Het wereldvertaalstelsel    38-44

Johan Heilbron

Abstract: Dit artikel is nog een onderdeel van de Filter-special over vertaalwetenschap (7:3). Heilbron gaat uit van het feit dat zowel de brontekst als de doeltekst onderdeel zijn van een meer omvattend, transnationaal geheel van betrekkingen. Hij wijst op een internationaal netwerk van schrijvers, agenten, uitgevers, vertalers, scouts, critici en kenners dat als een systeem kan worden beschouwd en zich ontwikkelt tot een wereldvertaalstelsel.

 

Vertalingen kunnen worden bezien in relatie tot hun oorspronkelijke bron of in relatie tot de culturele context waarbinnen ze functioneren. Beide gezichtspunten zijn in het vertaalonderzoek herkenbaar. Vergelijking met de brontekst of de brontaal biedt inzicht in hoe letterlijk de vertaling is en hoe vaardig en vindingrijk de vertaler. Dat is gewoonlijk het perspectief in de vertaalkritiek en bij de opleiding van vertalers. Vertalingen kunnen eveneens worden begrepen vanuit de context waarin ze tot stand komen en worden gerecipieerd. Dat gezichtspunt is in de jaren tachtig uitgewerkt door Itamar Even-Zohar, Gideon Toury en anderen, en heeft geleid tot een stroom van onderzoek naar de ontwikkeling van vertaalnormen, naar de plaats en functie van vertalingen in literaire systemen, of naar de bijzonderheden van bepaalde genres daarbinnen (kinderboeken, poëzie, en dergelijke).

Waar in het vertaalonderzoek tot op heden goeddeels aan is voorbijgegaan, is het feit dat zowel de brontekst als de doeltekst onderdeel zijn van een meer omvattend, transnationaal geheel van betrekkingen. Tussen een oorspronkelijke tekst en de vertaling speelt zich een hele reeks van werkzaamheden af, die worden gedragen door een internationaal netwerk van schrijvers, agenten, uitgevers, vertalers, scouts, critici en kenners. Omdat zulke netwerken een zekere samenhang vertonen, kunnen ze worden beschouwd als een systeem. Dit transnationale vertaalsysteem wint bovendien aan betekenis en ontwikkelt zich in toenemende mate tot een wereldomvattend stelsel, een wereldvertaalstelsel. Dat stelsel is een interessant onderwerp voor nader onderzoek.

Contouren van een wereldsysteem
De uitdrukking wereldvertaalstelsel wijst op het belang van internationale vertaalstromen, die in toenemende mate een mondiaal karakter hebben gekregen. In de negentiende en twintigste eeuw is het internationale vertaalverkeer gestaag toegenomen, in aantallen vertalingen, in de diversiteit van vertaalde teksten en eveneens in het aantal talen waarin en waaruit vertaald wordt.

Het aandeel van vertalingen in de Nederlandse boekproductie nam bijvoorbeeld toe van vijf procent kort na de Tweede Wereldoorlog tot ruim 25 procent op dit moment. Ook vertalingen uit het Nederlands zijn in de loop van de twintigste eeuw toegenomen. In de achttiende en negentiende eeuw werd nog heel weinig uit het Nederlands vertaald, en vrijwel geen van de vertaalde auteurs verwierf blijvende erkenning. Aan het einde van de negentiende eeuw zette een kentering in. In de Europese kernlanden ‒ met name Frankrijk en Duitsland ‒ ontstond belangstelling voor de tot dan toe onbekende Russische en Scandinavische literatuur. Ook Nederlandse schrijvers als Multatuli en Couperus profiteerden van de ruimere interesse. Die ontwikkeling heeft zich in de twintigste eeuw voortgezet. Tussen 1900 en 1957 is het aantal letterkundige vertalingen uit het Nederlands ongeveer verachtvoudigd. In het eerste decennium werden er jaarlijks een tiental letterkundige boeken vertaald; in de jaren vijftig was dat opgelopen tot zo’n honderd titels per jaar. Die cijfers gelden overigens alleen voor het werk van Nederlandse letterkundigen; Vlaamse auteurs en schrijvers van non-fictie vallen erbuiten. In de dertig daarop volgende jaren, van 1957 tot 1987, verdubbelde het aantal boekvertalingen uit het Nederlands. Het aantal talen waarin die boeken werden vertaald nam eveneens toe (voor de cijfers zie Heilbron 1995a). Ook in die zin is Nederland ‒ ongetwijfeld met vele andere landen ‒ meer geïntegreerd geraakt in het internationale vertaalstelsel.

Een gevolg van deze ontwikkeling is dat de afhankelijkheid van het internationale stelsel is toegenomen. Zo wordt ook de waardering voor het eigen cultuurgoed, zoals die tot uiting komt in een canon, in sterkere mate afhankelijk van buitenlandse erkenning. Jarenlang was het in Nederland gebruik om te spreken over de grote drie: Hermans, Mulisch en Reve. Die gewoonte is de afgelopen jaren echter ondergraven door het geringe vertaalsucces van Hermans en Reve, die in het buitenland minder hoge ogen gooien dan Nooteboom, Haasse en Claus. Welke gevolgen heeft die uiteenlopende waardering voor de binnenlandse canon? Op welke manier wordt canon- en reputatievorming beïnvloed door het succes (of het gebrek daaraan) van vertalingen? En zijn er in dit opzicht verschillen tussen bijvoorbeeld grote en kleine landen; zijn kleine landen wellicht gevoeliger voor buitenlandse lof en verguizing? Zulke vragen zijn typisch voor onderzoek naar de werking en de betekenis van het internationale vertaalstelsel.

Over zo’n wereldvertaalstelsel zijn ‒ algemeen gesproken ‒ twee soorten vragen te stellen. Op grond van eerder onderzoek (Heilbron 1995a, b, 1999) zal ik in deze bijdrage over beide iets zeggen. Ten eerste zijn er vragen over de wording en de werking van het stelsel. Hoe heeft het vertalen zich als een enigszins samenhangende internationale activiteit ontwikkeld en hoe werkt zo’n transnationaal vertaalstelsel? Bij het analyseren hiervan is het verhelderend om vergelijkingen te maken met andere internationale stelsels, in het bijzonder met het wereldtalenstelsel, zoals Abram de Swaan het heeft genoemd (zie De Swaan 1991, 1993, 1998a en b), en met de internationale republiek der letteren (Casanova 1999, de Meijer 1999). Zowel het talenstelsel als de internationale schrijversrepubliek zijn weer voorbeelden van een internationaal cultuurstelsel (zie De Swaan 1991). Ten tweede zijn er vragen over de betekenis van dit internationale stelsel voor de afzonderlijke nationale stelsels. Op welke wijze is zo’n transnationaal bestel van belang voor de verschillende nationale stelsels? En is het nog wel mogelijk om nationale culturele stelsels te analyseren zonder acht te slaan op de internationale verhoudingen waarin ze zijn ingebed?

Een centrum-periferie structuur
Het wereldvertaalstelsel wordt gevormd door het geheel van betrekkingen tussen taalgroepen voorzover deze verband houden met vertalen en vertalingen. Dit vertaalstelsel heeft een heldere en betrekkelijk stabiele structuur. De talen waaruit het meest vertaald wordt zijn de meest centrale taalgroepen, de talen waaruit het minst wordt vertaald hebben blijkbaar een perifere rol. Het Engels is onmiskenbaar de meest centrale taalgroep. Volgens de internationale vertaalstatistieken van de UNESCO (die betrekking hebben op alle soorten boeken) is ongeveer veertig procent van alle boekvertalingen wereldwijd een vertaling uit het Engels. Met dat ongeëvenaard grote aandeel neemt het Engels de meest centrale positie in. Daarop volgen drie talen die ‒ althans rond 1980 ‒ ieder een aandeel hadden van tien à twaalf procent: Frans, Duits en Russisch. Ook die talen zijn vanwege hun grote aandeel in de wereldmarkt te beschouwen als centrale talen, zij het in beduidend mindere mate dan het hypercentrale Engels. Uit deze cijfers volgt dat omstreeks driekwart van alle boekvertalingen wereldwijd gemaakt wordt uit slechts vier talen. Het vertaalstelsel heeft dus een sterk hiërarchische structuur.

Na de vier centrale talen zijn er acht talen met een aandeel dat ligt tussen de één en de drie procent (Spaans, Italiaans, Zweeds, Deens, Hongaars, Pools, Tsjechisch, Nederlands). Deze hebben ‒ met een term van de Amerikaanse socioloog Immanuel Wallerstein ‒ een semi-perifere positie in het vertaalstelsel: niet erg centraal, maar ook geen randverschijnsel. Met een aandeel van minder dan 1 procent op het totaal aantal vertaalde boeken vervullen alle overige talen een perifere rol. Hiertoe behoren naast vele kleine talen, het Arabisch, Japans en Chinees. In aantallen sprekers zijn dat zeer grote taalgroepen, die in het mondiale vertaalbestel desalniettemin een perifere positie innemen. De grootte van een taalgroep is dus geenszins beslissend is voor de mate van centraliteit van een taal in de internationale vertaalstromen.

Een dynamische constellatie
Deze centrum-periferie structuur, die de kern vormt van het wereldvertaalstelsel, is geen vaststaande, maar een dynamische constellatie, onderhevig aan veranderingen en verschuivingen. De positie van taalgroepen wijzigt in de loop van de tijd, sommige verliezen aan betekenis, andere verbeteren hun positie in de internationale rangorde. Dit zijn over het algemeen lange-termijn processen, die meerdere generaties in beslag nemen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de geleidelijke afkalving van de betekenis van het Frans sinds het einde van de achttiende eeuw, of voor de opkomst van het Engels als internationale voertaal.

De internationale positie van talen verandert alleen snel als de positie van de taal direct gebonden is aan het politieke regime. Tot in de jaren tachtig behoorde Russisch nog tot de vier meest centrale talen in het vertaalstelsel. Die rol berustte op de machtspositie van de Sovjetunie in Oost-Europa en op de opgelegde gewoonte om veel uit het Russisch te vertalen, ook op terreinen die niet direct ideologisch gebonden waren.

De functies van het centrum
Uit de centrale taalgroepen wordt niet alleen meer vertaald dan uit de meer perifere talen, de centrale taalgroepen spelen ook een sleutelrol in de communicatie tussen perifere taalgroepen onderling. Wat uit perifere taalgroepen wordt vertaald, hangt met name af van wat daarvan in de centrale talen wordt vertaald. Anders gezegd: hoe centraler een taal in het vertaalstelsel, hoe waarschijnlijker het is dat zij als voertaal, als langue véhiculaire, zal fungeren, dat wil zeggen als communicatiemedium tussen taalgroepen die zelf (semi-)perifeer zijn.

Toen het Frans de meest centrale moderne Europese taal was, trokken ook vertalingen in het Frans de aandacht en werden ze dikwijls in andere talen doorvertaald. De meest vertaalde Spaanse auteurs, Cervantes en Gracián, werden vaker uit het Frans vertaald dan uit het Spaans, Engelse filosofen werden in het Italiaans gepubliceerd op basis van Franse vertalingen, en de Engelse literatuur werd in de zeventiende en achttiende eeuw gewoonlijk uit het Frans in het Duits vertaald. Het doorvertalen van vertalingen heeft sterk aan betekenis ingeboet. Maar in de internationale communicatie over boeken spelen de centrale talen nog steeds een dominante rol. Als een boek uit een perifere in een centrale taal wordt vertaald, trekt het onmiddellijk de aandacht van uitgevers in de andere landen die zich op dit centrum oriënteren en neemt de kans dus sterk toe dat het betreffende boek ook in andere talen wordt vertaald. Zo was de internationale doorbraak van eigentijdse Spaanstalige schrijvers in belangrijke mate gebaseerd op Franse en Duitse vertalingen. De voorbeeldfunctie van deze vertalingen bleek onder meer uit de keuze van de titel en de flaptekst (Steenmeijer 1989).

De centrum-periferie structuur is dus ook een verbreidingspatroon. De internationale centra rivaliseren met elkaar, en die wedijver gaat niet alleen om de afzet van eigen cultuurgoederen maar ook om de doorvoer van cultuurgoederen van elders. Wie toegang krijgt tot een internationaal centrum kan van daaruit verbindingen leggen met andere centra en van daaruit weer verder. Zo vonden Nederlandse schrijvers afgelopen twee decennia aanvankelijk vooral in Duitsland weerklank. De Duitse interesse werd mede gevoed door oude rivaliteiten met Engeland en Frankrijk, maar omdat de internationale centra sterker met elkaar verbonden zijn dan vroeger trok de Duitse lof ook in Parijs en Londen meer aandacht dan vroeger. Dat heeft ertoe bijgedragen dat in Frankrijk en Engeland momenteel ook meer uit het Nederlands wordt vertaald, en dat werkt weer door naar de landen die zich op deze centra oriënteren.

Centraliteit en variëteit
Hoe centraler de positie is van een taalgroep in het wereld vertaalstelsel, des te meer soorten boeken worden er uit die taal vertaald. De Nederlandse boekstatistiek onderscheidt 33 categorieën boeken, van ‘godsdienst’ en ‘recht’ tot aan ‘proza’ en ‘geschiedenis’. Alleen vertalingen uit de meest centrale wereldtaal, Engels, zijn vertegenwoordigd in alle 33 categorieën. Vertalingen uit het Duits zijn vertegenwoordigd in 28 categorieën, uit het Frans in 22 categorieën, uit het Italiaans in tien categorieën, enzovoort. Centraliteit impliceert variëteit. Omdat vertalingen uit perifere talen geconcentreerd zijn in heel weinig categorieën geldt het omgekeerde eveneens: vertalingen uit perifere talen missen de variëteit die toeneemt met de mate van centraliteit.

Monopolisering of differentiatie?
Omdat het wereldvertaalstelsel zo sterk wordt gedomineerd door één hypercentrale taal wordt wel verondersteld dat het Engels een monopoliepositie krijgt. De cijfers over vertalingen in en uit het Nederlands bevestigen dit evenwel niet. Het Engels heeft het meest geprofiteerd heeft van de toename aan vertalingen in het Nederlands. In 1946 was twee procent van alle hier gepubliceerde boeken een vertaling uit het Engels; in 1990 was dit opgelopen tot 17 procent. Die ontwikkeling heeft zich in heel Europa op vergelijkbare wijze voltrokken, hier iets eerder en iets sterker dan in Frankrijk of Italië, maar niet fundamenteel anders.

Tegelijkertijd is, althans in Nederland, het aandeel van vertalingen uit het Frans, Duits en de ‘overige talen’ niet afgenomen. Het Engels heeft weliswaar een enorme voorsprong verworven, maar ook uit het Duits wordt meer vertaald dan vlak na de Tweede Wereldoorlog. Ongeveer vier procent van de in Nederland gepubliceerde boeken is momenteel een vertaling uit het Duits. Dat is meer dan de twee procent van na 1945. In mindere mate geldt dat ook voor vertalingen uit het Frans en uit de categorie’ overige talen’. Vertalingen uit het Engels hebben de vertalingen uit het Duits of het Frans dus niet verdrongen; eerder hebben ze Nederlandse boeken en inheemse auteurs verdrongen.

Vertalingen úít het Nederlands ‒ het werd al vermeld ‒ zijn in de twintigste eeuw bovendien alleen maar toegenomen, in aantal, in bereik en recentelijk ook in termen van literaire erkenning. Toegenomen internationalisering hoeft dus niet een verdere marginalisering te betekenen van perifere of semi-perifere talen.

Exportgericht versus invoerafhankelijk
De mate van centraliteit van een taal in het wereldvertaalstelsel houdt eveneens verband met het aandeel van vertalingen in de nationale boekproductie. Hoe centraler een taal in het vertaalstelsel, des te kleiner is het aandeel van vertalingen in die taal. In de meest centrale wereldtaal wordt het minst vertaald in verhouding tot de inheemse boekproductie. Van alle westerse landen wordt in Engeland en de Verenigde Staten naar verhouding het kleinste aantal vertalingen gepubliceerd: in de na-oorlogse periode niet meer dan een paar procent van de nationale boekproductie. In landen als Frankrijk en Duitsland, die een minder centrale positie innemen, wordt meer vertaald, zo’n tien à twaalf procent. In Italië en Spanje ligt dit percentage weer hoger. In landen als Nederland en Zweden, die ieder een kleinere en ook meer perifere taalgroep vormen, is ongeveer een kwart van alle boeken een vertaling. En in Griekenland en Portugal is 35 tot 45 procent van de gepubliceerde titels een vertaling.

De meest centrale talen zijn de meest autonome taalgroepen. Ze zijn het minst afhankelijk van andere taalgroepen en zijn ook beduidend minder sterk georiënteerd op de culturele productie buiten eigen kring. Hoe centraler de positie van een taalgroep wereldwijd is, des te zwakker is over het algemeen de oriëntatie op de culturele productie buiten de eigen groep.

Vragen voor een onderzoeksprogramma
Vertalen maakt in toenemende mate deel uit van een bijna wereldwijd vertaalstelsel. In plaats van het vertaalonderzoek louter te richten op de brontekst of de doel(con)tekst, is nadere studie gewenst van het transnationale vertaalstelsel. Dat stelsel wordt gevormd door transnationale netwerken van auteurs, vertalers, critici, uitgevers en agenten, en de vertaalstromen die het gevolg zijn van hun inspanningen. De werking van dit stelsel is bepalend voor de ongelijke vertaalstromen tussen taalgroepen en voor de sterk uiteenlopende rol van vertalingen binnen taalgroepen.

Een beter begrip van dit vertaalstelsel vergt vooral realistische case-studies vanuit een interdisciplinair perspectief: bijvoorbeeld naar de ontwikkeling van de handel in vertaalrechten, de rol van agenten daarbij en het functioneren van grote internationale boekenbeurzen. Een economisch gezichtspunt is daarbij niet voldoende, omdat koop- en verkooptransacties worden vooraf gegaan door een proces van oriëntatie, meningsvorming en waardering. Hoe verloopt dat proces? Hoe komen vertaalbeslissingen tot stand, op welke wijze oriënteren redacteuren en uitgevers zich, welke netwerken zijn daarbij van belang, en werkt die netwerkdynamiek anders in de centra van het stelsel dan in de periferie? Welke patronen zijn er bijvoorbeeld te onderkennen bij de succesvolle literaire vertalingen uit het Nederlands van de laatste jaren? En wat valt daaruit op te maken over de werking van het wereldvertaalstelsel?

 

Bibliografie
Casanova, Pascale. 1999. La République mondiale des lettres. Paris: Seuil.

Heilbron, Johan. 1995. ‘Nederlandse vertalingen wereldwijd. Kleine landen en culturele mondialisering’, in: J. Heilbron, W. de Nooy, W. Tichelaar (eds.), Waarin een klein land, Amsterdam: Prometheus, p. 206–252.

Heilbron, Johan. 1995b. ‘Mondialisering en transnationaal verkeer’, in: J. Heilbron & N. Wilterdink (eds.), Mondialisering: de wording van de wereldsamenleving, Groningen: Wolters Noordhoff, p. 162–180.

Heilbron, Johan. 1999. ‘Towards a Sociology of Translation: Book Translations as a Cultural World-System’, European Journal of Social Theory, 2 (4) p. 429–444. [Een enigszins bewerkte versie van dit artikel verscheen in Perspectives: Studies in Translatology, 8 (1) 2000, p. 9–26.]

Meijer, Pieter de. 1999. ‘Een wereldrepubliek der letteren’, Amsterdamse Boekengids, nr. 19, p. 12–15.

Steenmeijer, Maarten. 1989. De Spaanse en Spaans-Amerikaanse literatuur in Nederland 1946–1985. Muiderberg: Coutinho.

Swaan, Abram de. 1991. ‘Het Nederlands in het Europese talenstelsel’ en ‘Alles is in beginsel overal’, in: idem, Perron Nederland, Amsterdam: Meulenhoff.

Swaan, Abram de (ed). 1993. ‘The Emerging World Language System’, International Political Science Review, 14 (3).

Swaan, Abram de (ed). 1998. ‘A Political Sociology of the World Language System’ (1 + 2), Language Problems and Language Planning, 22 (1 + 2), p. 63–75 en 109–128.