Juryrapport Martinus Nijhoffprijs 2000    2-5

Jury Martinus Nijhoffprijs

Abstract: Het volledige juryrapport van de Martinus Nijhoff Prijs 2000, die werd uitgereikt aan Bertie van der Meij, de vertaalster van de Zweedse auteurs Göran Tunström, Torgny Lindgren en Reidar Jönsson.

 

In februari van dit jaar overleed in Stockholm op 62-jarige leeftijd de Zweedse schrijver Göran Tunström (1937–2000), die als een van de belangrijkste hedendaagse Skandinavische schrijvers wordt beschouwd. Buiten zijn land werd hij vooral bekend met een boek dat in het Nederlands Huis van muziek heet. Tunströms romans en verhalen spelen zich doorgaans af in zijn eigen provincie Värmland, een bosrijke streek rond het aan een grote binnenzee gelegen Karlstad waar ook een speciaal dialect gesproken wordt. In Zweden is er al een aantal jaren sprake van een dialectrenaissance, en in een flink aantal door Bertie van der Meij vertaalde boeken wordt dialect gesproken, ook in Huis van muziek. In deze indrukwekkende roman valt een vrouw, onderweg naar een repetitie van Bachs Weihnachtsoratorium, van haar fiets, waarna zij voor de ogen van haar achtjarig zoontje door koeien vertrapt wordt. Het enorme verdriet werkt in de familie drie generaties na. Met een uitvoering van het Bachoratorium, georganiseerd door een kleinzoon van de vertrapte vrouw, moet het verdriet dat haar dood met zich meebrengt, eindelijk bezworen worden.

In het boek worden net als bij Bach verschillende registers bespeeld, en er wordt ook heel wat dialect gesproken. Bertie van der Meij geeft de dialogen weer in een soort prototypische Nederlandse streektaal, door specifieke woorden te kiezen en een particuliere spreektaal te gebruiken die aan de stem van de verschillende personages een typisch patina geeft. Dialect is echter maar één van de vele stemmen in de symfonische Tunström-taal. Het bescheiden en terughoudend spreken en zwijgen van de boeren, de typische streek- en volkstaal en de typische jongenstaal, het colloquiale taalgebruik van de bewoners van de kleine stad, de conversatietoon, de menselijke warmte bijvoorbeeld van een beroemd schrijfster als Selma Lagerlöf en de poëtisch-muzikale stijl die kenmerkend is voor de beschrijvende passages in Huis van muziek: alle registers in stijl worden invoelend en fijnzinnig vertaald. De taal pracht die zo ontstaat wijst op een kundige vertalershand, zoals een Nederlandse criticus naar aanleiding van Tunströms De dief schreef. ‘Dit boek is gek,’ riep Marjoleine de Vos naar aanleiding van hetzelfde boek uit. Zij prees de vertaler die zowel een quasi-zeventiende-eeuwse brief als een lang verhalend Gotisch gedicht ‘in die typisch stijf-lyrische stijl van vertaalde dode talen’ feilloos kon imiteren. Van Tunströms zinnen in Het ware leven werd ook al opgemerkt dat ze prachtig zijn. De kwaliteit van Tunströms stijl in het Nederlands is ontegenzeglijk te danken aan zijn vertaalster.

Bertie van der Meij’s omgang met speciale registers moge blijken uit het volgende korte verslag van een jongetje dat op bezoek gaat bij de grote schrijfster Lagerlöf:

Toen ben ik naar Selma Lagerlöf gegaan om te vragen of we ’m niet bij haar op Mårbäcka zouwe kunnen brengen als we ’m d’r uit zouwen kunnen krijgen. Maar mooi niet hoor. Ze kon ’t niet opbrengen was ’t enige wat ze zei, en ik zei nog van nou, dit is net zo’n halvegare as de Keizer van Portugallië uit dat ene boek van u, maar toen zei ze alleen maar dat ze al genoeg halvegaren om zich heen had.

Van bijzonder gevoel voor de poëtische strekking van sommige passages in Huis van muziek en een bijzonder adequate overbrenging daarvan in het Nederlands, getuigt het volgende stukje tekst. Daarin worden op zeker moment ook eigenschappen aan de taal en de literaire kunst toegedicht die je deze vertaalster mag aanrekenen:

Een dik boek openslaan en er helemaal in opgaan! Oerwoud aan de ene kant, een onstuimige rivier aan de andere. Op het smalle richeltje tussen Punt en Hoofdletter kan niemand je bereiken. Als een pissebed kan hij tussen papier en woord wegkruipen, stil blijven liggen, af en toe even om een hoekje kijken. Hij kan de woorden op de rug kietelen zodat ze hoorbaar lachen, alleen voor hem. Hij kan in het woordenwoud rondlopen waar het licht zo mooi speelt en achter iedere bocht in de tekst iets nieuws zien: woorden als gewelven, als boomkruinen, als lichamen en vurige vlammen. Vreemde dieren bewegen zich met geluiden die hij nooit heeft gekend. Er zijn geheime steden, dorpen, wonderlijke vaartuigen en mensen die op allerlei manieren met elkaar spreken. Er zijn volwassen mensen en mensen die al dood zijn, en allemaal leren ze hem dingen die hij misschien nog niet zou moeten weten.

Hoe gericht Bertie van der Meij in heel verschillende stijlen weet te schrijven blijkt ook uit de boeken van een andere grootheid van de hedendaagse Zweedse literatuur, Torgny Lindgren. Lindgren schrijft, in tegenstelling tot Tunström, juist ingetogen en eerder sober. Ook bij hem vind je boerse personages en oude, eeuwenlang doorgegeven verhalen, en ook bij hem is er sprake van een uiterst modern en geraffineerd spel met de taal. Hij schrijft ‘bijna altijd nevenschikkend,’ aldus een enthousiaste Nicolaas Matsier, die deze parataxis, het doorlopend zinsverband, bijzonder goed vindt passen bij het karakter van zijn personages. Lindgrens eenvoud is erg bedrieglijk; onder zijn economische, uiterst compacte taalgebruik, bij voorbeeld in de geweldige roman Het licht, liggen talloze menselijke ervaringen en vele filosofische zoektochten naar waarheden verborgen.

Twee mensen bleven van de ochtend tot de late avond plat op hun rug liggen, Ädla en Nikolavus, ze lagen in het lege niets te staren. Ädla kon niet huilen, maar Önde zat af en toe lange tijd bij haar en huilde dan in haar plaats, ja, hij nam haar al haar karweitjes uit handen, melken, pap koken en soep maken voor het pasgeboren kalf. Maar hij zei niets, eigenlijk was Maria min of meer zijn eigen kind geweest, hoe zou hij passende woorden hebben kunnen vinden om tegen Ädla te zeggen als hij die voor zichzelf niet vond. Bera kwam twee kazen brengen. Maar Eira kon zich er niet toe zetten naar Ädla te gaan. Zelf had ze immers een zoon die maar tijdelijk weg was, hij zou terugkomen. En ze was wel met het avondeten op weg geweest naar Blasius, maar had geen kans gezien het hem werkelijk te brengen. Ze bracht Nikolavus een schaal met konijnevlees en engelwortelblad, maar hij raakte het voedsel niet aan. Zijn gedachten waren zweverig en vlogen alle kanten op. Maar tegen de middag begonnen ze zich te groeperen en samen te vloeien. Hij was vast en zeker door de mare bereden.

Bertie van der Meij is ook de vertaalster van de Zweedse auteur Per Holmer, aan wie in 1991 de Martinus Nijhoff Prijs voor vertalingen van Nederlandse literatuur in het Zweeds toegekend werd.

Nu, een klein decennium later, wordt de prijs aan haar toegekend. Een vertaling kreeg de instemming van Martinus Nijhoff, de Nederlandse dichter naar wie deze prijs genoemd werd, als zij aan twee criteria voldeed. Zij moest allereerst ‘van inheems belang’ zijn, dat wil zeggen bijdragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse taal en literatuur. Maar al even belangrijk was het dat de vertaling de aandacht van de lezer wist vast te houden: de lezer moest door de vertaling in gespannen verwachting blijven of, zoals Nijhoff het zelf uitdrukte, in een soort van ‘opgetilde staat’ komen. Bij het lezen van de boeken van Tunström en Lindgren ‒ maar ook bij voorbeeld van Reidar Jönssons befaamde (en verfilmde) boek Mijn leven als hond ‒ wordt menig Nederlandse lezer in zo’n opgetilde staat gebracht, onder hen Nederlandse schrijvers als Bernlef en Matsier, critici als Marjoleine de Vos en Kester Freriks, en in dit geval ook de leden van de jury van de Martinus Nijhoff Prijs 2000. Toen ook na rapporten van deskundigen bleek hoe subtiel, precies en inventief Bertie van der Meij de nuances van het Zweeds in het Nederlands weergegeven heeft, besloot de jury de prijs voor het eerst toe te wijzen aan een vertaler uit een van de Skandinavische talen. Het doet de jury daarenboven deugd een actieve, geëngageerde beroepsvertaler te mogen bekronen die tegelijkertijd verkondigt ‘met liefde’ te werken. De jury kent Bertie van der Meij de Martinus Nijhoff Prijs 2000 toe voor haar vindingrijke vertalingen uit het Zweeds die behalve door nauwgezetheid uitmunten door een virtuoze beheersing van het Nederlands.

De juryleden van de Martinus Nijhoff Prijs 2000: Else Hoog, Rudi van der Paardt, Kees Mercks, Ton Naaijkens (voorzitter), Ieme van der Poel, Cok van der Voort.