Abstract: Filter heeft critici, vertalers, lezers en theoretici gevraagd iets te schrijven over de in hun ogen meest opvallende vertaling van het voorbije jaar 1998.
Soms hebben mensen de neiging de balans op te maken. Je ruimt wat op, ordent wat papieren, maakt een rekensommetje en schrikt je het apezuur. Welke ramp heeft er plaatsgevonden? Dat is meestal vrij simpel: er is tijd verstreken, je hebt die-en-die al jaren niet geschreven, je blijkt feitelijk al eeuwen rood te staan. Niet alleen personen proberen soms wat ruimer te kijken dan naar de waan van alledag. Instanties en instituten maken jaarverslagen en stellen voor zichzelf steeds triomfantelijk vast hoe goed ze wel niet geboerd hebben. En er zijn ook kranten en weekbladen, instanties met een eerder dienende functie. NRC Handelsblad documenteert al enige jaren wat ze het afgelopen ‘taaljaar’ noemen, een blad als Vrij Nederland vraagt haar critici steevast naar de ‘Beste boeken’ van het jaar. Onder de genoemde beste boeken figureren ook vaak vertalingen, wat ons dichter bij het permanente pièce de résistance van ons eigen tijdschrift brengt. Niet elke ster-criticus die een vertaling noemt vermeldt de vertaler, maar een kniesoor die daarop elke keer weer let. Afgelopen jaar prijkte er in het laatste nummer van Vrij Nederland ook een lijstje dat ‘Vertaald in 1998’ heette: het bleek een opsomming te zijn van Nederlandse boeken die aan het gretige buitenland werden verkocht.
Filter wilde op een andere manier de balans opmaken van het vertaaljaar 1998. Daartoe werd een aantal mensen uit het veld gevraagd de meest opvallende vertaling van het jaar te noemen en toe te lichten waarom de keuze op die bewuste tekst of dat bewuste boek gevallen was. Opvallend werd uitgelegd als: opvallend in positieve dan wel negatieve zin. Er werd geen restrictie gemaakt voor het soort tekst waar het om moest gaan, sterker nog: mensen uit zowel niet-literaire als literaire hoek, academici net zo goed als niet-academici, praktisch gerichte én uitgebreid theoretiserende lezers van vertalingen werd gevraagd te reageren.
Filter heeft een traditie hoog te houden in het volgen van wat zich afspeelt op het brede terrein van het vertalen. Als een uitgeverij als Athenaeum-Polak & Van Gennep 1998 tot Casanova-jaar doopt omdat de twaalf delen memoires door Theo Kars erin worden afgerond, voelen wij ons verplicht stil te staan bij de verdienste van deze vertaler. Ruim twee jaar geleden werd de Willibrord-vertaling door dit tijdschrift tot ‘de meest omstreden vertaling van het jaar’ gebombardeerd. Ergernissen over notoir slechte vertalingen vinden hun weg naar ons tijdschrift, blijdschap om verrassend hoge vertaalvaardigheid minder. Zo is het jammer dat een vertaling, zoals bijvoorbeeld die door Tjadine Stheeman van M.F.K. Fishers Het gastronomische alfabet (verschenen bij Contact), niet de pluim krijgt die zij verdient: je vraagt je bij dit boek voortdurend af hoe het Nederlandse alfabet zo feilloos op zijn bekende rijtje staat, terwijl zich achter de O van ‘Onmatig’ en de P van ‘Praalzucht’ ongetwijfeld andere en anderstalige woorden verschuilen. Een klein vertaald krantenberichtje of een fraaie ondertitelregel kan een mens in een vertaalfan veranderen. De publicatie van een vertaling van Carl Einsteins Bebuquin door J.F. Vogelaar (Gevaert Uitgever, Brussel) was zo onverwacht en zo bijzonder dat het moeite kost niet dagelijks de weg naar de boekhandel te maken (alwaar je in 1998 een afgeronde Rabelais, een nieuwe Lowry en een proeve van een volstrekt nieuwe bijbelvertaling kon krijgen).
We kregen reacties in de trant van ‘ik ervaar een jaar niet als een vertaaljaar’ of ‘ik lees geen vertalingen’, uitspraken waarmee plompverloren een belangrijk deel van het nederlandstalige cultuurgoed wordt gedumpt. Vanuit ons perspectief geeft dat geen pas, zeker niet als vertalers zoiets zeggen. Anderzijds waren aangeschrevenen zo vriendelijk voorstellen te doen die konden worden afgestemd op andere voorstellen. Dat bleek niet nodig, ieder keek en schreef anders, lofprijzingen kregen de overhand boven hel en verdoemenis.
Een van de aangeschrevenen was W. Bronzwaer, een prominent lezer van vertalingen, een bijzonder vertaler en een fervent pleitbezorger van de verdiepende vertaalbeschouwing. Hij wilde het hebben over een vertaling waar hij zich voor had ingezet: die van Tennysons In Memoriam door Rudi Bremer (Ambo, Baarn). Eind december liet hij weten niets te kunnen schrijven, enkele weken later was hij dood. Het zou de eerste keer zijn dat hij een bijdrage aan ons tijdschrift geleverd zou hebben, het heeft niet zo mogen zijn. De redactie wil de aandacht voor het vertaaljaar 1998 mede zien als een eerbetoon aan hem, die als geen ander oog had voor vertalen en vertalingen en die daarvoor bovendien steeds in de bres heeft willen springen. (tn)