kortom, voldoende bagage om niet alle Russische koosnamen, maar wel een heel stel ervan vrij makkelijk te kunnen plaatsen. Goed, je mag van een niet-Rus niet vergen dat hij in Ljocha een vorm van Oleg herkent, maar dat is geen reden om overbekende uitgangen als -enka, -otsjka, -oesja, -oesjka te versmaden. Die zijn zo onweerstaanbaar, stralen ook in de vreemdetaalomgeving zoveel uit, je doet er zoveel lezers een plezier mee... Bewaak de begrijpelijkheid en voorkom verwarring, zou ik zeggen, maar breng een lik naamkundige couleur locale aan waar het kan.

Gek werd de zeventienjarige Hans Boland ervan, ‘je maakte kennis met een zekere Darja Pavlovna Sjatova die twee regels verderop Dasjenka bleek te heten, waarbij je zelf maar zo snugger moest zijn om te begrijpen dat het om een en hetzelfde meisje ging’ (nawoord, p. 709). Maar Darja Pavlovna Sjatova heet in Duivels Dasja Sjatova. Als zíj twee regels verderop Dasjenka heet, snapt ook die stomste Nederlander van Willem G. Weststeijn het.

(Hoe het afliep. De Nastja Kamenskajathrillers werden goed ontvangen. De hand van een moordenaar kreeg in de VN Detective en Thrillergids vier sterren. Verkopen deden ze helaas voor geen meter. Redacteur Marga de Boer van Luitingh-Sijthoff: ‘Onze lezers vonden het toch te exotisch, met al die moeilijke Russische namen.’)

 

Noten
1 Voorgesteld zijn stsj (Russische Bibliotheek), sjsj, sj.
2 Alexandra Marinina, De hand van een moordenaar, Amsterdam: Luitingh-Sijthoff, 1999, p. 253.
3 In De nachtmerrie (oorspronkelijk Oekradennyj son, ‘gestolen droom’), de tweede Marininaroman die ik vertaalde en de derde van de reeks. Alexandra Marinina, De nachtmerrie, 2000, p. 12.
4 De Russische voornaam kent vier types: basisvoornaam, roepnaam, koosnaam en zeer informele naam. De basisvoornaam is in geïsoleerde vorm ongeschikt als vocatief: een Russische Ivan wordt niet met alleen die naam aangesproken, zonder de vadersnaam erbij. De roepnaam is de neutrale aanspreekvorm zodra de voornaam niet in de formele combinatie met vadersnaam wordt gebruikt; bij Ivan hoort de roepnaam Vanja. Daarnaast kent iedere naam koosvormen (Vanjetsjka, Vanjoesja etc.). De betiteling ‘zeer informele naam’ geldt verkleinvormen die kinderlijk, grappig, volks, licht pejoratief zijn (Vanka, Ivasik etc.). Alle vier de types zijn combineerbaar met de familienaam, maar alleen de basisvoornaam gaat samen met de vadersnaam. Zie Peter Houtzagers (ed.), Russische grammatica, Bussum: Coutinho, 2003, p. 122; Alla Podgaevskaja en Wim Honselaar, Praktische grammatica van de Russische taal, Amsterdam: Pegasus, 2007, p. 101.
5 Boland noemt als voorbeelden Petja en Petroesja. De eerste naam is in de door mij gehanteerde typologie geen koosnaam maar een roepnaam.