Misschien een troost   24-01-2021

Winibert Segers
Henri Bloemen
 

Dat was het dan.

Is dit zinnetje literatuur? Of gewoon een uitspraak van een uitgeputte wielrenner? Of de woorden van de laatste stamgast, die het café waggelend verlaat? Met ‘dat was het dan’ lijken de wielrenner en de stamgast naar een eindpunt, een breekpunt te verwijzen. Ook de schrijver en filosoof Albert Camus heeft het in Le mythe de Sisyphe over zo’n punt:

Il arrive que les décors s’écroulent. Lever, tramway, quatre heures de bureau ou d’usine, repas, tramway, quatre heures de travail, repas, sommeil et lundi mardi mercredi jeudi vendredi et samedi sur le même rythme, cette route se suit aisément la plupart du temps. Un jour seulement, le « pourquoi » s’élève et tout commence dans cette lassitude teintée d’étonnement. « Commence », ceci est important. La lassitude est à la fin des actes d’une vie machinale, mais elle inaugure en même temps le mouvement de la conscience. Elle l’éveille et elle provoque la suite. La suite, c’est le retour inconscient dans la chaîne, ou c’est l’éveil définitif. (Camus 1942: 29)1

Een machinaal leven wordt gekenmerkt door herhaling – elke dag, elke week hetzelfde. Er zijn geen verrassingen. Nooit gebeurt er iets onverwachts. Alles is voorspelbaar. Het is een leven dat zijn gang gaat, een leven waarop je als subject weinig vat hebt. De dingen zijn wat ze zijn. En zelfs als je de routine wil doorbreken, is dat vaak geen eigen beslissing. De succesvolle zakenvrouw die op maandagochtend de wekker door het raam gooit, is onderhevig aan allerlei omstandigheden die buiten haar wil plaatsvinden. Of, een ander voorbeeld: bepalen we echt zelf hoe en wanneer een liefdesrelatie eindigt?

Het zinnetje ‘dat was het dan’ heeft ongetwijfeld iets literairs, zelfs iets poëtisch. Vier woorden van drie letters, woorden met de combinatie medeklinker-klinker-medeklinker. Het eerste en het laatste woord beginnen met dezelfde letters: da. De vraag is of die vormkenmerken volstaan om van ‘dat was het dan’ literatuur te maken.

Om literatuur te worden zal het zinnetje het individuele, het singuliere moeten overstijgen. Een dagboek, een liefdesbrief die uitsluitend tot één persoon zijn gericht, kunnen we moeilijk literatuur noemen. Of, nog breder gesteld: een tekst die is gemaakt voor een lezerspubliek kan nooit een literaire tekst zijn.

Wat betekent ‘dat was het dan’? Staat het zinnetje op zich of is het ergens uit weggeplukt? Is het een zinnetje uit een lied? Of is het de Nederlandse vertaling van een Engelse romantitel? We weten het niet. Misschien heeft ‘dat was het dan’ geen betekenis, is het louter een klankspel. De onbeslisbaarheid zal de vertaler in een ongemakkelijke situatie brengen. Maar toch zal hij beslissen. Een vertaler is een probleemoplosser. Hij houdt niet van hangende kwesties.2 Hij hakt knopen door.

Hoe zou je ‘dat was het dan’ kunnen vertalen? We laten ons helpen, zoals we dat al enkele jaren doen, door een van de vertaalmachines: DeepL Translator. In het Duits, Engels, Frans en Spaans krijgen we:

Nun, das war’s dann wohl.

Well, that’s it, then.

Eh bien, c’est ça, alors.

Bueno, eso es todo, entonces.

Het lijkt wel een meertalig gedicht. DeepL maakt poëzie: automatische, machinale poëzie. DeepL maakt gedichten zonder dichter. Hierover maakt de klankdichteres Greta Monach interessante opmerkingen. In Compoëzie, een boek waarin ze uitleg geeft ‘over hoe en waarom ze poëzie met behulp van een computer genereert’ (Monach 2020: 1), zegt ze het volgende:

[…] elke automaat [is] een dood ding en lijkt als zodanig weinig geschikt om kunstwerken te produceren. Wij eisen immers van de kunst, dat zij ‘leeft’, en daarbij denken wij aan een opvallend kenmerk van het levende: het kan ons verrassen, het is in staat tot onverwachte en onberekenbare handelingen. (Monach 2020: 3)

In deze passage is het woord ‘lijkt’ belangrijk. Monach zal zich afzetten tegen de traditionele kunstopvattingen en tegen de ingebakken ideeën over de verhouding kunst-computer:

[Wij weten], dat de computer een reken-automaat is, en wij stellen ons voor, dat het resultaat van berekeningen altijd voorspelbaar is, en dus, in artistieke zin, ‘dood’.

Dit nu is onwaar. Zodra berekeningen een zekere graad van complexiteit bereiken, is de ‘formule’ niet meer uit de resultaten te herkennen; die resultaten zijn onverwacht en doen zich aan ons voor als TOEVAL – m.a.w. als ‘het onberekenbare’. (Monach 2020: 5)

Monachs standpunt is verfrissend. Ook in verband met de rol van betekenis in poëzie neemt ze een duidelijke stelling in:

Wijd verbreid is nog steeds het geloof, dat in poëzie de betekenis van de woorden van overheersend belang is. Men stelt zich de volgende gang van zaken voor: de dichter gaat uit van een bepaalde gedachte (indruk, gevoel, etc.) en zoekt woorden (zinnen), die deze gedachte adequaat kunnen overbrengen. […].
Ik kan dit geloof niet delen. (Monach 2020: 10, 11)

We kunnen voortborduren op de stelling van Monach en de taak van de vertaler duidelijk omschrijven. Hij zal de weg die de dichter heeft afgelegd ook afleggen, maar in omgekeerde zin. De vertaler zal van de woorden van de dichter naar de gedachte gaan en die gedachte zal hij vervolgens in de doeltaal proberen te verwoorden. Hij maakt het betekende los van de betekenaar. Monach problematiseert die ‘gang van zaken’. Voor haar is een vertaler geen betekeniszoeker.

Zijn de DeepL-vertalingen van ‘dat was het dan’ goede vertalingen? Wie kan, wie mag die vraag beantwoorden? Is de menselijke vertaling de norm? Kan, mag de mens machinevertalingen beoordelen? Of moet dat ook door machines worden gedaan?3

Enkel in het Duits wordt de verleden tijd van het origineel behouden. In de andere drie talen wordt overgegaan op de tegenwoordige tijd. DeepL Translator heeft in de vier talen meer woorden en leestekens nodig dan het Nederlandse origineel. De vraag is of een menselijke vertaler betere oplossingen zal vinden. Ook voor hem zal het zinnetje in grote mate onvertaalbaar zijn. Hij staat voor een barrière. Het letterspel ‘da-da’, bijvoorbeeld, zal hij moeilijk in een andere taal kunnen overbrengen. En dat heeft niets te maken met het kunnen van de vertaler. Hij zit onvermijdelijk vast aan wat de talen hem geven. De vertaler bevindt zich in een situatie waarop hij nauwelijks vat heeft. De talen overkomen hem. Hij leeft in talen.

Misschien zal de vertaler zijn creativiteit moeten aanboren om het zinnetje in een andere taal over te zetten. Creativiteit: is dat het domein waar de vertaalmachines niet bij kunnen? Het laatste onneembare bastion? Ook dat is niet zeker. Waarom zou de machine niet kunnen leren om creatief te zijn? En misschien ook om grappig of ironisch te zijn? Of om nuances en subtiliteiten te respecteren?4

Een vertaler heeft geen greep op de talen. Dat gevoel van onmacht wordt versterkt door de resultaten van de machinevertalingen. Zal de machine op termijn het vertalen volledig overnemen? Zal de menselijke vertaler door de machine worden vervangen? Wacht hem hetzelfde lot als de kassier in de supermarkt of de loketbediende in het treinstation? Hebben we de vertaler altijd al overschat? Is vertalen echt niet zo moeilijk als vaak wordt beweerd?

De vertaalmachine – alleen het woord al zal vele literair vertalers doen gruwelen – kan in verband worden gebracht met het filosofische begrip ‘desubjectivering’. In het opstel ‘Die Aufgabe des Übersetzers’ – de genitief kan worden gelezen als een objectsgenitief: de vertaler wordt opgegeven – heeft de vertaler en vertaaltheoreticus Walter Benjamin het begrip ‘desubjectivering’ als volgt omschreven:

[…] gewisse Relationsbegriffe [behalten] ihren guten, ja vielleicht besten Sinn […], wenn sie nicht von vorne herein ausschlieẞlich auf den Menschen bezogen werden. So dürfte von einem unvergeẞlichen Leben oder Augenblick gesprochen werden, auch wenn alle Menschen sie vergessen hätten. (Benjamin 1923: VIII)5

Een onvergetelijk leven of ogenblik verbinden we spontaan met mensen: het turbulente parcours van een jazz-zangeres, een romantische gondeltocht met een geliefde … ‘Vergeten’ is een relatiebegrip omdat het onlosmakelijk is verbonden met de mens. ‘Liefhebben’, ‘vriendschap’ en ja, ook ‘vertalen’, zijn andere voorbeelden van relatiebegrippen. In zijn opstel probeert Benjamin de verbinding tussen mens en vertaling te verbreken. Hij richt zijn aandacht op het object ‘vertaling’, dat is losgemaakt van de subjecten die rond de vertaling cirkelen: auteur, beoordelaar, criticus, lezer, uitgever, vertaler.

De naam van de vertaalmachine die we hebben gebruikt, DeepL Translator, is revelerend. De machine is een diep lerende vertaler. Twee relatiebegrippen ‘diep leren’ en ‘vertaler’ worden van de mens losgemaakt. De machine kan diep leren en vertalen. De vertaalmachine zet de vertaler, het vertalende subject buiten spel. Ze stelt de centrale plaats van het subject ter discussie. De desubjectivering heeft ongetwijfeld een vervreemdend effect. Het ambachtelijke aspect van het vertalen verdwijnt. De oude Hiëronymus heeft zijn studeerkamer verlaten. De machine neemt het werk over. En dat doet ze niet alleen met gebruiksteksten – een handleiding voor een vaatwasser, instructies voor een yoga-oefening – maar ook met literair-artistieke teksten – een chanson, een gedicht.

Het bedrijf DeepL geeft de volgende uitleg bij zijn vertaalmachine:

Neurale netwerken scheppen nieuwe mogelijkheden voor de mens, doorbreken taalbarrières en brengen culturen dichter bij elkaar.6

Opvallend in de uitleg is het expliciet voorkomen van de woorden ‘mens’ en ‘neurale netwerken’. DeepL stelt ons gerust. De mens blijft centraal. Die positie wordt versterkt door het gebruik van de lichamelijke metafoor van de neurale netwerken, verbindingen tussen zenuwcellen.

Desubjectivering is geen nieuw verschijnsel. Galilei, Darwin, Marx, Freud stelden de centrale positie van de mens al ter discussie. De uitspraak ‘de mens is niet de maat der dingen’ is zelfs al een cliché geworden. En ook in het dagelijkse leven ervaren we de desubjectivering. In de supermarkt kies ík niet het flesje Italiaanse olijfolie. Nee, het flesje kiest mij. Of een ander voorbeeld: Ik bepaal niet zelf hoe ik in mijn dorp rondwandel. Nee. Mijn manier van lopen wordt bepaald door de structuur van het dorp.

De machinevertaling is de zoveelste knauw die het subject te verwerken krijgt. Een knauw die we niet per se als negatief moeten ervaren. Dankzij de machinevertaling wordt een diepgaande reflectie in gang gezet over de verhoudingen tussen origineel en vertaling en tussen brontaal en doeltaal. De machinevertaling brengt ons misschien tot de kern, het wezen van de vertaling. Misschien een troost.

De vertaler die wordt geconfronteerd met de vertaalmachines kan doen alsof er niets aan de hand is en vanuit een soort overmoed denken dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen of hij kan wakker worden geschud en beginnen na te denken over zijn situatie.

We stappen over van het mysterieuze, hangende zinnetje ‘dat was het dan’ naar het chanson ‘Que c’est triste Venise’, dat Charles Aznavour in het Duits (‘Venedig in Grau’), Engels (‘How sad Venice can be’), Frans, Italiaans (‘Com’è triste Venezia’) en Spaans (‘Venecia sin tí’) zong.7 Onze overstap is niet zo vreemd. Het lied gaat immers over een breekpunt, het einde van een liefdesrelatie.

Zoals de titel al aangeeft, staat Venetië centraal in dit chanson. Niet de subjecten, de ex-geliefden, dus, maar wel een stad. In het lied wordt expliciet verwezen naar de Brug der Zuchten, de kerken, de lagune, de musea … Venetië is bedroefd. Het neemt de droefenis van de ex-geliefden over.

Dit zijn de eerste twee strofen:

Que c’est triste Venise
Au temps des amours mortes
Que c’est triste Venise
Quand on ne s’aime plus

On cherche encore des mots
Mais l’ennui les emporte
On voudrait bien pleurer
Mais on ne le peut plus

Eerst laten we DeepL het vertaalwerk opknappen. In het Nederlands krijgen we:

Hoe triest Venetië
In de tijd van de dode liefde
Hoe triest Venetië
Als we niet meer van elkaar houden

We zijn nog steeds op zoek naar woorden
Maar de verveling neemt ze weg
We willen graag huilen
Maar dat kunnen we niet meer 

Niet slecht, zelfs verbazingwekkend goed. We vergelijken de DeepL-vertaling met een Nederlandse vertaling die we op het net vonden.8 De vertaling is van de hand van Gerda Hanen:

Wat is Venetië somber
Als de liefde voorbij is
Wat is Venetië somber
Als je niet meer van elkaar houdt 

We zoeken nog naar woorden
Maar de verveling blaast ze weg
We zouden wel willen huilen
Maar dat kunnen we niet meer

Tussen de machinevertaling en Hanens vertaling zijn er enkele verschillen. Voor ‘au temps des amours mortes’ geeft DeepL ‘in de tijd van de dode liefde’ en Hanen ‘als de liefde voorbij is’. DeepL zit dichter bij het origineel dan Hanen. Hanens vertaling klinkt gewoner, minder poëtisch dan de DeepL-oplossing. Ook het zinnetje ‘l’ennui les emporte’ krijgt verschillende vertalingen: ‘de verveling neemt ze weg’ en ‘de verveling blaast ze weg’. Hanen is hier beeldrijker dan DeepL.

Beide Nederlandse vertalingen zijn inhoudelijke vertalingen, die geen rekening houden met vormkenmerken. Zo werd, bijvoorbeeld, het aantal lettergrepen van het Franse origineel niet gerespecteerd. In het Frans telt elk vers zes lettergrepen. Dat is een van de elementen die ervoor zorgen dat de tekst zingbaar is. De DeepL-vertaling en Hanens vertaling zijn niet zingbaar. Kan DeepL dan niet zingen? We vermoeden dat het niet zo moeilijk is om aan de machine te vragen om bij het vertalen rekening te houden met het aantal lettergrepen en met andere muzikaal noodzakelijke elementen.

Bij het beluisteren van ‘Que c’est triste Venise’ denken we onvermijdelijk aan het wiegende tempo van barcarolles, gondelliederen.9 Het is mooi vast te stellen dat het woord ‘barcarolles’ in het chanson voorkomt:

Que c’est triste Venise
Lorsque les barcarolles
Ne viennent souligner
Que des silences creux

Dit is een mise en abyme. In het gondellied zitten gondelliederen. Een afgrondelijke structuur.

Literair vertalers kunnen de indruk hebben dat ze aan rand van een afgrond staan: machinevertalingen zullen hun werk inpikken en hen overtroeven. Maar een afgrond heeft iets moois, iets wijds. De afgrond is de ruimte waar plaats wordt gemaakt voor het denken over taal en vertaling. Misschien een troost.

 

Noten
1 Het gebeurt dat de decors instorten. Opstaan, tram, vier uur kantoor of fabriek, eten, tram, vier uur werken, eten, slapen en maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag en zaterdag in hetzelfde ritme, die weg wordt gemakkelijk het grootste deel van de tijd gevolgd. Maar op zekere dag rijst het ‘waarom’ op en alles begint in de moeheid getint met verbazing. ‘Begint’, dat is belangrijk. Moeheid is er aan het einde van een machinaal leven, maar tegelijkertijd zet ze de beweging van het bewustzijn in gang. Ze wekt de beweging op en lokt het vervolg uit. Het vervolg is de onbewuste terugkeer in de keten, of het is het definitieve ontwaken. (Onze [WS & HB] vertaling)

2 We kunnen ons afvragen of het hangende, het en suspens, niet verbonden is met het literaire. Een tekst die hangend is, een tekst die zich niet meteen geeft, dat is misschien een literaire tekst.

3 Winibert Segers en Gys-Walt van Egdom bespreken die problematiek in De kwaliteit van vertalingen (2018: 65, 66).

4 Tim Van de Cruys doet in dit domein boeiend onderzoek (2019: 113-126).

5 [...] bepaalde relatiebegrippen [behouden] hun goede, misschien zelfs beste zin [...], als ze niet van meet af aan uitsluitend op de mens worden betrokken. Men zou dus kunnen spreken van een onvergetelijk leven of ogenblik, zelfs als alle mensen die vergeten waren. (Onze [WS & HB] vertaling)

6 https://www.deepl.com/nl/home

7 De Franse tekst is van de schrijfster en actrice Françoise Dorin.

8 https://lyricstranslate.com/nl/que-cest-triste-venise-wat-veneti%C3%AB-somber.html

9 Een van de bekendste barcarolles is ‘Belle nuit, ô nuit d’amour’ uit de opera Les contes d’Hoffmann van Jacques Offenbach.

 

Literatuur
Benjamin, Walter. 1923. ‘Die Aufgabe des Übersetzers’ in Baudelaire, Charles. Tableaux parisiens. Deutsche Übertragung mit einem Vorwort über die Aufgabe des Übersetzers von Walter Benjamin. Heidelberg: Verlag von Richard Weissbach. VI-XVII.

Camus, Albert. 1942. Le mythe de Sisyphe. Essai sur l’absurde. Paris: Gallimard.

Monach, Greta. 2020. Compoëzie. https://ooteoote.nl/2020/02/greta-monach-compoezie/ [Oorspronkelijke uitgave: Monach, Greta. 1973. Compoëzie. Alphen aan den Rijn/Brussel: Samsom Uitgeverij.]

Segers, Winibert & Van Egdom, Gys-Walt. 2018. De kwaliteit van vertalingen. Een terminologie van de vertaalevaluatie. Kalmthout: Pelckmans Pro.

Van de Cruys, Tim. 2019. ‘La génération automatique de poésie en français’ in TALN-RECITAL@PFIA. 113-126.

 

Winibert Segers geeft colleges vertaaltheorie en begeleidt vertaalateliers juridisch vertalen en medisch vertalen aan de KU Leuven. In zijn onderzoek spitst hij zich toe op de verbindingen tussen architectuur en vertaling, filosofie en vertaling, psychotesting en vertaling.

Henri Bloemen doceert literair en juridisch vertalen en vertaaltheorie aan de KU Leuven en doet onderzoek naar vertaaltheorieën, vertaalethiek en de didactiek van het literair vertalen.

 

Reageren? info@tijdschrift-filter.nl.