Abstract: Traditiegetrouw heeft Filter enkele vertalers en critici gevraagd wat zij de opmerkelijkste vertaling van het vorige jaar vinden en waarom. Ter inleiding op de afzonderlijke nominaties geeft Naaijkens in vogelvlucht zijn persoonlijke terugblik op een roerig vertaaljaar: belangrijke vertalingen die het licht zagen, aandacht in de pers voor vertalingen en vertalers, enkele prominente vertalers die zijn overleden, vertaalprijzen en andere wetenswaardige gebeurtenissen uit het jaar 2002 passeren de revue.
Een goed bericht of een slecht bericht? Per nieuwe officiële EU-taal heeft de Europese Commissie 110 extra personeelsleden nodig voor haar vertaaldienst. Dat werd door de Commissie zelf becijferd op het moment dat onderhandeld werd over de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten. Vanaf 2004 komen er tien nieuwe officiële talen bij, en daar zijn vertalers, tolken en ondersteunend personeel voor nodig. Laten we het er maar op houden dat het om goed nieuws gaat.
Problemen zijn er genoeg, en sommige ervan zijn aangenaam of uitdagend. Zo las criticus Hans Bouman het nieuwste boek van Irvine Welsh (Porno, bij Jonathan Cape) en noemde het een ‘fonetische uitdaging voor iedereen die het regelmatig opduikende Leith-accent [en het ruige, obscene Schots] wil omzetten in begrijpelijk Engels’ (in de Volkskrant van 22 november 2002). En dan nog eens in het Nederlands, denk je dan. De Nederlandse schrijfster Anne Vegter liet afgelopen jaar weten ooit een vertaler helemaal gek te hebben gekregen die een gedicht van haar in het Engels moest vertalen: ‘Wat is dat “dan” nou, wilde hij weten. Niet “nu”, zei ik dan. Maar de deur gaat toch open? Jawel, maar ik wil het niet écht. Wel wil ik de dood zien. Wat staat er eigenlijk, hè?’ Schrijvers zijn lastpakken, je moet je niet afhankelijk van hen maken.
Kristien Hemmerechts flikte het weer. Ze besprak een vertaling van een Engelstalige roman en brak die vervolgens tot de grond toe af door er één enkele curieuze zin uit te citeren, wederom zonder een vergelijking met het origineel te maken. Deze rare praktijk van de Vlaamse schrijfster werd door Matthijs Bakker precies een jaar geleden (in Filter 9:1) voor het eerst blootgelegd, maar ze heeft het stuk blijkbaar niet gelezen of anders naast zich neergelegd. ‘Cementen Nederlands’ was haar scheldwoord nu en Hemmerechts besmeurde er een zin van Molly van Gelder mee: ‘Samuel had zich in haar behoefte gedrukt en het cement tussen hen was meteen hard geworden.’ (Vrij Nederland, 26 oktober 2002). Voorwaar een merkwaardig zinnetje als je het zo los ziet staan. Gelukkig heeft Molly van Gelder gereageerd en in haar ingezonden brief (Vrij Nederland, 2 november 2002) de oorspronkelijke zin van Alice Sebold onthuld. Die laat zien dat ‘de gewrongen beeldspraak’ wederom voorgebakken zat in het origineel. Laten we het houden op het modeverschijnsel dat schrijvers heden ten dage, mediageniek als ze zijn, hun mening mogen geven over alles, ook als ze daar geen verstand van hebben. Ingezonden brieven zijn het trouwens altijd waard om bij te houden. Zo zag ik Gerard Wijnen uit ’s-Hertogenbosch er tot mijn genoegen op wijzen dat Miroslav Krleza’s pas in het Nederlands gepubliceerde roman De terugkeer van Filip Latinovicz in 1970 al eens verschenen was (bij Moussault, in een vertaling van L. van Vlijmen; de nieuwe vertaling is van Guido Snel, voor De Bezige Bij).
Preskop, Würstel en andere prijzen
Diny Schouten hield in haar rubriek ‘Boter & Vis’ (in Vrij Nederland) de etenswaren, hun smaak, houdbaarheid en benamingen goed in te gaten. De zesenzestig slachtoffers van een listeria-drama kwamen niet om door varkenstong-in-gelei te eten, stelde ze op 30 november 2002. Het ging om preskop, zo’n woord dat verdwijnt en dat door vertalers, ook de journalistieke, gekoesterd had moeten worden.
Johannes van Dam is ook zo’n scherpe vertaalcriticus die kookboeken napluist en afstraft. Het kookboek La Pizza van designer Nikko Amandonico volgde volgens hem een wel heel bijzondere vertaallijn: uit het Italiaans via het Zweeds, het Duits en het Engels in het Nederlands (Bosch & Keuning). Het is niet verwonderlijk als er dan Würstel op de Nederlandse pizza’s terechtkomen, zegt hij (Het Parool, 21 maart 2002), maar culinair bedreven zegslieden die wat verder reizen dan Amsterdam, verzekeren dat het in Italië vergeven is van de Würstel. Het Volkskrant-tweetal De Boer & De Cocq at in Brussel ‘gefrituurde malloten’. Dat beviel hen zeer, maar ze kwamen er pas via Alan Davidsons Noord-Atlantisch viskookboek achter dat het om de zilvergroene visjes ging die bij ons lodde heten (Volkskrant Magazine, 4 mei 2002).
De verantwoordelijke vertaler van de genoemde Davidson, Henja Schneider, leverde in 2002 nieuw werk met haar vertaling van Nigella Lawsons How to eat (Hoe te eten, bij Contact). Schneider zet tegenwoordig de standaard, maar het is een zompig terrein, bij sommige ingrediënten blijf je twijfelen. Je snapt waarom ‘bubble and squeak’ en ‘brodo’ blijven staan, maar begint je af te vragen of er wel goed omgegaan wordt met die ‘bicarbonate of soda’. Dat is een klein probleem misschien, maar het hele boek kent ook nog eens een opvallend toontje. Je hoort voortdurend een Cosmopolitan-journalist kwebbelen en je wordt met ‘je’ aangesproken alsof je samen met Nigella in de keuken de courgetjes mag staan raspen. Daar komt nog bij dat Contact het hele boek (met flaptekst, opmaak, begeleidende tekst en al) presenteert alsof we met z’n allen in het Verenigd Koninkrijk wonen, dagelijks naar Ready Steady Cook kijken en de Daily Mail onze lijfkrant is.
Stil maar gestaag wordt de vertaalwedstrijd van Afrikaanstalige gedichten op het NeerlandiNet voortgezet (www.mweb.co.za/litnet/nedkomp). Zandra Bezuidenhout won overigens twee van de vijf wedstrijden die ik gezien heb. In Duitsland won Guus Kuijer de Deutscher Jugendliteraturpreis, de prijs voor het beste Duitse jeugdboek van 2002. Het ging om Wir alle für immer zusammen (Voor altijd samen, amen), en pas na lang zoeken is het mogelijk de verantwoordelijke vertaler te vinden: Silke Hachmeister, die in de pers onterecht niet meegefêteerd werd.
De Nijhoffprijs was in 2002 voor H.J. de Roy van Zuydewijn, die Homerus vertaalde en naar verluidt werkt aan stukken van Shakespeare (zie ook Filter 9:4). Ten slotte werd Marlene Müller-Haas bekroond met de Else Otten Übersetzerpreis (vooral voor haar vertalingen van teksten van Charlotte Mutsaers). Nog twee andere prijzen moeten vermeld worden, omdat ze enigszins afwijken van het gangbare patroon: Ina Rilke, die wij kennen als vertaler van Nederlandse literatuur, kreeg in 2002 de Scott Moncrieffprijs voor vertalingen uit het Frans in het Engels, nota bene voor een boek van de Chinese auteur (Dai Sijie); en Anneke Brassinga ontving de VSB Poëzieprijs, maar de jury vermeldde in haar rapport ook dat de bundel (Verschiet, bij De Bezige Bij) behalve beeldrijke gedichten ook ‘zeer mooie vertalingen’ bevat.
Portretten, het buitenland
Anneke Brassinga bundelde in Het zere been (De Bezige Bij) een aantal opstellen, waaronder enkele over vertalen. ‘Brassinga leerde het lettervreten als vertaalster,’ schreef Onno Blom (De Standaard van 30 mei 2002), maar gelukkig bevestigt hij het enorme vuur waarmee zij haar auteurs en teksten blijft verdedigen ‘in krachtige, weerbarstige essays’.
Er verscheen meer. Ik laat mijn bescheidenheid varen door te zeggen dat ik zelf essays over vertalen publiceerde (in De slag om Shelley bij Vantilt), dit ook om te zeggen dat Patrick De Rynck naar aanleiding van de publicatie een fraai essay schreef over de vertaling, ‘het ondergeschoven kind van de letterenfamilie’ (in De Morgen van 20 maart 2002). Hij trok ‘ten oorlog’, raakte bevlogen, zodanig dat het ook nog eens een fraaie nieuwe vertaling van ‘odi et amo’ van Catullus opleverde. Ik citeer haar helemaal: ‘ILU ATST IH8U / ? / DK J/F ((-((’. Er hoort een begeleidend lexicon of enige sms-vaardigheid bij om te kunnen doorgronden dat de slotsymbolen voor ‘I’m extremely unhappy’ staan. De Ryncks essay mag model staan voor de vertaalrenaissance die zich in Vlaanderen langzaamaan aftekent. Een voorbeeld zijn verder de steeds actievere Vlaamse vertalers, in het voetspoor van Paul Claes en Frans Denissen. Ik noem Katelijne De Vuyst die in een van de fraaiste boeken van het jaar een intrigerende vertaling presenteerde van de poëzie van Anne Sexton (Kreupel hart, een uitgave van Wagner & Van Santen).
Op z’n minst driemaal werden in 2002 vertalers als persoon voor het voetlicht gebracht. Frans Denissen deed dat zelf (in de Standaard der Letteren van 21 maart 2002) door hilarisch te vertellen over die keer dat hij in het vertaalparadijs Rhodos uiteindelijk als een rat in de val zat toen de binnengrendel van een toilet afbrak. Brigit Kooijman portretteerde op een uitstekende manier de vertaalster Claudia di Palermo (op 8 juni 2002 in het Volkskrant Magazine). Zij leerde haar Nederlands uit boeken en sprak mannen hier aanvankelijk aan met ‘jonkheer’ en ‘knaap’. Deedee Derksen schetste in de Volkskrant een boeiend portret van Willy Brill, die het ene na het andere boek aan de Jiddische Bibliotheek van Vassallucci toevoegt.
Een van de merkwaardigste vertalingen was een boek dat Kader Abdolah onder zijn eigen naam ‘als een oud Perzisch geschenk aan de Nederlandse taal’ heeft gegeven: Kélilé en Demné (bij Bert Bakker). Het is wennen aan zijn manier van redeneren als hij zegt dat hij verplicht was het mes op vele plekken in het boek te zetten. Maar Kélilé en Demné is ‘ons mooiste proza’, zegt Abdolah, een boek dat zo’n drieduizend jaar geleden op gezag van de sjah van India op schrift werd gesteld. Verschillende culturen, de Indiase, de Perzische en de Arabische, vertelden de verhalen verder. Ooit was er een Nederlandse vertaling (in de zeventiende eeuw), die via het Duits terugging op een Latijnse en Hebreeuwse versie. Een Iraniër goot het boek nu in zijn bijzondere Nederlands: voer voor nadere analyses.
De Nederlandse literatuur blijft het goed doen in het buitenland. Willem Frederik Hermans brak dankzij Die Dunkelkammer des Damokles van Waltraud Hüsmert door in Duitsland. Hetzelfde gebeurde, als je de kranten mag geloven, met Willem Elsschot, wiens Kaas uit 1933 met behulp van Paul Vincent tot Cheese rijpte. De Salon du Livre (van 20 tot 24 maart 2003 in Parijs) wierp haar schaduw terug: nog nooit werkten in één jaar zoveel Franse vertalers aan zoveel Nederlandse boeken (de schattingen variëren van 60 tot 80 vertalingen).
Overleden vertalers, belangrijke vertalingen
In 2002 overleed de filmvertaalster Margreet Reiss (1914-2002), de eerste die haar werk signeerde (ook als M. Crommelin-Reiss). In de pers werden andere eigenschappen naar voren gehaald: dat zij de moeder was van Jeroen en Tim Krabbé en samen met Jan de Vries de kinderboekenserie Maartje op haar naam had staan. De schrijver Adriaan Morriën (1912-2002) overleed. Ook hij werd vooral herdacht als schrijver. Zijn oud-collega’s van het Instituut voor Vertaalkunde (later Vertaalwetenschap) eerden hem met een advertentie, waardoor terecht gewezen werd op Morriëns vertaalactiviteiten. Van zijn vertalingen is in ieder geval die van Les Liaisons Dangereuses nog steeds in de handel (vertaald in 1954 als Gevaarlijk spel met de liefde). Freark Dam, de Friese dichter en vertaler van toneelstukken van Brecht en Thornton Wilder, overleed op 78-jarige leeftijd. Siegfried van Praag, schrijver van vele boeken, vertaalde in 1920 Dostojevski (Boze geesten); daarna volgden boekvertalingen uit het Frans (Giono), Noors (Hamsun) en Deens (Kierkegaard). Van Praag werd honderdtwee (1899-2002).
Het afgelopen jaar overleed ook Sem Dresden, op 87-jarige leeftijd. Hij introduceerde talloze Franse schrijvers, schreef over hen en leverde zo een bijdrage aan hun vertaling. Klassiek is zijn opstel ‘De noodzaak van vertalen’, dat hij in 1958 samen met zijn Leidse collega Uhlenbeck publiceerde. De twee slotzinnen ervan luiden: ‘Het vertalen is een bitter-zoete aangelegenheid, omdat de vertaling nooit het origineel is en evenmin iets geheel persoonlijks. In de vertalingen worden twee werelden tot een geheel, dat meer is en anders dan de som van beide.’
Eind augustus 2002 overleed, te jong, Marianne Verhaart (1935-2002), iemand die veel uit het Engels vertaalde. Boeken van auteurs als Chaim Potok, Dale Peck en Fay Weldon werden door haar vertaald.
Behalve de vertalingen die door onze jaarlijks themarubriek ‘Het vertaaljaar’ zelf naar voren worden geschoven – behalve ook de Nederlandse versie van Finnegans Wake, waaraan Filter een thema-nummer wijdde (9:3) – noem ik nog wat mij persoonlijk opviel en belangrijk lijkt: Ieder mens een moordenaar, een belangwekkende roman van Heimito von Doderer door Nelleke van Maaren (bij Atlas – hopelijk volgt Die Strudelhofstiege); de Vroege lyriek van Poesjkin in de versie van Hans Boland (voor De Papieren Tijger); Montesquieu’s Perzische brieven in het mooie Nederlands van Jeanne Holierhoek (voor De Wereldbibliotheek); Graham Swifts Het volle daglicht door Else Hoog, een boek dat (‘na dreiging auteur’, aldus NRC Handelsblad van 26 november 2002) nog vóór het Engelse origineel verscheen; Rien Verhoefs Boetekleed, de vertaling van McEwans Atonement bij De Harmonie; 1250 jaar klassiek Arabisch proza werden door Arnoud Vrolijk gebundeld in De taal der engelen (bij Contact); eindelijk verschenen er Nederlandse vertalingen van de gedichten van Inger Christensen (uit het Deens vertaald door Annelies van Hees, voor Meulenhoff); bij Bulaaq verscheen klassieke Perzische poëzie, vertaald door J.T.P. de Bruijn (als Een karavaan uit Perzië); een nieuwe Faust (beide delen) van de hand van Ard Posthuma (bij Athenaeum – Polak & Van Gennep; Filter is van plan op deze vertaling nader in te gaan); curieus maar bijzonder was de bundeling gedichten van Ungaretti, waarvan de vertaler luistert naar de pseudonymische naam Salvatore Cantore (bij Lannoo/Atlas); erg helder en mooi was ten slotte Peter Bergsma’s taal in Portret van een jongeman (van Coetzee voor Cossee);
Kinder- en jeugdliteratuur, de felle kritieken
Interessante zaken waren er te beleven in de sector kinder- en jeugdboeken. Er brak een kleine rel los toen afgelopen jaar een nieuwe vertaling van Asterix verscheen waarin een aantal ingeburgerde namen veranderd bleken te zijn. Vertaler F. van der Heide botste met enkele beschermers van ons cultuurgoed, die vonden dat je er ‘met je poten vanaf moet blijven’ (zo de eigenaar van stripwinkel Lambiek in de Volkskrant van 25 juli 2002). Het Steunpunt Literair Vertalen organiseerde voor het eerst een professionaliseringscursus kinder- en jeugdboek-vertalen (voor vertalers van het Nederlands in het Duits, Spaans, Italiaans en Frans).
Er werd naar verluidt 100.000 euro betaald voor de rechten van Isabel Hovings De gevleugelde kat (voor de Engelstalige markt). Het kinderboekenweekgeschenk van Rindert Kromhout (Boris en het woeste water) werd door Tony Bloem vertaald in gebarentaal en op 10 oktober in Den Haag aangeboden aan tweehonderd leerlingen van dovenscholen. Het tijdschrift Literatuur zonder leeftijd bracht een interessant themanummer ‘Bewerkingen’ uit (voorjaar 2002) en besteedde aandacht aan twee jubilarissen: Winnie de Poeh en Pieter Konijn. De laatste werd honderd en uitgeverij Rubinstein gaf ter gelegenheid ervan een boekje uit waarin Marja Roscam-Abbing een mooi vertaalkritisch stuk schreef onder de fraaie titel ‘Een oude jas, met zes wollepluiskonijntjes’.
Vertalingen lagen zoals steeds ook onder vuur. Die van Péter Esterházy’s Harmonia caelestis door Robert Kellermann (voor De Arbeiderspers) werd in Trouw door Antoine Verbij impliciet geprezen om de ‘begaafde stijl’ (14 december 2002), terwijl de Hongaarse critica Vera Illés (in de Volkskrant van 4 oktober 2002) ‘onvergeeflijke missers’ opsomde die de erkenning van deze Hongaarse schrijver in het Nederlandse taalgebied volgens haar in de weg staan. Er verscheen een nieuwe vertaling van Spinoza, diens Verhandeling over de verbetering van het verstand (door Theo Verbeek bij de Historische Uitgeverij), maar H. Brandt Corstius bleek weinig enthousiast (NRC Handelsblad, 16 augustus 2002). Peter Swanborn had het een en ander aan te merken op Gerda Meijerinks versie van Juli Zeh’s Adelaars en engelen (van Van Gennep, de Volkskrant, 11 oktober 2002). Mark Leenhouts pikte een draad op van een aantal jaren geleden toen er in de kranten ook een discussie werd gevoerd rond het vertalen van de boeken van de Chinese auteur Mo Yan via het Engels. Nu kreeg Sophie Brinkman ervan langs, vooral omdat ze de misgrepen volgt van de Amerikaanse vertaler van deze auteur, bekend door de film Raise the Red Lantern (de Volkskrant, 8 november 2002).
Pas echt kwaad werd het drietal Hofstede, Claes en Friedman. Rokus Hofstede ergerde zich twee keer behoorlijk: eerst over eerdere vertalingen van werk van Michon en Perec (in De Standaard der Letteren van 16 mei 2002) en vervolgens over door hem vastgestelde ‘talloze missers en vermijdbare slordigheden’ in Frans van Woerdens versie van Meroë van Olivier Rolin (in de Volkskrant van 14 juni 2002). ‘Blunders zijn altijd een bron van vermaak en een mooie stommiteit levert een smakelijke anekdote op,’ zegt hij, en ‘toch zouden andermans flaters me bedachtzaam, ja nederig moeten stemmen.’ Paul Claes is de tweede die zich buitengewoon boos maakte. Op 12 december 2002, kort voor de Vierde Literaire Vertaaldagen in Nijmegen, trok hij (in De Standaard der Letteren) fel van leer tegen de Baudelaire-vertaling van Petrus Hoosemans uit 1995. Omdat ook die van Peter Verstegen hem niet bekoort is het vermoedelijk wachten op de Claes-versie van de Fleurs du Mal.
Maar het allerboost was Carl Friedman. Zonder de naam van de vertaler te noemen brak ze De roep van vergelding van Lara Blumenfeld tot de grond toe af. Het gaat hier om de ‘zoektocht van een jonge vrouw naar de motieven van de aanslag op haar vader’, een rabbijn die sympathiseerde met de Palestijnse zaak en die ook na de aanslag geen spoor van wraak koesterde (door Arena gebracht in de reeks ‘Bewogen vrouwenlevens’; vaak publiceren bladen als Elle een hoofdstuk voor). Friedman vindt het een bijzonder slecht boek, dat volgens haar voor de uitgeverij ‘niet slecht genoeg’ was. Ik citeer: ‘Daarom werd de vertaling overgelaten aan iemand, die niet alleen geen Engels kent, maar die ook geen flauw benul heeft van correct Nederlands’ (Vrij Nederland, 7 september 2002; de vertaler is Carla Benink). Friedman vindt Arena geen uitzondering: ‘De Nederlandse boekenmarkt is vergeven van belabberd vertaalwerk. Wie zich hierover bij de desbetreffende uitgeverij beklaagt, wordt hooghartig afgewimpeld. Zulke uitgevers leggen een grenzeloze minachting aan den dag, niet alleen voor hun lezers, maar ook voor de buitenlandse schrijvers die ze vertegenwoordigen en wier belangen ze zouden moeten behartigen. Het is waar, De roep om vergelding is een draak van een boek. Maar zelfs een draak van een boek verdient een leesbare vertaling.’
Mooie woorden om in de oren te knopen. En om mee te eindigen, ware het niet dat het thema van het boek past in het politieke klimaat, dat in 2002 grondig veranderde. Ik noem een paar conflicten die iets zeggen over de veranderde omgang met de Arabische wereld en concentreer me op de gevolgen voor het vertalen en het begrip ervan. De imam El-Moumni werd voor de rechter gedaagd voor het aanzetten tot haat en discriminatie van homoseksuelen. Hij beweerde dat zijn woorden niet juist waren vertaald, maar de rechter wees dit argument na een second opinion van de hand. In juli 2002 ontstond in Tilburg onrust over de preken van imam Ahmad Salam. De gemeente Tilburg liet daarop voor de desbetreffende buurt in Noord een preek vertalen en verspreiden via een stadswinkel en een wijkvereniging, maar de scepsis verdween niet. De vertaling kwam overigens in fasen tot stand. De imam zelf vond eerst dat de vertaling niet klopte en eiste een ‘letterlijke vertaling’, gebaseerd op ‘de’ in het Nederlands vertaalde koran. Ook door hem wordt het heil blijkbaar verwacht van letterlijke vertalingen. In Rotterdam vroeg men zich in september 2002 af of het Rotterdamse Jeugdvakantie Paspoort in het Arabisch en Turks moest worden vertaald voor de ouders van allochtone kinderen. Leefbaar Rotterdam stelde vragen en het college probeerde zich niet al te rigide op te stellen: ‘Vertalen moet kunnen, als dat leidt tot meer gebruikersvriendelijkheid of een beter bereik’ (bron: NRC Handelsblad, 29 september 2002).
Als opmerkelijkste feit van het jaar noem ik het initiatief van de Stichting Palestijnse Islamieten in Nederland, die in juni 2002 een Arabische versie van de Nederlandse grondwet publiceerde. Volgens initiatiefnemer Abu Leil, die er samen met de Tunesische journalist Khaled Chouket twee jaar aan werkte, zijn er veel mensen die het Nederlands niet goed beheersen en niet goed weten welke wetten in dit land gelden, en hij noemde de in opspraak geraakte imams (bron: Utrechts Nieuwsblad, 5 juli 2002). Het is de bedoeling dat de vertaling via het ministerie van buitenlandse zaken en de ambassades verspreid wordt onder nieuwkomers uit de Arabische wereld.
Dit was ongetwijfeld een persoonlijke kijk op een roerig vertaaljaar. Hieronder volgen traditiegetrouw derhalve de vertalingen van 2002 die in de ogen van anderen het opmerkelijkst waren. Het gaat om nominaties die geheel op persoonlijke titel toegelicht worden door een aantal betrokken lezers van vertalingen.