Machinevertaling als cultuurpolitiek instrument   

Gys-Walt van Egdom
 

Dit artikel is in september 2022 aan het dossier toegevoegd.

 

Goethe geniet niet alleen een reputatie als groot schrijver, ook als denker heeft hij zijn sporen verdiend. In de hedendaagse filosofie, taal- en literatuurwetenschappen vormen de concepten die hij de wereld in heeft geslingerd nog altijd een waardevolle bron van inspiratie. Een van die concepten die de gemoederen de laatste twee eeuwen flink heeft beziggehouden is ‘Weltliteratur’.1 Er zijn verschillende redenen te bedenken waarom het concept actueel en urgent is gebleven. In de eerste plaats refereert ‘Weltliteratur’ sterk aan een emancipatoir gedachtegoed: het concept verwijst (of lijkt alleszins te verwijzen) naar een literatuur waarin een keur aan culturen vertegenwoordigd is. Dit beeld van een inclusieve literatuur spreekt, zeker binnen cultuurminnende kringen, tot de verbeelding. ‘Weltliteratuur’ wordt, zoals Berman in L’épreuve de l’etranger (1984) op overtuigende wijze heeft beargumenteerd, ook om een andere redenen vaak gethematiseerd. Een eerste reden is de rijkdom aan definities die het begrip binnen het theoretische discours heeft uitgelokt.2 Een voorbeeld dat Berman aanstipt, is dat van Weltliteratur opgevat als een soort canon van literatuur bestaande uit monumentale werken uit (bij voorkeur) alle culturen ter wereld (ibid., p. 104). Maar Goethe kan, tenminste op grond van zijn reflecties op Weltliteratur, onmogelijk als promotor van een canon van werken uit de wereldliteratuur worden gezien. Een laatste reden waarom het concept de aandacht is blijven opeisen: Goethe verschaft zelf geen duidelijke definitie, omdat hij in zijn eigen emancipatoire opvatting op twee gedachten hinkt. Fritz Strich schreef hierover: ‘[Goethe] ging offenbar geflissentlich einer prägnanten Formulierung und Verdeutlichung aus dem Wege’’ (1957, p. 15). Zijn ideaal is de ene keer gericht op de verrijking van een cultureel systeem, namelijk het Duitse, de andere keer op een verrijking van alle culturele systemen in de wereld. Welke definitie we ook aan het concept toekennen, het zal niemand verbazen dat vertaling bij de verwezenlijking van een Weltliteratur in welke vorm dan ook een belangrijke rol wordt toegekend.

In deze bijdrage wil ik Weltliteratur graag betrekken op een thema dat de vertaalwetenschap op de grondvesten doet daveren en dat in toenemende mate wordt betrokken op de literaire vertaling: machinevertaling (zie o.a. het Filter-dossier ‘Literaire vertaling en technologie’ [Van Egdom en Daems 2021]). De stelling die ik hier poneer, is de volgende: machinevertaling kan als een cultuurpolitiek middel dienen om het emancipatoire ideaal van een Weltliteratur te verwezenlijken. Deze stelling kan snel tot misverstanden leiden. Daarom kies ik voor een geleidelijke opbouw. In het eerste deel wil ik ingaan op de twee definities van Weltliteratur die Goethe zelf lijkt te onderschrijven. Vervolgens betrek ik de definities op machinevertaling, waarbij de cultuurpolitieke mogelijkheden en beperkingen van machinale vertaling worden uitgewerkt.

Berman & Goethe

In de eerste hoofdstukken van Bermans publicatie over de rol van vertaling binnen de Duitse romantiek wordt duidelijk dat vertaling in de vroegromantische reflecties van Novalis en Schlegel een prominente rol kreeg toebedeeld. Universele vertaalbaarheid werd nadrukkelijk nagestreefd. Toch zien we dat het vertaalbaarheidsideaal aanvankelijk wordt uitgedragen zonder dat er veel concrete aandacht voor interlinguale vertaling wordt gegenereerd (Berman, 1984, p. 132). De vertaling, in de breedste zin van het woord, is de katalysator van de dialoog tussen literatuur, muziek en wetenschap en zal moeten leiden tot de Bildung van een nationale cultuur (Schlegel, 1967, pp. 202-203).Het ultieme doel dat de romantici van Jena voor ogen staat, is een gelijkstelling van literatuur aan muziek en wetenschap (meer precies: aan wiskunde), een literatuur die niet betekenisvol is indien zij niet álles kan betekenen, indien zij niet pure potentie is: ‘Die gemeine Sprache ist die Natursprache – die Büchersprache die Kunstsprache’ (Novalis, s.d.; zie ook Van Egdom, 2015, pp. 49-51).

Het is volgens Berman de verdienste van Goethe dat interlinguale vertaling (vertaling in de engere zin van het woord) op de agenda van de Duitse romantici kwam te staan (Berman, 1984, pp. 87-110). De aanleiding voor Goethes aandacht voor interlinguale vertaling is bijna triviaal te noemen: hij heeft tijdens zijn loopbaan namelijk ook literatuur vertaald. Toch lijkt een andere ervaring meer indruk te hebben gemaakt dan de eigen vertaling, namelijk de ervaring van de vertaling van diens eigen werk in andere talen: ‘être-traduit’ is een ervaring geweest die Goethe buitengewoon verrijkend moet hebben gevonden (ibid., p. 88, pp. 106-108). In een cultuur die ‘‘jong’’ is en, vooral in de botsing met de Romaanse culturen, naarstig op zoek is naar middelen om het eigen culturele landschap te ontginnen, raakt Goethe, juist door die dubbele vertaalervaring, doordrongen van het belang van vertaling. In vertaling, zo redeneert hij, tekent de verhouding tussen twee talen, twee culturen zich af en – niet onbelangrijk – kan die verhouding worden gewijzigd. De verhouding die zich aftekent in de vertaling zal een belangrijk beginpunt in Goethes bespiegelingen op ‘Weltliteratur’ blijken. Doordat vertaling de kracht bezit om verhoudingen tussen talen te wijzigen, dient ‘ Weltliteratur’ zich aan als een programmatisch concept dat tot cultuurverrijking leidt. Bij de concrete invulling van ‘Weltliteratur’ slaat Goethe twee richtingen in. Welke richting we ook inslaan, vertaling vertolkt een centrale rol.

De ene richting kunnen we ‘nationalistisch’ noemen: in de vertaling van internationale werken zag Goethe een mogelijkheid om de Duitse cultuur gezwind gestalte te geven. Hij stelde dat andere invloeden, vooral die uit meer ontwikkelde culturen, konden leiden tot een uitbreiding van het nationale talige en esthetische erfgoed. In zijn gesprekken met Johann Peter Ackermann, waarin Goethe ‘die Epoche der Weltliteratur’ aankondigt, neemt hij het woord ‘aneignen’ in de mond: al het goede van buitenaf zou de Duitse literatuur zich moeten toe-eigenen (1835). Zoals Berman het stelt: Goethe wees in de woorden van Berman de Duitse taal en cultuur aan ‘comme le médium privilégié de la littérature mondiale’ (1984, p. 92; zie ook: Scherr, 1869). ‘Weltliteratur’ vormde de kortste route naar cultureel tegenwicht in het Europese literaire krachtenveld.

De andere richting is ‘mondialistisch’ te noemen, aangezien zij gericht is op kruisbestuiving tussen culturen – door Goethe samengevat in het woord ‘Ideenverkehr’. Het idee van een wederzijdse verrijking van culturen wordt het treffendst geduid in een brief van Goethe aan de kunstverzamelaar en -historicus Sulpiz Boiséree. Het doel van een ‘allgemeine Weltliteratur’ duidt Goethe als volgt: ‘[D]ie Nationen werden sich geschwinder der wechselseitigenVortheile bemächtigen können’ (in Boiséree, 1862, p. 565 [1831], cursivering GvE; zie ook: Veit 1834). Die verrijking kan, zo stelt Berman, enkel worden bewerkstelligd door middel van een ‘intertraduction généraliséé’: de vertaling van alle (grote) literatuur in alle talen. Weltliteratur leidt binnen deze visie tot een verheffing van alle culturen, meer bepaald: een verheffing door de omvorming van ‘nationale talen’ tot ‘langues-de-traduction’ (Berman, 1984, p. 94).3

Machinevertaling

De laatste jaren waart de machinevertaling spectraal door de vertaalwereld. De literaire vertaling heeft zich lang kunnen onttrekken aan de invloed van technologie. Toch zien we dat er in professionele en academische kringen steeds meer aandacht aan technologie en ook machinevertaling wordt besteed. Recent bleek uit een enquête onder literair vertalers dat er in het literaire domein weinig gebruik wordt gemaakt van vertaaltechnologische hulpmiddelen, zoals concordantietools, vertaalgeheugens en vertaalmachines (Daems 2021). Respondenten trapten de nodige open deuren in door te stellen dat bestaande tools weinig gebruiksvriendelijk zijn, dat (in geval van automatische vertaling) taalverarming op de loer ligt en dat autonomie en creativiteit door technologie aan banden worden gelegd. Als we kijken naar het empirische onderzoek dat de laatste jaren wordt uitgevoerd, dan zien we dat deze uitspraken moeilijk kunnen worden gelogenstraft. Uit cognitief-ergonomisch onderzoek is herhaaldelijk gebleken dat bestaande hulpmiddelen als gebruiksonvriendelijk kunnen worden gekenmerkt: de gebrekkig afstemming van interfaces en functionaliteiten op de intuïtieve werkwijze van vertalers werkt cognitieve overbelasting in de hand (Ehrensberger-Dow en Heeb 2016). Daarnaast wijst onderzoek naar machinevertaling en post-editing uit dat de lexicale rijkdom in vertalingen (en dus ook literaire vertaling) door de invloed van automatische vertaling afneemt (Van Massenhove et al. 2019). Ten slotte kan ook voorzichtig worden onderschreven dat creatieve oplossingen in (semi-)geautomatiseerde processen uitblijven doordat vertalers sneller geneigd zijn om gebruik te maken van voorgekauwde oplossingen (Guerberof-Arenas & Toral 2022). Toch zien we dat een deel van de wrevel tussen literatuurvertaling en technologie wordt veroorzaakt door 1) een gebrek aan vertrouwdheid met alternatieve hulpmiddelen bij vertalers, en 2) een gebrek aan vertrouwdheid met creatieve vertaalprocessen en de specifieke eigenschappen van literatuur bij computerwetenschappers. Daarom worden er ook initiatieven ontplooid om technologische hulpmiddelen beter af te stemmen op vertalers en op literaire vertaling; er wordt nagedacht over tools die creativiteit kunnen bevorderen (zie Youdale 2019, 2020; Van der Ster 2021) en over ‘customization’ van vertaalmachines (Guerberof-Arenas en Toral 2020; Toral et al. 2021; Nutters et al. 2022; Van de Cruys 2022).

Hoe boeiend de ontwikkelingen rond bevordering van creativiteit ook zijn, ik beperk me hier tot machinevertaling. Maar om te begrijpen wat er bedoeld wordt met ‘customization van vertaalmachines’ moeten we eerst een stapje terug doen. De afgelopen decennia is het ontwerp van vertaalmachines behoorlijk gewijzigd. De grootste mijlpaal in de ontwikkeling van vertaalmachines is Neural Machine Translation (NMT); dit nieuwe ontwerp, dat gebaseerd is op de wijze waarop in de menselijke hersenen neurale verbindingen tot stand komen, werd in 2016 met veel bombarie tot nieuwe state of the art verheven (zie Van Egdom et al. 2017). Wat is er zo bijzonder aan NMT?

NMT-systemen [...] worden gekenmerkt door het vermogen om (na een uitgebreide training) zelf te ‘leren’, en nieuwe data te verwerken. Door dat zelflerende vermogen kunnen ze, door technieken als ‘word embedding’ en ‘semantische vectorrepresentaties’, betekenisrelaties afleiden. Om een voorbeeld te geven: een [zuiver statistisch systeem dat een simpele waarschijnlijkheidsberekening per vertaald woord of per frase uitvoert] ziet geen semantische overeenkomst tussen de woorden ‘kuiken’ en ‘kuikens’ of tussen ‘kuiken’ en ‘kip’; een NMT-engine kan die overeenkomst (na instructie of inferentie) wel detecteren (Forcada 2017; Koehn 2018). Het zelflerende vermogen komt het beste tot uiting in de productie van nieuwe woorden: waar SMT een ‘niet-vertaalbaar’ woord in de vertaling nog onvertaald weergaf, daar doet NMT een gokje (op basis van word embedding) (Koehn 2018). Met veel computervermogen, brandschone data en een gedegen training weet NMT fantastische resultaten te boeken. (Van Egdom en Daems 2021).

De verwijzing naar ‘brandschone data’ is in de argumentatie rond ‘customization’ van groot belang. Vertaalmachines worden gevoerd en verder ontwikkeld met data: meer bepaald met tekstcorpora. Een systeem als Google Translate is ontwikkeld met tekstdata die in het zoeksysteem van Google staan. Dat betekent dat Google Translate een gigantische rijkdom aan teksten herbergt – wat enorm gunstig is –, maar ook dat het veel ruis genereert: Google herbergt veel slechtgeschreven teksten (waaronder vertalingen) en teksten uit zeer uiteenlopende domeinen. Ruis kun je tegengaan door je systeem te ‘customizen’; dat betekent dat je je systeem voert met (domein-)specifieke data. De meerwaarde van een gecustomized systeem is al lang geleden tot de bedrijfswereld doorgedrongen: menig multinational maakt gebruik van een aangepast systeem. Een voordeel van een aangepast systeem is dat de teksten in het NMT-corpus vaak ‘eigen’ teksten zijn, wat maakt dat de voeding niet alleen specifiek genoeg is, maar ook brandschoon.       

De laatste jaren wordt er, met name binnen de Benelux, duchtig geëxperimenteerd met gecustomizede NMT-systemen voor literaire vertaling. Onder leiding van Antonio Toral is er een vertaalmachine ontwikkeld die gevoed is met literaire werken en hun vertalingen (zie Toral et al. 2021, Nutters et al. 2022). In het onderzoek is er vooral geëxperimenteerd met vertalingen in het Nederlands en het Catalaans. Uit de eerste experimenten bleek duidelijk dat er nog werk aan de winkel was. Daarom is het parallelle corpus, een corpus van werken en vertalingen, inmiddels aangevuld met eentalige (niet-vertaalde) data. De technologie gaat nu met sprongetjes vooruit, al scoort de outputkwaliteit van het ‘literary-adapted’ systeem nog wel een paar procentpunten slechter dan het niet-gecustomizede DeepL-systeem. Daarom wordt er momenteel gespeeld met het ontwerp; tijdens de training wordt de focus verlegd.

Dat deze focusverschuiving interessante perspectieven biedt, blijkt wel uit het onderzoek van Tim van de Cruys (2022). Nadat hij de laatste hand had gelegd aan een systeem waarmee hij automatisch poëzie genereerde (2020), begon hij aan een volgend ambitieus project: de ontwikkeling van een NMT-systeem dat poëzie kan vertalen. Op dit moment heeft Van de Cruys de focus vooral gelegd op herkenning en weergave van rijm. In deze context krijgt rijmdwang een nieuwe betekenis: de machine krijgt de instructie om op basis van geïnfereerde betekenissen uit bronverzen een waarschijnlijkheidsberekening te maken van de meest gewenste weergave van eindrijm – niet zozeer op basis van de geïnfereerde betekenis van het eindwoord, wel op basis van de betekenis van het vers. Aangezien er nog geen rekening met de secundaire semantisering van klankpatronen (ergo, de functie van eindrijm) wordt gehouden, kan het model van Van de Cruys nog als kunstmatig worden getypeerd. Toch toont hij aan dat de configuratie van NMT-systemen kan worden afgestemd op literaire kenmerken. Het is zeer waarschijnlijk dat er in de toekomst wordt geëxperimenteerd met ritmiek en intertekstualiteit, eerst los van elkaar en dan mogelijk samen in een complexer ontwerp.4 Maar er is nog een lange weg te gaan, en de kans dat er ‘volwaardige’ literaire vertalingen uit de machine komen gerold blijft voorlopig zeer klein.

Machinevertaling als cultuurpolitiek instrument   

Toch schept de machinevertaling perspectieven als we haar binnen een cultuurpolitiek kader plaatsen en verknopen met de notie ‘Weltliteratur’. Mijn stelling luidt zoals gezegd dat machinevertaling een sleutel kan zijn tot de verwezenlijking van een ‘Weltliteratur’. Om een beeld te krijgen van de wijze waarop dit doel bereikt kan worden, grijp ik andermaal terug op Goethe.

In ‘Noten und Abhandlungen zum bessern Verständnis des west-östlichen Divans’, een toelichting op een bloemlezing van door Goethe vertaalde Oosterse poëzie, wordt een evolutionaire kijk op vertaling uit de doeken gedaan. Goethe stelt dat de vertaling drie fasen doorloopt: de prozaïsche, de parodistische en de identische fase (1963, pp. 35-36; 2010, pp. 62-63). De prozaïsche fase wordt gekenmerkt door een minimale culturele ontsluiting: in deze fase wordt de poëticiteit van het origineel opgeheven, maar heeft de vertaling een stichtende werking, omdat zij het enge nationalistische perspectief opheft. Tijdens de parodistische fase toont de doelcultuur zich ontvankelijker voor vreemde invloeden, maar plegen vertalingen naar eigen goeddunken te worden gestileerd (het doel is om de vreemde tekst ‘mit eignem Sinne wieder darzustellen’) (ibid.). Het resultaat is een vertaling die zich voegt naar de poëticale opvattingen van de doelcultuur. De derde fase is de identische:

[wir] erlebten [so] den dritten Zeitraum: welcher der höchste und letzte zu nennen ist, derjenige nämlich, wo man die übersetzung dem Original identisch machen möchten, so daß eins nicht anstatt des andern, sondern an der Stelle des andern gelten solle. (1963, p.  36)

[we] beleefden [zo] het derde tijdvak, dat het hoogste en laatste genoemd moet worden, namelijk de tijd waarin men de gelijkheid van vertaling en origineel nastreeft, zo dat het ene niet bestaat bij gemis aan het andere, maar de plaats van het andere inneemt. (2010, p. 63)

De vertaling mag zich ‘identiek’ aan het origineel noemen, omdat de doelcultuur in staat is om het vreemde (de poëticiteit van de vreemde ideeën en de vorm waarin die ideeën zijn gevat) in de ruimte van het eigene te ontvangen. In de derde fase kan de vertaler de ethische plicht vervullen, die Goethe elders formuleert: ‚‘Beim Übersetzen muß man bis ans Unübersetzliche herangehen; alsdann wird man aber erst die fremde Nation und die fremde Sprache’ (2014; zie ook Van Egdom, 2015, pp. 52-55).

Hoewel de machinevertaling ons niet in staat stelt om de hoogste echelons van het vertalen te bestijgen, dat wil zeggen: om identische vertalingen te leveren, is het wel denkbaar dat zij een stichtende rol kan vertolken. Met die stichtende functie, zo durf ik te stellen, kan machinevertaling een waardevolle bijdrage leveren aan de verwezenlijking van een Weltliteratur. Welke definitie we hierbij toekennen aan ‘Weltliteratur’ is daarbij niet van groot belang.

Op grond van onderzoek naar vertaalstromen en de sociologische implicaties hiervan kan er gesteld worden dat de Nederlandse cultuur slechts een marginale rol vertolkt op het wereldtoneel en dat het prestige dat zij geniet, relatief gezien, gering is (Heilbron 2010). Machinevertaling kan worden ingezet als cultuurpolitiek instrument om de Nederlandse cultuur te verrijken. Daarbij ligt er een belangrijke rol weggelegd voor de digitale boekenmarkt. Het is bekend dat de Nederlandse boekenmarkt vooral drijft op oorspronkelijke uitgaven en vertalingen uit het Engels. Door de culturele dominantie van Angelsaksische literatuur worden de economische risico’s die verbonden zijn aan het uitgeven van vertalingen uit betreffende literatuur daarom kleiner geacht. Door de digitalisering van de boekenmarkt, zien we dat de kosten die aan de publicatie van een boek (dus ook: een vertaling) verbonden zijn, afnemen. Daardoor zou het aantrekkelijker kunnen worden om werk uit minder ‘centrale’ talen te publiceren. Door machinevertaling functioneel in te zetten, zouden uitgeverijen zonder noemenswaardige risico’s te nemen, titels uit andere taalgebieden beschikbaar kunnen stellen en zo bijdragen aan de emancipatie van de wereldliteratuur. Zodoende kan Nederland haar aanzien in de wereld vergroten door een lichtend voorbeeld te zijn van een (cultureel gezien) inclusieve literatuur. Bovendien wordt er een vruchtbare bodem gecreëerd voor de eigen cultuur: vreemde literatuur importeren is een beproefd middel om een ‘perifere’ cultuur te verrijken.  Ten slotte kan de stichtende (machine)vertaling de aanzet vormen tot hervertaling door kundige vertalers uit het Nederlandse literaire veld.

Maar machinevertaling kan ook worden ingezet als instrument om het ‘Ideenverkehr’ op grotere schaal op gang te brengen. De ‘Weltliteratur’ kan ook bereikt worden op mondiale schaal: het effect dat hiermee wordt beoogd, is natuurlijk een verregaande emancipatie van de wereldliteratuur op grotere schaal, zodat perifere en hyperperifere culturen buiten de grenzen van de eigen cultuur vertegenwoordigd worden.  

Tot besluit

In deze bijdrage heb ik geopperd dat machinevertaling kan worden ingezet als middel om een Weltliteratur te helpen verwezenlijken. Toch reken ik er niet op dat mijn voorstel of stelling op veel bijval kan rekenen. Er kunnen veel bezwaren worden opgeworpen. Zo is het de vraag wie de kar moet trekken: zijn dat overheden, uitgeverijen, filantropen? Ook zullen er twijfels zijn over de wijze waarop de kwaliteit van de automatische vertaling afstraalt op de vreemde auteur en de cultuur. Niet voor niets wordt er gerefereerd aan de ‘stichtende’ functie van machinevertaling: zelfs als de betekenis van een werk correct wordt weergegeven, bestaat de kans dat de literaire eigenschappen worden weggepoetst. Om nog te zwijgen over de beeldvorming rond vertaling: lezers zijn consumenten die in de regel weinig aandacht besteden aan de totstandkoming van vertalingen; daarom zal het toch al zo wankele maatschappelijke beeld van vertalers wellicht worden aangetast door de beschikbaarheid van machinale tekst. Daarnaast zijn er ook praktische bezwaren: vertaalmachines hebben, zoals gezegd, baat bij veel tekstuele voeding. De voeding die voor literaire vertaling nodig is, is auteursrechtelijk beschermd. Er is dus een flinke injectie nodig om automatische vertaling met een gecustomized systeem überhaupt mogelijk te maken. Daarnaast is de tekstuele voeding vaak schamel en arm in ‘jonge’ culturen, waardoor de representatie van jonge culturen binnen andere culturen voorlopig nog een onhaalbare kaart lijkt en de kans bestaat dat de culturele dominantie van het Engels onbedoeld versterkt raakt doordat het Engels in machinevertaling kan optreden als pivottaal.

Daarom zal het nog wel even duren voor de (inter-)nationale literatuur de vertaalmachine omarmt. Toch ben ik ervan overtuigd dat uitgeverijen – en niet alleen de zogenaamde ‘predatory publishers’– binnen afzienbare tijd automatische alternatieven zullen overwegen, als ze dat niet al in zekere mate doen. En als dat moment dan toch komt, dan zie ik liever dat publicatie wordt ingegeven door idealisme, het ideaal van een Weltliteratur, dan door simpele knieperigheid of winstbejag.

 

Bibliografie

Ackermann, Johann Peter. 1835. ‘Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens.’ Geraadpleegd van https://www.projekt-gutenberg.org/eckerman/gesprche/gsp1075.html op 22 mei 2022.

Berman, Antoine. 1984. L’épreuve de l’étranger: culture et traduction Allemagne romantique. Parijs: Gallimard.

Boiserée, Sulpiz. 1862. Sulpiz Boiserée. Stuttgart: Gottalcher Verlag.

D‘haen, Theo, Damrosch, David en Djelal Kadir (red.). 2012. The Routledge Companion to World Literature. London: Routledge.

De Haan, Martin. 2002. ‘De vertaalmachine. Aflevering 1: Laten we de dingen beter maken’, Filter 9, 1, 25-27.Geraadpleegd van http://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2002/91/de-vertaalmachine-25-27.aspx#sthash.jpsnVI0w.dpuf op 3 januari 2017

Daems, Joke. 2021. Wat denken literaire vertalers echt over technologie? Filter: Tijdschrift over vertalen [Webdossier 5: Literaire vertaling en technologie]. Geraadpleegd van https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/dossier/literair-vertalen-en-technologie/januari-2021/wat-denken-literaire-vertalers-echt-over-technologie geraadpleegd op 26 februari 2022.

Ehrensberger-Dow, Maureen en Alexandra Hunziker Heeb. 2016. ‘Investigating the Ergonomics of a Technologized Translation Workplace.’ In Roberto Muñoz Martín (red.) Reembedding Translation Process Research (pp. 69-88). Amsterdam: John Benjamins.

Goethe, Johann Wolfgang. 1963. Noten und Abhandlungen zu besserem Verständnis des west-östlichen Divans.  In Hans-Joachim Störig (red.), Das Problem des Übersetzens (pp. 35-37). Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.

Goethe, Johann Wolfgang. 2010. Notities en verhandelingen tot beter begrip van de West-östlicher Divan. In Ton Naaijkens, Cees Koster, Henri Bloemen en Caroline Meijer (red.), Denken over vertalen: Tekstboek vertaalwetenschap (pp. 61-64). Nijmegen: Vantilt. [Vert. Ton Naaijkens]

Goethe, Johann Wolfgang. 2014. Maximen und Reflexionen. S.l.: FV Editions. Geraadpleegd van https://books.google.nl/books?id=lImGAgAAQBAJ&printsec=frontcover&dq=editions:9ukRYDb3l3cC&hl=nl&sa=X&redir_esc=y#v=onepage&q&f=falseop 6 augustus 2022.

Guerberof-Arenas, Ana en Antonio Toral. 2020. The impact of post-editing and machine translation on creativity and reading experience. Translation Spaces 9, 2: 255-282.

Guerberof-Arenas, Ana en Antonio Toral. 2022. Creativity in translation. Machine translation as a constraint for literary texts. Translation Spaces. Geraadpleegd van https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/212078562/Creativity_in_translation_Guerberof_Toral.pdf op 2 mei 2022

Heilbron, Johan. 2010. Towards a sociology of translation: Book translations as a cultural world system. In Mona Baker (red.), Critical readings in Translation Studies (pp. 304-316). London/New York: Routledge.

Novalis (s.d.). Neue Fragmente. Geraadpleegd van http://gutenberg.spiegel.de/buch/5231/1 op 22 mei.

Nutters, Tia, Toral, Antonio en Andreas van Cranenburgh. 2022. Lost in literary machine translation? Explorations with more training data, literariness and going beyond isolated sentence.  Paper gepresenteerd tijdens Network of Interdisciplinary Translation Studies in the Netherlands and Flanders (NITS) Conference. Groningen, Nederland.

Scherr, Johannes. 1869. Bildersaal der Welliteratur. Stuttgart: Verlag von A. Kröner. Geraadpleegd van https://archive.org/details/bildersaalderwe01schegoog op 20 mei 2022.

Strich, Fritz. 1957. Goethe und die Weltliteratur. Bern: Francke. Geraadpleegd van https://archive.org/details/goetheunddiewelt0000stri/page/n1/mode/2up op 20 mei 2022.

Toral, Antonio, Andreas van Cranenburgh en Tia Nutters. 2021. ‘Literary-Adapted Machine Translation in a Well-Resourced Language Pair’. In Proceedings of the 7th Conference of The International Association for Translation and InterCultural Studies (IATIS). Barcelona.

Van de Cruys, Tim. 2020. ‘Automatic Poetry Generation from Prosaic Text’. In Dan Jurafski, Joyce Chai, Natalie Schluter en Joël Tetreaul (red.), Proceedings of the 58th Annual Meeting of the Association for Computational Linguistics (pp. 2471-2480).S.l: Association for Computational Linguistics. Geraadpleegd van https://aclanthology.org/2020.acl-main.223.pdf op 6 augustus 2022.

Van de Cruys, Tim. 2022. ‘Constraint-based Neural Architectures for the Translation of Literary Texts’ Paper gepresenteerd tijdens Network of Interdisciplinary Translation Studies in the Netherlands and Flanders (NITS) Conference. Groningen, Nederland.

Van der Ster, Theo. 2021. Comtexxt: de perfecte schrijf- en vertaaltool. Filter: Tijdschrift over vertalen [Webdossier 5: Literaire vertaling en technologie]. Geraadpleegd van https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/dossier/literair-vertalen-en-technologie/januari-2021/ op 26 februari 2022.

Van Egdom, Gys-Walt. 2015. Naar een ethiek van de literaire vertaling [ongepubliceerd proefschrift]. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Van Egdom, Gys-Walt, Bloemen, Henri en Winibert Segers (2017). ‘Machinevertaling, singularity en Prometheïsche Scham.’ Filter 24:2, 19-26.

Van Egdom, Gys-Walt en Joke Daems (red.) (2021). Literaire vertaling en technologie. Filter: Tijdschrift over vertalen[Webdossier 5: Literaire vertaling en technologie]. Geraadpleegd van https://www.tijdschrift-filter.nl/webfilter/dossier/literair-vertalen-en-technologie/januari-2021/ op 26 februari 2022.

Van Massenhove, Eva, Dimitar Shterionov en Andy Way. 2019. ‘Lost in Translation: Loss and Decay of Linguistic Richness in Machine Translation.’ Geraadpleegd van https://arxiv.org/abs/1906.12068 op 17 mei 2022.

Veit, Moritz. 1834. Saint Simon und der Saintsimonismus: allgemeiner Völkerbind und ewiger Friede. Leipzig: Brockhaus.

Youdale, Roy. 2019. Using computers in the translation of literary style: Challenges and opportunities. London: Routledge.

Youdale, Roy. 2020. ‘Can artificial intelligence help literary translators?’ Geraadpleegd van https://www.goethe.de/ins/gb/en/kul/lue/ail/21967545.html#:~:text=The%20article%20and%20the%20research,is%20being%20taken%20more%20seriously op 22 mei 2022.

 

Noten

1 Er bestaat, om goede redenen, onenigheid over de oorsprong van dit begrip. De term wordt doorgaans in een adem genoemd met de naam Goethe. Ook wordt er bij de term gelijk gedacht aan een beroemd gesprek met Johannes Ackermann, in de herfst van Goethes bestaan. Strich heeft aangetoond dat ‘Weltliteratur’ bepaald geen hapax legomenon in Goethes oeuvre is.

2 De laatste jaren zijn theoretici als Casanova, Morretti en Damrosch met de term aan de haal gegaan, maar de term duikt ook op in menig post-koloniale tekst (denk hierbij aan teksten van Spivak, Bhabha). De ideationele en ideologische reikwijdte van het concept wordt prachtig geïllustreerd in de Routledge-monografie van D’haen, Damrosch en Kadir (2012). 

3 Met een knipoog naar Jacques Derrida zouden we kunnen stellen dat ‘het nationale’ van oorsprong al gedifferentieerd is en dat de tegenstelling tussen ‘nationale taal’ en ‘vertaalde taal’ een schijntegenstelling is.

4 In het eerste deel van zijn Filter-vierluik over vertaaltechnologie haalt Martin de Haan een gedicht van Queneau (‘Prométhée plus ou moins bien enchaîné’), een gedicht dat de vertaler zelf in zijn jonge jaren had vertaald, door een fictieve vertaalmachine. De Haan verwondert zich over de kwaliteit van het automatisch vertaalde gedicht. Hij formuleert slechts enkele puntjes van kritiek. Mankementjes in de vertaling zijn te wijten aan de instellingen: de functionaliteit ‘intertekstualiteit’ was niet aangevinkt (2002). Nu er onderzoek naar de automatische vertaling van rijm en prosodie wordt uitgevoerd, lijkt de werkelijkheid de fictie te achterhalen.