De aandacht voor de geschiedenis van het vrouwelijke vertalen neemt ook in Nederland toe. Mede geïnspireerd door buitenlandse voorbeelden, zoals dat van Jean Delisle’s Portraits de traductrices, en als vervolg op de bundel ‘I have heard about you’, laat deze Filter-aflevering de lezers kennismaken met enkele Nederlandse vrouwen die als vertaalster actief zijn geweest tussen het eind van de achttiende en het begin van de twintigste eeuw. In de loop van deze periode nam in heel Europa en in Noord-Amerika de participatie van vrouwen in het literaire leven enorm toe, maar hun bijdragen zijn over het algemeen niet bijgezet in de geschiedschrijving. Dat geldt in nog sterkere mate voor vertaalsters, alleen al omdat nóg minder vaak hun namen op titelpagina’s vermeld stonden. Een van de redenen hiervoor was dat zij hun werkzaamheden dikwijls gratis uitvoerden: sommige uitgevers zetten hun echtgenotes, zusters en dochters aan het vertalen…
Om de rol van vrouwen in het literaire bedrijf juist in te kunnen schatten is het van belang om een beter zicht te krijgen op de activiteiten van vrouwelijke vertalers – of zoals Sherry Simon het formuleerde: ‘Investigation into the historical activities of translation by women provides a fresh vantage-point into literary practices and their social grounding’ (Simon 1996: 40). Het nwo-digitaliseringsproject ‘The International Reception of Women’s Writing, 1700–1900’ houdt zich, sinds september 2004, onder andere met deze problematiek bezig. Het inventariseert, met het oog op nadere bestudering, de gegevens over de aanwezigheid van en de waardering voor vrouwelijke auteurs in het Nederlandse literaire veld. Bewijzen en getuigenissen dienaangaande worden gevonden in de contemporaine pers, in bibliotheekcatalogi, in negentiende-eeuwse literatuurgeschiedenissen, in egodocumenten en in inventarisaties van in het Nederlands – al of niet door vrouwen – vertaald werk. De informatie wordt opgeslagen in de online database WomenWriters.
Dankzij de genoemde bronnen bevinden zich daar inderdaad de namen van een groot aantal vertaalsters. Tot nu toe zijn dat er 138: actief in Nederland (vooral) en in Vlaanderen, van de zestiende-eeuwse Vlaamse Calvijnbestrijdster Katharina Boudewijns, via de vroegachttiende-eeuwse actrice Anna Corver-van Hattum, die ook van tijd tot tijd toneelstukken vertaalde, en de Friese Anna Elisabeth Buma, tot de negentiende-eeuwse Zeeuwse Mina Costerman, die voor tijdschriften vertaalde, en de in het Nederlands en Frans dichtende en ook vertalende Hélène Swarth. Over veel van deze vrouwen is voorshands weinig bekend. Wel is duidelijk dat zij in een groot aantal gevallen ook optraden als bemiddelaarsters in een ruimere zin: recensente, oprichtster van een bibliotheek, houdster van lezingen. Soms hebben zij kennelijk een belangrijke rol gespeeld. Tot voor kort kon die nauwelijks worden bestudeerd, wegens gebrek aan concrete gegevens en het feit dat exemplaren van hun vertalingen soms moeilijk te vinden zijn. De aanwezigheid van – een steeds toenemende hoeveelheid van – contemporaine informatie in de database WomenWriters brengt hierin verandering.
Voor vier Nederlandse vertaalsters wordt – kort – beschreven hoe zij tot het vertalen kwamen, hoe hun vertaalcarrière verliep en wat ze zoal vertaalden. Drie negentiende-eeuwse vertaalsters naar het Nederlands komen aan de orde, gepresenteerd in chronologische volgorde. Als laatste wordt een Nederlandse schrijfster uit de achttiende eeuw behandeld die zich altijd in het Frans heeft geuit, en die ook uit het Engels naar het Frans vertaalde. Het gaat om vier onderling zeer verschillende gevallen, door de auteurs van de artikelen gekozen op basis van persoonlijke voorkeur en niet op grond van het kwantitatieve of kwalitatieve belang van de vertaalproductie of van de vertaalde werken. Twee van de vrouwen zijn eigenlijk alleen bekend als schrijfster: Betsy Hasebroek en Belle van Zuylen; de twee anderen, Codien Zwaardemaker-Visscher en Philippine Wijsman, waren echte cultuurbemiddelaarsters met een grote vertaalproductie, die daarnaast ‘hun’ auteurs ook via de periodieke pers en in voorwoorden aanprezen. De financiële aspecten waren voor de twee laatsten ongetwijfeld van meer belang dan voor Betsy Hasebroek en Belle van Zuylen.
Voor het schrijven van deze artikelen is onder andere gebruik gemaakt van informatie die in de database WomenWriters aanwezig was. De database is vervolgens echter ook, waar nodig, gecorrigeerd en verder aangevuld met nieuw gevonden materiaal. Voor nadere gegevens over hier soms slechts beknopt aangeduide vertalingen en andere receptie wordt dan ook verwezen naar WomenWriters: de database dient als aanvullend ‘notenapparaat’ bij de artikelen.
Een aantal kwesties komt in de verschillende artikelen terug: de vraag naar de opleiding die de vertaalsters hadden gehad voor hun werkzaamheden, naar de motivatie die ze ervoor hadden en naar de waardering die hun ten deel viel. Op grond van vier gevallen kunnen uiteraard nog geen definitieve uitspraken worden gedaan. Het onderzoek gaat dan ook verder, in samenwerking met collega’s die Franse, Engelse, Duitse en Zwitserse vertaalsters bestuderen, aan de universiteiten van Freiburg, Warwick en Genève.
Bibliografie
Database WomenWriters: www.databasewomenwriters.nl; zie ook: www.womenwriters.nl
Delisle, Jean (ed.). 2002. Portraits de traductrices. Ottawa: Presses de l’Université d’Ottawa.
Dijk, Suzan van, Petra Broomans, Janet F. van der Meulen & Pim van Oostrum (eds.). 2004. ‘I have heard about you’. Foreign women’s writing crossing the Dutch border: from Sappho to Selma Lagerlöf. Hilversum: Verloren.
Flotow, Luise von. 1997. ‘Recovering “Lost” Women Translators’, in: id., Translation and Gender. Translating in the ‘Era of Feminism’. Manchester/Ottawa: St. Jerome/University of Ottawa Press, p. 66-77.
Simon, Sherry. 1996. Gender in Translation. Cultural identity and the politics of transmission. London/New York: Routledge.