Max Schucharts vertaling van The Lord of the rings    16-23

Cees Koster

Abstract: De vertaler herzag in 1997 zijn eigen vertaling van Tolkiens werk uit 1977, waarvoor hij de Nijhoff-prijs ontving – zodat blijkt dat de normen voor deze bekroning in elk geval veranderen met de tijd. Koster gaat in op het fenomeen van de hervertaling in het algemeen en in het bijzonder op het ‘updaten’ van zijn vertaling door Schuchart, om te concluderen dat de hervertaling met name preciezer is geworden, en daarnaast licht gemoderniseerd wat het taalgebruik betreft.

 

Het gebeurt niet vaak dat er hervertalingen worden uitgebracht; een nog grotere uitzondering is het wanneer een hervertaling een herziening betreft die door de oorspronkelijke vertaler zelf is uitgevoerd. Voor wie geïnteresseerd is in vertaling, in al haar facetten, is hervertaling echter een heerlijk verschijnsel. Je kunt namelijk veel meer over vertaling te weten komen van de vergelijking tussen twee vertalingen van dezelfde tekst dan van de vergelijking tussen één origineel en één vertaling ervan.

Van het soort boeken dat voor hervertaling in aanmerking komt valt uit de losse hand wel een profiel te maken: het moet een klassieker zijn, een door en door gecanoniseerd werk, dat commercieel interessant is, zijn economische waarde al heeft bewezen, waarvan verwacht mag worden dat het verkocht blijft worden en waarvan de oorspronkelijke vertaling minstens twintig jaar oud is. Ik doe maar een gooi, wanneer je het echt gaat onderzoeken zal er vast een veel genuanceerder beeld naar voren komen, maar dit is een werkbaar uitgangspunt.

Waarom worden boeken hervertaald? Eufemistisch heet het vaak dat een vertaling niet langer voldoet. Directer gezegd: de vertaling wordt of als verouderd of als slecht beschouwd, of als een combinatie van die twee.1 Handenvol voorbeelden hiervan zijn te vinden in de (om die reden legendarische) reeks Amstelpaperbacks van Uitgeverij Veen, waarin ‘beroemde meesterwerken uit de wereldliteratuur’ in soms vooroorlogse vertalingen nog steeds herdrukt worden. Een interessant geval is ook het vertaaloeuvre van John Vandenbergh. Ulysses, On the Road, Under the Vulcano, allemaal veronderstelde meesterwerken, allemaal vertaald door Vandenbergh, allemaal hervertaald omdat Vandenberghs vertaling om een van beide redenen niet meer voldeed. Wat zegt dat over het werk van Vandenbergh en van de auteurs die hij vertaald heeft? Voor zijn vertaling van Ulysses heeft hij de Nijhoff Prijs gewonnen, dus echt slecht kan die vertaling niet geweest zijn. En voldoen de vertalingen van de boeken van William Faulkner die Vandenbergh maakte nog wel, of leeft het werk van Nobelprijswinnaar Faulkner niet meer in Nederland (en dan misschien ook niet daarbuiten)?2

Een vertaling waarvoor eveneens de Nijhoff Prijs is toegekend en die onlangs is hervertaald is In de ban van de ring, Max Schucharts versie van het fantasy-epos van J.R.R. Tolkien. Dat leert ons in elk geval dat voor de criteria van meesterlijkheid en getrouwheid die destijds aan een bekroning met de Nijhoff Prijs ten grondslag lagen geldt dat ze historisch veranderlijk zijn en door de tijd ingehaald kunnen worden.3 Deze hervertaling is nu zo’n uitzonderlijk geval waarin de oorspronkelijke vertaler zelf voor de herziening heeft zorggedragen. Ook al is de eerste druk ervan in 1997 verschenen, het boek hoort ook bij de opvallende vertalingen van 1998. In dat jaar zijn de derde, vierde én vijfde druk van dit 150 gulden kostende bandje verschenen en van de eerste vertaling waren al achtendertig drukken verschenen4 ‒ het mag duidelijk zijn dat de Ring-cult in Nederland nog steeds levend is.

Zou Schuchart zijn oorspronkelijke vertaling slecht gevonden hebben of verouderd? Het zal geen verbazing wekken dat het om het laatste gaat. In een interview in de Volkskrant (10-10-1997) stelt Schuchart dat hij zelf graag de vertaling voor de volgende eeuw geschikt wilde maken (zijn term in dit verband is ‘opfrissen’). Wat hij vooral veranderd heeft waren ‘“kleine dingen”: constructies die niet helemaal lekker liepen en ouderwets taalgebruik’. Over het algemeen wordt veroudering als een bijna constitutief kenmerk van vertaling beschouwd. Vertalingen verouderen sneller dan originelen, zo luidt de algemene veronderstelling. Ik kan me daar niet zo heel veel bij voorstellen. Het lijkt me eerder dat deze veronderstelling te maken heeft met de onaantastbaarheid van het oorspronkelijk werk. Die onaantastbaarheid betreft dan de materialiteit ervan, niet de appreciatie en de receptie. Omdat een vertaling altijd in directer verband staat met dat laatste (de vertaling als reactie op iets) en veel minder sterk aan één persoon gebonden is (of wordt geacht ‒ dat probleem laat ik hier maar even buiten beschouwing), wordt zij niet als onveranderbaar beschouwd. En natuurlijk, omdat het altijd anders kan, of had gekund.

Hoe anders is het geworden in het geval van In de ban van de ring? Laten we de vertalingen en het origineel eens naast elkaar leggen. Het fragment dat hierna geciteerd wordt komt uit het hoofdstuk ‘The breaking of the fellowship’ (in beide vertalingen: ‘Het Reisgenootschap valt uiteen’), het laatste hoofdstuk uit boek twee van het eerste deel: The Fellowship of the Ring (De reisgenoten)5:

Schuchart 1977: 511
De dag brak aan met vuur en rook. Laag in het oosten waren zwarte wolkenstrepen als de rook van een zwarte brand. De opgaande zon bescheen ze van onderen met bruinrode vlammen; maar spoedig klom zij boven hen uit in een heldere hemel. De top van de Tol Brandir had een gouden spits. Frodo keek naar het oosten en staarde naar het hoge eiland. De hellingen rezen steil uit het stromende water op. Hoog boven de hoge rotswanden waren steile hellingen waarop bomen groeiden, boven elkaar; en daarboven waren weer grijze ontoegankelijke rotswanden, gekroond met een grote stenen piek. Vele vogels zwermden eromheen, maar andere levende wezens waren er niet te zien.

 

Toen ze hadden gegeten, riep Aragorn de Reisgenoten bijeen. ‘De dag is tenslotte aangebroken,’ zei hij, ‘de dag der keuze, die we lang hebben uitgesteld. Wat zal er nu van ons Gezelschap worden, dat zo ver in kameraadschap heeft gereisd? Zullen wij met Boromir naar het westen gaan, de oorlog van Condor tegemoet: of naar het oosten afslaan naar de Angst en de Schaduw; of zullen wij ons bondgenootschap verbreken en her en der gaan naar ieders verkiezing? Wat wij doen, moeten we vlug doen. We kunnen hier niet lang blijven. Wij weten dat de vijand op de oostelijke oever is, maar ik vrees dat de Orks misschien al aan deze kant van het water zijn.

Er viel een lange stilte waarin niemand sprak en zich bewoog.

Schuchart 1997: 480
De dag brak aan met vuur en rook. Laag in het oosten waren zwarte wolkenstrepen als de rook van een zware brand. De opgaande zon bescheen ze van onderen met bruinrode vlammen, maar weldra klom zij in een heldere hemel boven hen uit. De top van de Tol Brandir was bedekt met goud. Frodo keek naar het oosten en staarde naar het hoge eiland. De flanken rezen loodrecht uit het stromende water op. Hoog boven de hoge rotswanden waren steile hellingen waarop bomen klommen, de ene kruin boven de andere uitstekend; en daarboven waren weer grijze ontoegankelijke rotswanden, gekroond met een grote stenen spits. Vele vogels cirkelden eromheen, maar van andere levende wezens was geen teken te zien.

Toen ze hadden gegeten, riep Aragorn de Reisgenoten bijeen. ‘De dag is tenslotte aangebroken,’ zei hij, ‘de dag van de keuze, die we lang hebben uitgesteld. Wat zal er nu van ons Gezelschap worden, dat zo ver in kameraadschap heeft gereisd? Zullen wij met Boromir naar het westen gaan, de oorlogen van Condor tegemoet: of naar het oosten afslaan naar de Angst en de Schaduw; of zullen we ons bondgenootschap verbreken en her en der gaan naar ieders verkiezing? Wat we ook doen, we moeten het vlug doen. We kunnen hier niet lang blijven. Wij weten dat de Vijand op de oostelijke oever is, maar ik ben bang dat de Orks misschien al aan deze kant van het water zijn.

Er viel een lange stilte waarin niemand sprak en zich verroerde.

Tolkien 1995: 386-7
The day carne like fire and smoke. Low in the East there were black bars of cloud like the fumes of a great burning. The rising sun Zit them from beneath with flames of murky red; hut soon it climbed above them into a clear sky. The summit of Tol Brandir was tipped with gold. Frodo looked out eastward and gazed at the tall island. lts sides sprang sheer out of the running water. High up above the tall cliffs were steep slopes upon which trees climbed, mounting one head above another; and above them again were grey faces of inaccessible rock, crowned by a great spire of stone. Many birds were circling about it, but no sign of ether living things could be seen.

When they had eaten, Aragorn called the Company together. ‘The day has come at last,’ he said: ‘the day of choice which we have long delayed. What shall naw become of our Company that has travelled so far in fellowship? Shall we turn west with Boromir and go to the wars of Condor; or turn east to the Fear and Shadoui; or shall we break our fellowship and go this way and that as each may choose? Whatever we do must be done soon. We cannot long halt here. The enemy is on the eastern share, we know; but I fear that the Orcs may already be on this side of the water.’

There was a long silence in which no one spoke or moved.

Het zijn inderdaad maar ‘kleine veranderingen’ ‒ een korte steekproefsgewijze vergelijking met ‘gewone’ hervertalingen leert dat de veranderingen daarin gemiddeld genomen groter zijn, vaker de grens van een grammaticale constituent overschrijden-, maar toch zijn ze niet zonder gevolgen. Er zit van alles bij: herstelde zetfouten (‘zware’ voor ‘zwarte’), preciseringen (‘cirkelden’ voor ‘zwermden’ ‒ dat kun je nu gerust een verbetering noemen), secundaire veranderingen (‘spits’ voor ‘piek’, omdat op een andere plek ‘spits’ is weggevallen) en er zijn onbeholpen constructies weggewerkt (‘waarop bomen klommen, de ene kruin boven de andere uitstekend’ voor ‘waarop bomen groeiden, boven elkaar’). Maar er zijn ook passages waarvan je je afvraagt waarom ze niet gewijzigd zijn: ‘in het oosten waren zwarte wolkenstrepen’ is nog steeds erg onspecifiek, in het Nederlands zou je eerder ‘hingen’ zeggen. We kunnen het erover eens zijn, denk ik, dat de veranderingen ingrijpen in de stijl. Maar gaat het hier alleen om ouderwets taalgebruik dat is veranderd? Is stijl alleen maar een tijdverschijnsel? Kun je niet ook spreken van de stijl van de auteur en over stijl als kenmerk van een genre?

De wereld van de fantasie
Dit fragment is, hoewel betrekkelijk willekeurig gekozen, in zekere zin representatief voor het boek als geheel, vanwege de natuurbeschrijving in de eerste alinea en vanwege het feit dat de tweede alinea grotendeels uit personagetekst bestaat. Zoals bekend heeft Tolkien met In de ban van de ring (en de inmiddels vele satellietboeken eromheen) zo’n beetje het genre van de fantasy uitgevonden, een genre waarvan het fictionaliteitsgehalte bijzonder hoog is. Een geheel verzonnen wereld met een eigen geografie en een eigen tijdrekening en bevolkt door wezens in allerlei soorten en maten, met ieder hun eigen geschiedenis en taal. Het is daarbij niet meer dan logisch dat veel aandacht moet worden besteed aan de linguïstische opbouw van die wereld. Het boek staat dan ook vol met ellenlange passages waarin het landschap zeer minutieus wordt beschreven. Die minutieusheid wordt ook weerspiegeld in de vele plattegronden die de schrijver, en later zijn zoon, van het landschap van Middenaarde heeft getekend. De stijl van het proza is zeer concreet. Wie de zelfstandige naamwoorden op een rijtje zet, ziet dat er nauwelijks naar abstracte of niet-tastbare zaken wordt verwezen. Dat is een van de wezenskenmerken van het boek en wellicht ook van het genre. Hoe meer verwijzingen naar de verzonnen wereld worden opgeroepen ‒ hoe fictiever het boek wil zijn ‒ hoe concreter het wordt. Opvallend daarbij is dat de stijl van Tolkien eerder lijkt op die van genres die juist met non-fictie worden geassocieerd: reisverslagen (de Tocht, de Queeste, met alle morele implicaties die daarbij horen, is een van de drijvende metaforen van het boek) en geschiedschrijving. In de vele landschapsbeschrijvingen worden vaak verwijzingen opgeroepen naar elementaire, natuurlijke en universele entiteiten: rivieren, bergen, water, bomen, rotsen. In syntactisch opzicht zijn de zinnen ook relatief elementair en eenvoudig: eerst het onderwerp, daarna het gezegde en daarna de rest, hooguit staat er af en toe een plaatsbepaling aan het begin van de zin. Het lijkt mij typisch het soort proza waar de tijd niet veel vat op heeft. Mijn indruk is dan ook dat de veranderingen van de vertaler, dat wil zeggen in de eerste alinea, niet zozeer op stijl als tijdverschijnsel betrekking hebben, maar veeleer op de minutieusheid van het proza. De vertaling is in de eerste alinea vooral preciezer geworden. Vergelijk

Frodo keek naar het oosten en staarde naar het hoge eiland. De hellingen rezen steil uit het stromende water op. Hoog boven de hoge rotswanden waren steile hellingen waarop bomen groeiden, boven elkaar; en daarboven waren weer grijze ontoegankelijke rotswanden, gekroond met een grote stenen piek. (1977)

eens met

Frodo keek naar het oosten en staarde naar het hoge eiland. De flanken rezen loodrecht uit het stromende water op. Hoog boven de hoge rotswanden waren steile hellingen waarop bomen klommen, de ene kruin boven de andere uitstekend; en daarboven waren weer grijze ontoegankelijke rotswanden, gekroond met een grote stenen spits. (1998)

en

Frodo looked out eastward and gazed at the tall island. lts sides sprang sheer out of the running water. High up above the tall cliffs were steep slopes upon which trees climbed, mounting one head above another; and above them again were grey faces of inaccessible rock, crowned by a great spire of stone.

De verschillen hebben vooral te maken met stilistische tekortkomingen in het Nederlands: de herhaling van ‘hellingen’ en van ‘steil’ is komen te vervallen, waardoor de beschrijving preciezer is geworden. In de oude vertaling is niet onmiddellijk duidelijk dat het eerst gebruikte ‘hellingen’ naar hetzelfde verwijst als ‘rotswanden’ doet. De lezer neemt aan dat de herhaling dezelfde verwijzing moet oproepen, dat er twee keer van dezelfde hellingen sprake is. Dat dat niet kan blijkt wel uit de context, maar in de herziene versie kan de lezer de verwijzingen onmiddellijk plaatsen. Op zich is deze versie niet een meer adequate weergave van het origineel, want daarin duurt het ook even voordat de lezer in de gaten heeft dat ‘sides’ naar hetzelfde verwijst als ‘cliffs’ (dat kan nadat de herhaling van ‘tall’ erin betrokken wordt). De verandering is dus eerder ingegeven door het principe van de minutieusheid, dan door dit lokale tekstuele element. Met stijl als tijdsfactor heeft het al helemaal niets te maken.

Dat geldt niet voor de personagetekst in de tweede alinea van het voorbeeld. Hier hebben we te maken met spreektaal. Daarbij moet wel gezegd worden dat spreektaal in de wondere wereld van Middenaarde een relatief begrip is, men neemt er graag lang en uitgebreid het woord; snelle, korte dialogen zul je er niet gauw horen. In de personagetekst zitten wel elementen die gevoeliger zijn voor de invloed van de tijd. De meest duidelijke voorbeelden zijn ‘de dag van de keuze’ voor ‘de dag der keuze’ en ‘maar ik ben bang’ voor ‘maar ik vrees’. Het zijn minieme verschuivingen, maar ze hebben wel een dempend effect op de toon van deze alinea. Dit deel van de tekst is illustratief voor de meer historisch geënte kant van het epos: de namen, met hun tot historische talen herleidbare etymologie (al komen die namen natuurlijk ook voor in de meer beschrijvende delen van het boek) en vooral ook de toon, die mede gebaseerd lijkt op de stijl van de vele vroegmiddeleeuwse kronieken en sagen die Tolkien als zijn inspiratiebron gebruikte, het wat plechtstatige taalgebruik, de hoofdletters ook voor de verpersoonlijking van de angst voor het kwade. Hier heeft Schuchart op de plaatsen waar het kon de scherpe kantjes eraf willen halen. De vraag is of dat invloed heeft op de verhouding met het origineel. In de eerste alinea van het voorbeeld was dat niet, of althans nauwelijks het geval. Naar mijn idee is dat in de tweede alinea wel het geval. De keuze is wel te billijken; mijn indruk is dat het boek er enigermate hedendaagser op geworden is en dat was ook de bedoeling, maar ik kan me ook goed voorstellen dat niet alle lezers die dit boek hoog hebben zitten (en dat zijn er nogal wat) daar nu zo blij mee zijn. Een wereld waarin de randen van het zwaard Prik (‘Sting’ in het Engels, voor de fans) van de hobbit Frodo Balings oplichten als er Orks in de buurt zijn is toch vooral een wereld van toverij en duistere machten en niet een van geavanceerde detectie-apparatuur, ook al is die wereld gesitueerd aan het einde van de Tweede Era zo rond het jaar 3000. In die zin is het origineel net zozeer verouderd als de oorspronkeliijke vertaling. Toch mogen we blij zijn dat Schuchart zijn vertaling nieuw leven heeft kunnen inblazen. Zo’n kans krijgen vertalers niet vaak, maar als ze die kans krijgen, levert het altijd interessant studiemateriaal op.

 

Noten
1 Al moet niet worden uitgesloten dat er ook auteursrechtelijke redenen kunnen zijn.
2 In zijn oratie Lof van de verandering (Coutinho 1998) schetst Ton Naaijkens een soortgelijk beeld over hervertalingen. Hij heeft het over ‘de spanne van een generatie’, dertig jaar, als tussenpoze en onder de werken die hij bespreekt zitten er ook een aantal van Nijhoff Prijswinnaars.
3 Voor een beschrijving van de historische ontwikkeling van die criteria zie: Cees Koster (1996) ‘Over meesterlijke vertalingen. Veertig jaar Martinus Nijhoff Prijs.’, in: Naaijkens, Ton (red.) (1996) Vertalers als erflaters. Staalkaart van een eeuw vertalen. Bussum: Coutinho, 86-105.
4 Na een korte blik in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek laat de editiegeschiedenis van In de ban van de ringzich als volgt reconstrueren:

Jaar Druk   Jaar Druk   Jaar Druk
1956   1 1977   21 1994   38
1969 8 1980 26 1997 1
1974 15 1991 34 1998 5

De editie van 1980 betreft ook een herziene druk. Deze herziening betrof een aanpassing aan de laatste door Tolkien zelf geredigeerde editie van de roman.
5 De bibliografische gegevens van de gebruikte edities zijn:
Tolkien, J.R.R. (197721) In de ban van de ring (vertaling: Max Schuchart). Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.

Tolkien, J.R.R. (19985) In de ban van de ring (vertaling: Max Schuchart). Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum.

Tolkien, J.R.R. (19955) The Lord of the Rings. London: HarperCollinsPublishers.