Poëzie van Pavese    37-38

Barber van de Pol

Abstract: Over wat De dood zal komen en jouw ogen hebben. Gedichten. Vertaling en nawoord Willem van Toorn en Pietha de Voogd, zo bijzonder maakt.

 

 

Ik heb vorig jaar weinig nieuwe Nederlandse vertalingen gelezen. Vermoedelijk was er veel meer het mooist. Het ontging me niet dat de kritiek ten aanzien van vertalers onhoffelijk is geworden. Was het een paar jaar geleden Hafid Bouazza die er aardigheid in had zijn kennis van een bepaalde cultuur ten koste van vertalers te etaleren, nu duikt Ilja Leonard Pfeiffer in die rol op. Anders kan ik zijn aanval op Gerard Koolschijns recente Euripides-vertalingen in NRC Handelsblad niet zien. Pfeiffer noemt Koolschijns interpretatie vervlakkend en neemt ter argumentatie zijn toevlucht tot het zoeken van fouten.

Altijd die fouten. Alsof de ervaren Koolschijn niet wist wat hij deed, alsof zijn oplossingen niet verdedigbaar zouden zijn. In mijn essaybundel Cervantes & co vergelijk ik vertalen met liedkunst. Niemand haalt het in zijn hoofd David Daniels Händel-vertolkingen af te wijzen op grond van fouten. Het register kan je tegenstaan, je geeft misschien de voorkeur aan Andreas Scholl, dat is iets anders. Zowel de vertolking van een literaire tekst als die van een partituur bestaan uit vele betekeniseenheden die met elkaar een geheel weergeven, maar dat geheel wordt altijd geregisseerd vanuit een ondubbelzinnige overkoepelende aanpak. Pfeiffer begrijpt niet dat zonder interpretatie iedere verwerking of vertolking onvruchtbaar is.   

Over vertalen wordt almaar weer veel onzin gezegd. Als leken over muziek schrijven krijg je evengoed hap snap onzin en pathos bij wijze van argumentatie. Niet dat ik voor een vakidiotische benadering ben; laat die analytisch en artistiek tegelijk zijn, die twee horen bij elkaar.

De vertaling die ik opvoer als mijn favoriet van 2001 heb ik als Nederlands ondergaan, vervolgens vergeleken met het origineel, dat er gastvrij naast stond, en toen nog eens ondergaan, in het besef van de strategie die door de vertalers, het gaat om een duo, is gevolgd. Die strategie is consequent toegepast; de interpretatie maakt daardoor een schone, evenwichtige, transparante indruk.

Als je lettergrepen of accenten gaat tellen, of, ik noem maar wat, de lengte van de woorden vergelijkt (abbrividisce wordt ‘rilt’), of kijkt hoe de zinsdelen over de regels zijn verspreid, kun je constant je twijfels hebben. Wat er toe doet is dat het poëzie is geworden en dat je die poëzie als van Pavese accepteert, al is ieder woord afkomstig van de vertalers. In een nawoord wordt verantwoording afgelegd. In de eerste afdeling van de gedichten moest een zeker gemompel de toon bepalen; in de tweede, een tamelijk sterk metrum. Veel van de oplossingen zijn daarop terug te voeren.

Die favoriet is De dood zal komen en jouw ogen hebben, Pavese's poëzie in de vertaling van Willem van Toorn en Pietha de Voogd. Pavese is een oude liefde van me. Mijn allergieën hadden dus makkelijk kunnen opspelen. Dat deden ze niet.

Er speelt bij deze keuze mee, dat poëzievertalingen door dichters een extra effect hebben. Ik wou dat er meer van waren. Ze veroorzaken een kruisbestuiving en injecteren makkelijker de literaire wereld. Er is wel gezegd dat dichters en schrijvers te vrij vertalen en hun stijl op het origineel projecteren, ten koste van de betrouwbaarheid. Dat kan, maar als algemene stelling is het onzin. En een boek of bundel zonder de kleuring van een stem is hoe dan ook niets waard. Ik herken de beste vertalers altijd vaaglijk aan hun eenheid wat betreft idioom, ritme, klankkleur, timbre, misschien zelfs levensvisie.

Oktober 2000 zat ik op de Frankfurter Buchmesse bij een gesprek met de Poolse essayist en dichter Czeslaw Milosz. Milosz vertelde dat voor een eventuele nieuwe renaissance zijn enige hoop was gevestigd op dichters die dichters vertalen. Van zijn voorbeelden schieten me Joseph Brodsky en Seamus Heaney te binnen. Als iemand weer eens iets bots over vertalen beweert, gedenk ik die woorden met enige weemoed.

Pavese is door opvallend veel Nederlandstalige dichters vertaald. In herinner me Cees Nooteboom in de oude Avenue. En in 1984 Leonard Nolens, met als co-vertaler Frans Denissen, wellicht omdat Denissen het Italiaans beter beheerste; hij maakte dit jaar een spraakmakende vertaling van Gadda. De dichter Van Toorn had Pietha de Voogd naast zich, vertaalster uit het Italiaans. Samen vertaalden zij nu voor het eerst alle gedichten in het Nederlands. Ze zijn door de uitgever in een voorbeeldige harde kaft gestoken met leeslint en al.

Cesare Pavese, De dood zal komen en jouw ogen hebben. Gedichten. Vertaling en nawoord Willem van Toorn en Pietha de Voogd. De Bezige Bij, 2001.