Klanten opschommelen    23-26

Rob van der Veer

Abstract: Van der Veer bespreekt een vertaling die opviel in negatieve zin: John Rechy’s De stad behoort de nacht vertaald door J.F. Kliphuis. Deze opnieuw uitgebrachte vertaling uit 1969 is inmiddels zo belegen dat de vraag rijst waarom de uitgever niet in een nieuwe vertaling heeft willen investeren: ‘Aan De stad behoort de nacht is duidelijk te merken dat er in 1969 nog geen homo-erotisch woordenboek bestond.’

 

De roman City of Night baarde bij zijn verschijning in 1963 veel opzien. John Rechy beschrijft erin het leven van een jongen die aan de kost komt door zich te prostitueren. Achteraf gezien kun je stellen dat het ontbreken van ieder waardeoordeel in deze beschrijving een grotere schok moet hebben opgeleverd dan de onthulling dat er zoiets als een homoseksuele zelfkant bestond, een wereldje waarvan de gemiddelde lezer tot dan toe geen besef had. Het boek kwam in 1968 in het Nederlands uit met als titel De stad behoort de nacht. De vertaling was van J.F. Kliphuis en werd in 2002 door uitgeverij Vassalucci opnieuw uitgegeven.

Dat een ruim dertig jaar oude vertaling uit de mottenballen wordt gehaald komt niet vaak voor. Reden voor de heruitgave zal zijn geweest dat City of Night een klassieker is in zijn genre en nieuwe lezers verdient. Ook zal de persoonlijke voorkeur van de uitgever een rol hebben gespeeld: het gebeurt wel meer dat een uitgever op die gronden een oude favoriet van stal haalt. Onlangs was dat nog het geval met romans van C.P. Snow, al vond de desbetreffende uitgever het voor diens romans wél nodig een nieuwe vertaling te laten maken.

In 1968 had de computer nog niet zijn intrede gedaan, evenmin als de cd-rom en het internet. Ook de vertaalwoordenboeken en het groot synoniemenwoordenboek van Van Dale bestonden nog niet. Wie boeken vertaalde had het dus aanmerkelijk minder makkelijk dan tegenwoordig, nu je met een paar muisklikken een woordenboek kunt opslaan en met behulp van het internet naar uitdrukkingen en jargon kunt zoeken die nog niet in woordenboeken staan. Een eenvoudige hulpfunctie als ‘zoek en/of vervang’ was uiteraard ondenkbaar. Wie een vertaling uit die tijd beoordeelt, moet daar rekening mee houden. Ik denk dat alleen mensen die uit een wat minder gangbare taal vertalen enigszins kunnen aanvoelen hoe dat was, vertalen zonder een uitgebreid arsenaal van hulpmiddelen. Wat ook niet vergeten mag worden zijn de slechte betaling en het ontbreken van een gedegen opleiding. Van een subsidieregeling was nog geen sprake.

De vertaler van City of Night, J.F. Kliphuis, heeft een niet geringe staat van dienst. Hij vertaalde veel, waaronder werk van Joseph Heller en Norman Mailer, maar ook Heinz G. Konsalik en non-fictie. Toen hij aan de roman van John Rechy begon werkte hij al ruim twintig jaar als vertaler. Of hij destijds gevraagd is omdat hij ervaringsdeskundige was weet ik niet. Voor de vertaling van een boek als City of Night dien je iets af te weten van een bepaald milieu en de daarin gangbare terminologie. In onze tijd is het onderwerp homoseksualiteit minder beladen dan in 1968 en krijgt het oneindig meer aandacht. Het kost een vertaler uit 2002 aanzienlijk minder moeite om zich in te lezen en relevante termen en begrippen te vinden. Ik was benieuwd hoe Kliphuis het er met zijn beperkte hulpmiddelen heeft afgebracht, maar ook of zijn vertaling een nieuwe uitgave rechtvaardigt.

City of Night stelt als roman niet veel voor en is weinig meer dan een oppervlakkige opsomming van gebeurtenissen, een degelijk uitgewerkt dagboek, een langgerekte zedenschets. Rechy beschrijft alles heel precies, zonder op sensatie uit te zijn, maar zijn personages ontberen diepte, al zijn sommige passages schrijnend of ontroerend te noemen. Als je onvriendelijk wilt zijn, zou je kunnen zeggen dat hij een menselijk tekort beschrijft dat tegenwoordig redelijk is aangevuld. De stijl die hij hanteert is opvallend te noemen, een combinatie van spreektalig en quasi-literair. Woorden als can’t en she is worden samengetrokken tot cant en shes (she cant possibly die, Shes dead, thats all) en beschrijvingen krijgen grote nadruk (the wind is howling violently, and it is Awesomely dark). Wanneer Rechy zich overgeeft aan bespiegelingen klinkt hij banaal en hoogdravend: And I began to sense that this journey away from a childhood window was a kind of rebellion against an innocence which nothing in the world justified. In dialogen laat hij soms duidelijk doorklinken uit welk deel van het land iemand afkomstig is: ‘Honey,’ said the blond one, ‘all Ah asked was a simple question. Wasnt thuh Queen of Shayba White? For all Ah know, you painted youhself White.’ De vertaler heeft ervoor gekozen daar niets mee te doen, hetgeen hem niet echt kwalijk valt te nemen. Bij het vertalen van dialect of streektaal kun je weinig goed doen. Wat verder opvalt is dat Rechy soms met de tijden schuift: So he dug up the body, and I stand by him as he shovels the dirt in our backyard. Of: One [cockroach] fell from the wall... and it splashes like a miniature plane on the floor. Dit wordt door de vertaler niet altijd consequent overgenomen, wat op zich geen groot bezwaar is omdat de schrijver deze stijl ook niet consequent toepast.

Bij het beoordelen van een vertaling zijn er een aantal vaste dingen waar je naar moet kijken. Is het jargon adequaat weergegeven, laat de vertaler zien of hij het onderwerp goed aanvoelt, is het register gehandhaafd? Dit zijn zaken die de toon van de roman betreffen. Verder kijk je naar betekenisverschuivingen en naar ingrepen in de tekst: een vertaler kan soms de neiging hebben om uitleg te geven en een zekere stroomlijning aan te brengen. Ook is het belangrijk om te bepalen of de vertaler gebruik maakt van alle mogelijkheden die het Nederlands biedt en vereist: een andere zinsopbouw, een ruimere toepassing van de lijdende vorm, de voltooid verleden tijd, verkleinwoorden. Grof gezegd zou je aan een vertaling niet mogen kunnen zien uit welke taal zij afkomstig is.

In De stad behoort de nacht kun je aan sommige van de gebezigde woorden ook zien uit welke tijd de vertaling stamt. De hoofdpersoon ‘had maar vier duppies’, iemand draagt een ‘kwartiermutsje’, er is sprake van een ‘morganatische verhouding’ (that bastard relationship to the world of music) en een vader zorgt ervoor dat zijn kinderen met kerstmis allemaal ‘geschenken’ krijgen. Zinnen als ‘Dat lijkt me een enorm hete griet’, ‘Die zus moet ik ontmoeten’ en ‘Man – wat was die zus een lekkere griet...’ (Man! – what a great Lay that chick is...) zullen tegenwoordig niet zo snel gebezigd worden (‘zus’ staat hier uiteraard voor ‘meisje’). Op zich kunnen gedateerde woorden en uitdrukkingen een bepaalde charme hebben, maar een woord als ‘geschenk’ in combinatie met ‘kerstmis’ duidt op iets meer, namelijk een zekere stijfheid. Een zin als ‘Sla die moederneuker dood’ heeft na vijfendertig jaar al bijna iets moderns gekregen. Grappig is het om te merken dat het woord ‘homo’ in de vertaling regelmatig een negatieve bijklank heeft, en dus kennelijk aan het eind van de jaren zestig nog geen vrijelijk gebruikt woord was. Bij het lezen herinnerde ik me dat ‘homo’ ook nu nog voor oudere mensen een hard, confronterend woord is. 

De al eerder genoemde stijfheid komt terug in keurige vertalingen van spreektaal als ‘begint ze haar kleren uit te trekken’ (began to do a strip), ‘is ongesteld’ (got the mean rag on) en ‘Nadat ik hem op een heel gewone manier had bevredigd’ (After we had made a very ordinary scene). ‘Werkelijke stoere mannen’ en ‘Als hij werkelijk tevreden is’ klinken in een dialoog niet overtuigend. Aan ‘wachtend op een kans’ (waiting to be picked up) kun je zien dat de termen ‘iemand oppikken’ of ‘opgepikt worden’ nog niet gangbaar waren in het Nederlands.

Ook in ruimer verband klopt er af en toe iets niet. Bij het lezen van een zin als ‘Na een kwartiertje “wekte” hij ons en toen zaten we in de slaapkamer op een van de bedden en damden, terwijl de man toekeek met de geboeide aandacht van een kind dat een stripverhaal leest’ voel je dat er iets mis is. (Het gaat om een man die twee jongens heeft ingehuurd om moedertje over hen te spelen.) In de eerste plaats ontbreekt het element van beweging in ‘toen zaten we’, verder oogt ‘zaten en damden’ niet als een Nederlandse constructie en ook heeft de vergelijking met het ‘stripverhaal’ iets gewrongens. Het Amerikaans luidt als volgt: After about 15 minutes he ‘woke’ us, and we sat in the bedroom, on one bed, Pete and I, and played checkers, while the man watched us with the fascinated attention of a child enjoying a cartoon. Sat moet dus zijn ‘gingen zitten’, en sat and played checkers is ‘gingen zitten dammen’, Pete and I is weggelaten als zijnde overbodig en met cartoon wordt hoogstwaarschijnlijk tekenfilm bedoeld. Dat de vertaler over het hoofd ziet dat er in sat een element van beweging zit, is geen eenmalig abuis; in een andere passage ‘stond’ de vader van de ik-figuur achter hem, terwijl dat duidelijk moet zijn ‘kwam staan’. Verder zijn er in deze zin minstens twee rustpunten niet gehonoreerd.

Bij andere zinnen zie je aan de syntaxis uit welke taal ze zijn overgenomen. ‘Maar tegelijkertijd werd ik me bewust van een gereserveerdheid tegenover mensen – een groeiend verlangen naar aandacht dat ik niet kon beantwoorden: eenzijdig, alsof mijn begeerte ernaar zo hevig was dat ik geen kans zag te delen of te reciproceren.’ Zou er een Nederlandse auteur zijn die deze zin op papier laat staan? Hetzelfde geldt voor ‘Speeksel druppelde voortdurend langs de rand van haar bek’ (The saliva kept coming from the edges of her mouth). ‘Er droop aan één stuk door speeksel uit haar bek’ lijkt mij een betere optie, maar dat kan een kwestie van smaak zijn.

Erg belangrijk voor de vertaling van een boek waarin een subcultuur wordt beschreven is de manier waarop de bijbehorende termen worden weergegeven. Aan De stad behoort de nacht is duidelijk te merken dat er in 1969 nog geen homo-erotisch woordenboek bestond. She was the first drag queen I had ever been with wordt ‘Ik had nog nooit eerder contact gehad met een nicht’, the scores (klandizie) wordt ‘de flikkers’, Negro Queen wordt ‘negernicht’, en het meat rack (vertaald als ‘vleesrek’ tussen aanhalingstekens, eventueel te vertalen als ‘vleeskeuring’; het gaat hier immers om een plek waar contacten worden gelegd zonder dat er woorden aan te pas komen) ligt aan ‘de vrolijke kant van het park’, namelijk the gay part of the park. Ook probeert een macho-achtige hoerenjongen ‘een klant op te schommelen’ (try to score). Dat klink heel gezellig, maar het gaat hier niet om jordaanhomo’s. Wonderlijk is het ontbreken van het woord ‘mie’. De begrippen ‘mannelijkheid’ en ‘viriliteit’ worden door elkaar gehaald. Busted (I thought you got busted or something) is niet ‘afgetuigd’ maar ‘opgepakt’ (door de politie). Mannen aanspreken als ‘liefjes’ zal ook in de jaren zestig niet gangbaar zijn geweest, dus is het hier ook niet op zijn plaats.

De stad behoort de nacht is geen echt goede vertaling. J.F. Kliphuis is niet onbekwaam in zijn vak, maar zijn Nederlands sprankelt nergens en zijn dialogen zijn vatbaar voor verbetering. Ik vermoed dat zijn vertalingen van non-fictie beter waren. City of Night ligt in elk geval ergens in De stad behoort de nacht verscholen, onder een dun laagje onwetendheid en tekortschietend vakmanschap.

Als een uitgever zich geroepen voelt een oud boek opnieuw uit te geven, zal hij bepaalde afwegingen moeten maken. Puur economisch gezien is een hervertaling erg veel gevergd, maar als je echt in de waarde van een boek gelooft, moet je durven investeren. De vertaling van de aanbevelingsteksten op de achterflap (‘Een van de belangrijkste naoorlogse werken die in Amerika is uitgegeven’ en ‘Rechy’s toon... verschaft hem de mogelijkheid om zowel ongewoon als onbesuisd te schrijven’) doet vermoeden dat de uitgever zich niet veel aan de kwaliteit van J.F. Kliphuis’ werk gelegen heeft laten liggen. De opmerking die de boekhandelaar maakte toen ik De stad behoort de nacht kocht – ‘U moet maar niet op het Nederlands letten’ – spreekt in dit opzicht ook boekdelen. Als je echt in een oude roman gelooft, moet je hem in optimale vorm aan de nieuwe lezers presenteren. Door een belegen vertaling uit de kast te trekken heeft deze uitgever wat mij betreft een verkeerde keuze gedaan.

John Rechy, De stad behoort de nacht. Vertaald door J.F. Kliphuis. Amsterdam: Vassalucci, 2002.