Reactie op 'Uitgevers en hun business' van Matthijs Bakker    49-50

Barbara de Lange

Abstract: Barbara de Lange, een van de drie vertaalsters van Donna Tartts roman De kleine vriend, reageert op een artikel van Matthijs Bakker in Filter 9:4, waarin hij de hype rond het verschijnen van De kleine vriend als voorbeeld neemt van de (uitgevers)praktijk vertalers als factor uit te gommen en vertalers aanspoort zich dit niet te laten aanleunen. Barbara de Lange vindt het geen goed voorbeeld; de vertaalsters hebben juist bij dit boek een hoger tarief kunnen bedingen, ook voor de extra correcties die nodig waren omdat zij van manuscript vertaalden. In een naschrift herhaalt Matthijs Bakker zijn oproep aan vertalers ijlopdrachten voor vertalingen die vóór het origineel moeten verschijnen te boycotten (zie pagina 51–53 van dit nummer).

 

Ouderkerk a/d Amstel, 5 januari 2003

 

Geachte redactie / beste allemaal,

Het is weer een mooi nummer van Filter geworden, Pleidooi en repliek, en ik heb het met plezier gelezen. Omdat ik sinds het voorjaar geen deel meer uitmaak van de redactie (hoewel ik voorin nog wel als redactielid vermeld sta), waren alle artikelen nieuw voor me. Daarom wil ik graag alsnog een repliek toevoegen. Uit het artikel van Matthijs Bakker rijst namelijk een beeld van vertalers op dat volgens mij in het algemeen niet (meer) klopt en zeker niet in het gekozen voorbeeld (dat van de vertaling van Donna Tartts The Little Friend).

Met de algemene stelling kan ik het wel eens zijn en ik vind ook dat er meer tijd zou moeten zijn voor vertalingen. Ik ben ook niet blij met de ontwikkelingen in met name het Engelse taalgebied op dit vlak. Ik ben het er helemaal mee eens dat vertalers geen ‘contractuele condities moeten accepteren die een negatie en bespotting vormen van vertaling als vorm van betekenisproductie’. Daarom heeft Matthijs een verkeerd voorbeeld gekozen. En daarmee doet hij de zaak geen goed. Want dit is nu juist geen voorbeeld van vertalers die zelf ‘toelaten dat ze als factor worden uitgegomd’. 

Alle serieuze vertalers weten dat vanwege het noodzakelijke overleg de werklast niet evenredig met het aantal vertalers afneemt. Dat Matthijs nog nooit van een uitgever heeft gehoord die dat in het honorarium verdisconteert, komt waarschijnlijk doordat hij er geen navraag naar heeft gedaan. De vertaalsters van The Little Friend (Babet Mossel, Christien Jonkheer en ik) hebben juist om die reden een hoger tarief bedongen en gekregen. De betreffende uitgever weet ook heel goed dat je een literair werk niet zomaar in stukken kunt hakken en weer kunt lijmen.

Ook aan de andere punten van het contract die Matthijs aan de orde stelt is aandacht besteed. De vertaalsters hebben dan ook gestaan op een addendum met betrekking tot de extra correctie, met als strekking dat die niet op hen zou worden verhaald. Sterker nog, dat ze het recht zouden krijgen in de allerlaatste proeven desnoods nog inhoudelijke correcties aan te brengen. En ook dat extra correcties uit Amerika, die extra vertaald moesten worden ook extra betaald zouden worden. En dat voor passages die later eventueel zouden worden geschrapt, wel zou worden betaald. De vertaalsters waren namelijk niet gek. Evenmin is het bestuur van de Werkgroep Vertalers gek. In de jaarlijkse onderhandelingen met de uitgevers over tarief en contract worden dit soort zaken wel degelijk aan de orde gesteld, want daar heeft het bestuur nog wel tijd voor naast het klagen over het Fonds voor de Letteren.

Het is erg jammer dat Matthijs Bakker met dit artikel het beeld in stand houdt van vertalers als willige slachtoffers. Maar erger is de verdachtmaking dat veel vertalers blij zouden zijn als er geen aandacht wordt besteed aan hun vertaling. En ergerlijk is de demagogische rekensom over het aantal woorden dat Donna Tartt per dag zou hebben geschreven en het aantal dat de vertaalsters per dag zouden hebben vertaald. Nog afgezien van het feit dat elk boek sneller wordt vertaald dan het geschreven wordt, is het wat gemakzuchtig om zonder controle een rekensom uit de Telegraaf over te nemen. Daaruit zou blijken dat Donna T. 47 woorden per dag heeft geschreven. Laten we even rekenen: allereerst heeft ze geen tien jaar gedaan over dit laatste boek, maar acht jaar. Gaan we uit van vier weken vakantie per jaar en de weekeinden vrij, dan komen we op 1920 werkdagen, afgerond 2000. 110 woorden per dag dus. Omdat ik haar werkritme niet ken zal ik voor ons dezelfde werkweken hanteren, hoewel er bij ons menig weekend bij in is geschoten. Met ons drieën hebben we bij elkaar opgeteld veertien maanden aan de vertaling gewerkt: 14 maanden van 20 werkdagen, oftewel 280 dagen. 785 woorden per dag dus, oftewel ongeveer 7 keer zoveel als de auteur en niet vijftig keer zoveel.

Het is dus werkelijk niet de houding van vertalers die de praktijk van het ‘ijlvertalen’ in stand houdt. Vertalers werken in een lastige markt, maken daarin soms verkeerde keuzes, dat geef ik toe, maar je kunt niet volhouden dat ze zich vandaag de dag nog steeds laten uitvlakken. En je kunt ook niet volhouden dat de praktijk van het ijlvertalen door hen in stand wordt gehouden. 

Met vriendelijke groeten,
Barbara de Lange