Als manuscripten van de wereld verdwijnen   27-01-2022

Een digitale blik in de keuken van de literaire vertaler

Iris Schrijver
Luuk Van Waes
 

Hoe gaat een ervaren vertaler te werk als hij een roman vertaalt? Vroeger was dit soort onderzoek naar tekstgenese bijna uitsluitend gericht op de analyse van analoge bronnen: handgeschreven teksten, inclusief doorhalingen, toevoegingen, notities en aansluitende correspondentie (Munday 2012). Voor- en nawoorden, interviews en reflecties van de literair vertalers zelf konden soms het beeld van de totstandkoming van vertalingen aanvullen (Borg 2016, Dimitriu 2009, Haroon 2017, Norberg 2012, Rabassa 2005). Handgeschreven en met de schrijfmachine getypte teksten hebben echter nu al een tijdje plaatsgemaakt voor digitale tekstproductie. Op het eerste gezicht kan het lijken dat daardoor de studie van de tekstgenese buitenspel wordt gezet, want alleen het eindproduct is nog zichtbaar. In vele gevallen zijn de meeste revisies immers gewoon verdwenen achter de delete- of backspacetoets en blijven er in het beste geval enkel een aantal tussenversies bewaard.

In deze bijdrage willen we aantonen dat niets minder waar is. Observatietechnieken die gebruikmaken van software voor toetsregistratie (zogenoemde keystrokeloggingprogramma’s) maken het immers mogelijk om zelfs gedetailleerder dan ooit tevoren de genese van een digital born tekst te reconstrueren. Een toetsregistratieprogramma registreert elke toetsaanslag, muisklik en -beweging, en slaat die samen met een continue tijdsmeting op in een logbestand. Sommige programma’s (zoals Inputlog) registreren tevens alle elektronische bronnen die de vertaler raadpleegt. Zo kunnen we een nauwgezette reconstructie maken van de genese van een vertaling, van de eerste letter tot en met de laatste punt.

We zullen de onderzoeksmogelijkheden van toetsregistratie in deze bijdrage laten zien aan de hand van de Nederlandse vertaling Als katten van de wereld verdwijnen van de Japanse roman Sekai kara neko ga kieta nara van Genki Kawamura. De vertaler van dit werk, Luk Van Haute, heeft tijdens het hele vertaalproces het toetsregistratieprogramma Inputlog geactiveerd. Hij heeft ons als het ware over zijn schouder op het scherm laten meekijken tijdens het volledige vertaalproces.

Over Kawamura en Luk Van Haute
Wat doe je als je nog maar een paar dagen te leven hebt? Daarover gaat Sekai kara neko ga kieta nara van Genki Kawamura (1979), weliswaar met een twist. De duivel verschijnt namelijk ten tonele, in een schreeuwerig hawaïhemd, en doet de verteller een voorstel: hij mag telkens één dag extra op deze aardbol vertoeven als hij toestemt één ding van de wereld te laten verdwijnen.

De Nederlandse vertaling van deze roman is van de hand van Luk Van Haute, Japankenner en vertaler van auteurs als Haruki Murakami, Soseki Natsume, Hiromi Kawakami, Takashi Hiraide, en Nobelprijswinnaars Yasunari Kawabata en Kenzaburo Oe. Van Haute kreeg in 2015 de Filter Vertaalprijs voor de door hem samengestelde en vertaalde bloemlezing Liefdesdood in Kamara en andere Japanse verhalen. In mei 2019 verscheen zijn non-fictie boek Japan: schetsen uit het leven bij Uitgeverij Lannoo, alsook zijn vertaling van de debuutroman van Genki Kawamura bij Meulenhoff.

Hoe hebben we de totstandkoming van de literaire vertaling bestudeerd?
De vertaling van de roman die we bestudeerd hebben, begint met ‘Als katten van de wereld verdwijnen’ en eindigt met ‘Het stadje kwam dichterbij’. Maar wat is er precies allemaal gebeurd tussen de titel en die slotzin? Hoe kwamen die tweehonderd pagina’s precies tot stand? Om de observatie van zijn vertaalproces mogelijk te maken, gaf Van Haute ons – voordat hij aan de vertaling begon – toestemming om het programma Inputlog te installeren op zijn laptop. Inputlog is een veelgebruikt toetsregistratieprogramma in schrijf- en vertaalprocesonderzoek (Leijten & Van Waes 2013). Bij de start van elke vertaalsessie heeft Van Haute telkens het programma geactiveerd, waardoor automatisch het Worddocument van de laatste werksessie geopend werd. Aan het eind van de sessie werd het bijgewerkte document automatisch opgeslagen, samen met de procesneerslag. Van elke schrijfsessie verkregen we zo een begin- en eindversie, samen met een zogenaamd logbestand met daarin een nauwkeurige neerslag van alle acties die aan de basis lagen van de betreffende tekstevolutie. Dit logbestand is een XML-bestand dat bestaat uit een tijdsgerelateerde, lineaire lijst van events: toetsaanslagen, muisactiviteiten en geraadpleegde bronnen (bijvoorbeeld: titel van een webpagina in Wikipedia). Verschillende analyses in Inputlog maken het mogelijk om het logbestand vanuit een aantal perspectieven te belichten, bijvoorbeeld gericht op het pauze- of revisiegedrag, op het brongebruik etc. Daarnaast biedt het programma ook grafische output om het onderliggende proces te visualiseren. Voor meer informatie verwijzen we naar de website: https://www.inputlog.net/.

Aangezien toetsregistratie slechts indirect en maar gedeeltelijk inzicht geeft in wat er in het hoofd van de vertaler gebeurt, hebben we ook een afsluitend interview afgenomen bij de vertaler. In dat semi-gestructureerde gesprek zijn we ingegaan op thema’s zoals het algemeen verloop van het vertaalproces, overeenkomsten en verschillen met eerder gemaakte vertalingen, gebruikte bronnen, specifieke vertaalproblemen en het contact met de uitgeverij. In dit artikel zullen we waar mogelijk beide informatiebronnen, toetsregistratiedata en interviewdata, aan elkaar koppelen om zo de verbanden te laten zien tussen onze – meer technische – observatie en de reflectie van de vertaler; een combinatie die naar ons weten zeer weinig in het onderzoek naar literaire vertaling is gehanteerd (Kolb 2011, 2013, 2019).

In deze studie hebben we bewust gekozen voor het gebruik van toetsregistratie en een post-hoc interview. We wilden het tekstproductieproces van een professionele vertaler in kaart brengen in een setting die zo ecologisch valide mogelijk was en met zo min mogelijk intrusies en belemmeringen voor de vertaler. Een dergelijke context is veel lastiger te bewerkstelligen met andere methoden die binnen vertaalprocesonderzoek worden gebruikt om de totstandkoming van een vertaling te bestuderen, zoals eyetracking, EEG en think-aloud (Saldanha & O’Brien 2013).

Achter de ‘schermen’ – De weg in kaart gebracht
Luk Van Haute heeft Sekai Kara Neko Ga Kieta Nara tussen februari en mei 2019 in het Nederlands vertaald. In de loop van die vier maanden heeft hij ongeveer 190 uren achter zijn computer aan het boek gewerkt1. Ongeveer 85% van die tijd hebben we alle digitale acties van de schrijver kunnen loggen. Dat resulteerde in 52 vertaalsessies die gemiddeld 2:48 uur lang waren (SD=0:29). De vertaler organiseerde zijn werk meestal in blokken van aaneensluitende sessies – meestal twee lange sessies van 2 tot 4 uur per dag – en liet dan het boek even liggen. In het interview gaf Van Haute aan dat hij die tussentijd gebruikte om een ander boekproject (zijn non-fictieboek over Japan) af te werken.

Samen resulteerden de geobserveerde vertaalsessies in bijna 400.000 zogenaamde events. Dat zijn acties die nodig waren om tot de eindtekst te komen: typen van letters, selecteren van opmaakopties, navigeren met pijltjestoetsen, muisbewegingen en -clicks, raadplegen van online woordenboeken en andere URLs. De Nederlandse vertaling van Sekai kara neko ga kieta nara telt 35.361 woorden of 198.452 lettertekens (incl. spaties). Maar om tot dat resultaat te komen heeft de vertaler ongeveer 37% tekst geproduceerd die uiteindelijk op een bepaald moment weer geschrapt is. Precies dat proces van schrijven en schrappen biedt een extra inkijk in het hoofd van de vertaler, een proces waar we vroeger nauwelijks toegang toe hadden, zeker niet zo fijnmazig.

In eerder onderzoek naar de totstandkoming van journalistieke en technische vertalingen (bijv. Jakobsen 2002; Englund Dimitrova 2005) werden verschillende fases in het vertaalproces geobserveerd. Ten eerste, een oriëntatiefase waarin de brontekst wordt gelezen en achtergrondinformatie wordt opgezocht. In een tweede fase wordt vervolgens een eerste versie van de vertaling gemaakt. Deze draft translation wordt vervolgens in de derde fase, de zogenaamde revisiefase, verfijnd. Borg (2016) heeft echter aangetoond dat een literair vertaalproces uit meer dan drie fasen bestaat; de revisie van de vertaling is niet beperkt tot één fase maar neemt veel meer tijd in beslag. Ook in de totstandkoming van Als alle katten van de wereld verdwijnen kunnen we meer dan drie fasen herkennen, al zijn die fasen wel anders dan Borg aanduidt. In het interview gaf Van Haute bijvoorbeeld aan dat hij bij deze roman de brontekst niet eerst integraal heeft gelezen maar bijna meteen is gestart met de vertaling. Voornamelijk omdat het om een relatief eenvoudige brontekst ging. Bij andere – meer complexe – vertalingen kiest hij meestal voor een andere aanpak en neemt hij allereerst de volledige brontekst zorgvuldig door. Bij uitzondering raadpleegt hij ook wel eens de Engelse vertaling van de brontekst, maar in dit geval was dat mede vanwege tijdsdruk niet echt een optie. Met andere woorden, Borgs eerste zogenaamde brontekstbegripsfase valt in deze case study grotendeels samen met de productie van een eerste draft translation. Wat wel overeenkomt met Borgs observaties is dat meerdere fasen in het teken staan van revisie.

In Figuur 1 is de genese van de vertaling in Word weergegeven. De x-as is de tijdslijn met de vertaalsessies verspreid over vier maanden; de y-as geeft de tekstpositie weer bij het begin en einde van elke sessie, uitgedrukt in aantal lettertekens. Als de grafieklijn onderaan staat, dichtbij de x-as, betekent dit dat de vertaler met het begin van de romanvertaling bezig is. Staat de markering daarentegen meer bovenaan, boven de 200.000 tekens, dan is hij aan het eind van de romanvertaling aan de slag.


Figuur 1: Gefaseerde organisatie van het vertaalproces verspreid over vier maanden.

Globaal gezien herkennen we in Figuur 1 al duidelijk drie procesfases waarin de vertaler systematisch van het begin naar het einde van de roman toewerkt. In de eerste fase komt de eerste versie van de volledige romanvertaling in een gestaag en gelijklopend tempo tot stand in vier opeenvolgende weken. Aan het eind van die fase telt de vertaling 212.288 tekens of 36.276 woorden, wat ongeveer 7% meer is dan de finale eindversie. Dat wijst erop dat in de sessies van de volgende twee fasen meer geschrapt wordt dan toegevoegd.

Deze eerste fase start de vertaler eind januari 2019 en rondt hij af in ongeveer 60 uren; een derde van de totale benodigde schrijftijd. Van Haute gaf zelf aan deze fase te gebruiken om de Japanse tekst (in papieren versie) lexicaal/syntactisch om te zetten naar het Nederlands zonder daarbij literaire aspecten in ogenschouw te nemen. ‘Tempo maken’ is het motto in deze fase; hij hoeft daarbij overigens weinig te herlezen van wat hij in een voorgaande vertaalsessie heeft geproduceerd om de dag nadien opnieuw in de flow te komen. Zijn doel in deze eerste fase is om inzicht te krijgen in de vertaalproblemen en ‘zijn ruw materiaal’ te produceren in het Nederlands met verschillende alternatieven die onmiddellijk in hem opkomen. Dat ruwe materiaal zal hij in de tweede fase verder bewerken. ‘Daar staat dan geen “slash” meer in,’ zei hij in het interview.

Om de ‘slash’-aanpak uit deze eerste fase concreet te maken, geven we een voorbeeld uit het eerste hoofdstuk van het boek. In Figuur 2 zien we een lineaire reconstructie van het proces dat geleid heeft tot de eerste versie van de zin: 悪魔の陽気な掛け声に押されて、僕は空から飛び降りた。‘Akuma no youki na kakegoe ni osarete, boku wa sora kara tobiorita’, namelijk ‘Onder druk/aangemaand door de vrolijke/opgewekte aansporing van de duivel, sprong ik uit de hemel naar beneden.’ De gedetailleerde weergave toont elke toetsaanslag alsook de pauzes groter dan 500 ms; de compacte weergave uitsluitend de tekstproductie (#-symbool vervangt de andere acties).


Figuur 2: Voorbeeld slashstrategie in tekstgeneseproces.

We kunnen via deze procesdata zien dat de vertaler in het eerste woord een typefoutje maakt dat hij onmiddellijk corrigeert. Daarna formuleert hij een dubbele vertaaloptie ‘onder druk/aangemaand’. Het tweede alternatief wordt waarschijnlijk pas in tweede instantie geproduceerd, gezien de opeenvolging van twee ietwat langere pauzes, respectievelijk van 1293 ms en 887 ms. Bij de tweede ‘slash-constructie’ (vrolijk/opgewekt) duikt er een ander patroon op. Hoewel het pauzepatroon heel vergelijkbaar is met de eerste vertaaloptie, zien we dat er een ander vindingsproces aan voorafgaat. De muisbewegingen die hieraan voorafgaan – zo blijkt uit de meer gedetailleerde general analysis van Inputlog – zijn gekoppeld aan een digitale opzoeking in het Japans-Nederlands woordenboek Waran Jiten (和蘭辞典) (zie Figuur 3). Van Haute zoekt daarin het woord ‘youki’ (陽気) op en neemt vervolgens de eerste twee vertaalopties op, zonder in dit stadium al een keuze te maken.


Figuur 3: Resultaten van digitale opzoeking in Japans-Nederlands woordenboek.

De tweede fase in het vertaalproces start in de tweede helft van maart. Als we terugkijken naar Figuur 1, dan zien we dat ook deze fase gespreid is over ongeveer een maand. In totaal neemt deze fase ongeveer 110 uren in beslag, waardoor het de langste fase is en bijna dubbel zo lang als de eerste fase. Bij meer complexe vertalingen vergt deze belangrijke fase uiteraard nog veel meer tijd. Tijdens deze sessies wordt het eerste manuscript systematisch doorlopen om zo de volledige tekst lexicaal en stilistisch te kneden. Van Haute ervaart deze fase als een zeer trage maar belangrijke fase, omdat hij hierin alle cruciale vertaalkeuzes maakt en tot een ‘fatsoenlijke en aanvaardbare tekst’ komt. Zo komt hij ook terug op de zin die we hierboven als voorbeeld hebben gegeven: ‘Onder druk/aangemaand door de vrolijke/opgewekte aansporing van de duivel, sprong ik uit de hemel naar beneden.’ Opvallend is dat de vertaler in de eerste slash-optie niet een van beide kiest, maar ‘Onder druk/aangemaand’ vervangt door ‘Aangepord’. Bij de tweede slash-optie ‘vrolijke/opgewekte aansporing’, kiest hij voor het tweede adjectief, maar combineert dat wel met een ander substantief, nl. ‘stem’. Deze formulering haalt uiteindelijk ook zonder verdere revisie de publicatieversie. De lexicale en stilistische polijsting van het manuscript gaat echter verder dan louter de slash-opties wegwerken. Uit een andere procesvisualisering, de S-notatie (zie Figuur 4), kunnen we afleiden hoe de vertaler ook zinsconstructies en de vertaling van realia verfijnt.


Figuur 4: Voorbeeld S-notatie.

De S-notatie geeft lineair via nummering de gemaakte revisies weer, waarbij [ ] de verwijderingen aangeven en de { } de invoegingen. Het getal in onderschrift duidt de plaats aan waar in de tekst de beslissing om te reviseren wordt genomen en het getal in bovenschrift waar er in de tekst gereviseerd wordt. Zo blijkt uit Figuur 4 dat de vertaler eerst de bijzin ingeleid door ‘Toen’ omvormt naar een nevengeschikte hoofdzin gekoppeld door het voegwoord ‘en’. Daarna springt hij naar het zinsdeel tussen haken, waarin hij de deiktische verwijzing ‘hier’ naar ‘daar’ verandert. Zijn aandacht lijkt nadien getrokken door het daaropvolgende, laatste deel van de zin, waarin hij het bijwoord ‘onveranderlijk’ vervangt door het minder ambigue ‘nog steeds’ en bovendien via de verwijdering van de twee slash-opties tot een strakkere vertaling komt. Vervolgens plaatst hij dat laatste zinsdeel naar voren in de zin, zodat het gedeelte tussen haken aan het eind komt te staan. Daarop volgt een noodzakelijke grammaticale bijsturing door de invoeging van ‘er’ na ‘dat’. De aandacht van de vertaler lijkt zich daarna te richten op het deel tussen haken, waarin hij de keuze voor het werkwoord verfijnt: ‘ging’ verandert in ‘glipte’. Opvallend is dat de vertaler dan weer terugspringt naar het vorige zinsdeel en daar grammaticaal-inhoudelijk bijstuurt door het lidwoord bij ‘telefoonnummer’ onbepaald te maken. Als laatste wordt de reale, katsuoboshi, onder handen genomen na een zoektocht in twee woordenboeken Japans-Nederlands, Google.nl en de consultatie van het lemma ‘flake’ in de Van Dale Engels-Nederlands. Na deze zoektocht wordt katsuoboshi veranderd in ‘gedroogde tonijnflintertjes’. De vertaler zoekt nadien via google.nl tonijnflintertjes op, waarna hij besluit om flintertjes los te koppelen van tonijn en na ‘gedroogde’ te plaatsen. In het interview lichtte Van Haute toe dat hij geen voorstander is van domesticering van realia. Hij poogt liever via summiere toelichting of een omschrijving de culturele referent toegankelijk te maken voor de lezer.

De derde fase van het vertaalproces start ongeveer een maand later. In een kort tijdsbestek van ongeveer tien uur doorloopt de vertaler nogmaals het hele manuscript, maar nu zijn de revisies beperkter, zoals uit de steile, puntsgewijze lijn in Figuur 1 blijkt. In het interview merkt de vertaler op onder meer te controleren of hij in de tweede fase niet te ver van de brontekst is afgeweken en of er niet te veel lexicale herhaling in de vertaling zit.

Het manuscript uit de derde fase vormt uiteindelijk de input voor een laatste editoriale check in juni, wat als de vierde fase opgevat kan worden. Van Haute neemt in een vijfde fase het commentaar van de redacteur door en doet desgewenst de laatste aanpassingen in de vertaling. Deze vierde en vijfde fase zijn niet opgenomen in Figuur 1.

Even inzoomen
Om duidelijk te maken hoe de vertaalfases van elkaar verschillen, selecteerden we twee vertaalsessies uit fase 1 en 2 en visualiseren die in een procesgrafiek. De procesgrafieken van Figuur 5 tonen:

  • Het tijdsverloop van de vertaalsessie in minuten (x-as);
  • De groei van de tekst, letter per letter (rechter y-as): cumulatieve tekstproductie (bovenste blauwe lijn) en lengte van de eindtekst (onderste groene lijn) op elk moment en de positie in de tekst (stippellijn);
  • Het brongebruik (onderste oranje balk): bij elke verticale lijn treedt er een wissel op tussen het vertaaldocument en een externe bron (bijvoorbeeld een zoekopdracht in Google).

Figuur 5: procesgrafiek van een sessie uit de eerste fase (links) en uit de tweede fase (rechts).

De linkergrafiek toont de allereerste vertaalsessie. De vertaler start van een leeg blad, zoals blijkt uit de positie 0 van de blauwe productlijn en groene proceslijn op de y-as. In een tijdsbestek van iets minder dan 45 minuten (x-as) groeit het document echter geleidelijk en vrij lineair tot 2111 tekens (of 379 woorden). De productlijn en proceslijn lopen nauwelijks uit elkaar, wat erop wijst dat er nauwelijks tekst geschrapt wordt in deze sessie, slechts 14 woorden. Verder beperkt de revisie zich tot enkele kleine typefoutcorrecties. Ook zien we aan de oranje lijngrafiek onderaan dat de vertaler zijn vertaalproces in Word af en toe onderbreekt om kort iets op te zoeken in een digitale bron.

De rechtergrafiek in Figuur 5 toont een heel ander beeld en is kenmerkend voor de tweede fase van het vertaalproces. Deze vertaalsessie is beduidend langer, meer bepaald 4:40 uur. Bij de start wordt het volledige manuscript geopend (zie strak oplopende groene lijn bij de start). De vertaler positioneert vervolgens zijn cursor in een passage op pagina 44 en daarna zien we de gestippelde groene lijn geleidelijk en weer vrij lineair evolueren van positie 27.450 naar 36.878. Bovenaan de grafiek loopt de blauwe lijn van de proceslengte parallel en stijgt ietwat (kleine tekstwijzigingen), terwijl de groene documentlijn lichtjes daalt. Dat betekent dat de nieuwe versie iets korter wordt dan de vorige versie. Dat is bijvoorbeeld te koppelen aan het schrappen van de alternatieven die nog naast elkaar opgesomd waren tijdens de eerste procesfase.

Een bergachtig traject
Als we de tekstproductie in fase 1 vergelijken met die van de andere fases, zien we een opmerkelijk verschil in vlotheid of snelheid waarmee de vertaling wordt geproduceerd. Dit komt duidelijk naar voren in Figuur 6, waarin het totale proces in gelijke tijdslots van 20 minuten is verdeeld op basis van het voortschrijdend gemiddelde van de geproduceerde tekst (telkens 3*20 minuten).


Figuur 6: Variantie in de vlotheid van de tekstproductie tijdens het vertaalproces.

Figuur 6 toont duidelijk het specifieke karakter van de eerste fase. De tekstproductie tijdens die fase ligt zeer hoog en is vrij constant: gemiddeld 1201 aanslagen per 20 minuten (SD=197.9) of ongeveer 10,7 woorden per minuut. Opvallend hierbij is dat de vertaler zeer zorgvuldig typt en vrijwel geen typfouten maakt, zoals we ook hebben gezien in Figuur 2. In de tweede fase daalt het gemiddeld aantal aanslagen naar 182, 85% trager dus. Deze fase wordt immers gekenmerkt door zorgvuldig afgewogen revisies die uiteindelijk moeten leiden tot een pre-finale versie. In de derde fase doorloopt de vertaler het manuscript nog eens met een fijne kam. Hij herleest het manuscript en verandert gemiddeld nog een viertal woorden per minuut. De vlotheidsanalyse toont ons dus duidelijk de verschillende vertaalfases en kenmerkt zijn activiteiten en aanpak als ervaren vertaler.

Wat gebeurt er als er niets gebeurt?
Hoewel de eerdere grafieken een enorm productieve vertaler te zien geven, is – als we de toetsregistratiedata louter technisch bekijken – het vertaalproces eigenlijk een aaneenschakeling van productiemomenten (toetsactiviteit) en pauzes (geen toetsactiviteit)2. Als we de pauzedrempel op 2 seconden leggen (Wengelin, 2006), zien we dat de vertaler in dit project ongeveer 30% van zijn tijd tekst produceert, terwijl de overige 70% als pauzetijd kan worden gecategoriseerd. Die pauzetijd kunnen we vervolgens onderverdelen in denkpauzes tijdens de transcriptie (ter voorbereiding van de productie van nieuwe doeltekstwoorden en -zinnen of de revisie van bestaande tekst), maar ook tijdens het opzoeken van informatie in andere bronnen. Daarnaast is er ook zogenaamde downtime (Leijten e.a. 2014), waarin de vertaler even loskoppelt van de taak voor ontspanning of andere onderbrekingen.

De pauzes tijdens de transcriptie vertonen een duidelijk patroon en variëren qua lengte afhankelijk van de locatie. Pauzes tussen letters binnen woorden zijn gemiddeld 0,369 seconde (s) lang; pauzes tussen woorden 1,315 s en tussen zinnen vijf keer zo lang, namelijk 6,806 s. Die geleidelijke toename van de pauzelengte afhankelijk van locatie zien we overigens terug in de drie fases. Wel is het zo dat de pauzetijd relatief toeneemt in elke fase. De pauzetijd binnen woorden verdubbelt bijna van 0,303 s in fase 1 tot 0,526 s in fase 3, en de pauzetijd tussen woorden verviervoudigt zelfs: van 0,705 s tot 2,960 s. Die observatie sluit goed aan bij de karakterisering van de drie fases. In de eerste fase streeft de vertaler een zo vlot mogelijke tekstproductie na. De zinsgrenzen vormen daarbij de belangrijkste reflectiepunten. In de tweede en derde fase worden de woordgrenzen veel belangrijker omdat heel veel afwegingen zich op dat niveau situeren. Vaak worden hier immers afwegingen gemaakt tussen alternatieven op woordniveau die in de eerste fase nog opengelaten zijn.

Naar de bron
Tot slot willen we nog even stilstaan bij het brongebruik. Inputlog stelt ons immers ook in staat om na te gaan welke digitale bronnen wanneer geraadpleegd worden. Het gebruik van digitale bronnen kan immers een onderdeel van het vertaalproces vormen, afhankelijk van het soort brontekst (domein, register), de vertaalopdracht, de expertise van de vertaler, etc. (Zheng 2014). Zo blijkt dat in de eerste twee fases ongeveer 40% van de tijd besteed wordt aan die externe bronnen. In de laatste fase daalt dat naar 30%. Bovendien stellen we een hoge interactie vast met de bronnen: gemiddeld zien we bijna één interactie per minuut waarbij meestal het internet geraadpleegd wordt, ook voor niet direct taakgerelateerde consultaties. Zoals Figuur 5 laat zien, zijn dat meestal vrij korte interacties. Omdat Van Haute een uitgesproken kenner is van de Japanse cultuur, zijn deze raadplegingen doorgaans niet gericht op begrip. Het is duidelijk dat hij met de meeste termen vertrouwd is. Hij raadpleegt de bronnen voornamelijk om te zien hoe ze op Nederlandstalige sites worden omschreven.

In totaal werden meer dan 2000 verschillende bronpagina’s geraadpleegd. Wat zoekt de vertaler zoal op? Voornamelijk realia en frequentie van formuleringen. Bijvoorbeeld:

  • Google zoekmachine: ‘mantsjoe han’; ‘when harry met sally’; ‘als ik een nieuw boek’; ‘La Ventana’ en San Telmo barrio cuna del tango
  • Google zoekopdracht voor Nederlandse woorden en uitdrukkingen vb. <site:.nl ‘schokte van het huilen’> of <site:.nl ‘niet in slaap raken’>
  • Wikipedia: Tsukemono (漬物) op Wikipedia, Japans gerecht met gepekelde groenten of Manchu Han Imperial Feast (een historisch Chinees banket met 108 gerechten gespreid over drie dagen)
  • Wikiquote: over de film Titanic of la Strada
  • The Mainichi: Japanse krant
  • Rikishi Profile: officiële website over Sumo-worstelen

Ook elektronische woordenboeken worden geraadpleegd, zoals Van Dale Online en Japans-Nederlands (grootste aandeel), Lingueewoordenboek en Wiktionary (meertalig vrij woordenboek met 631 talen). Van Haute gaf tijdens het interview aan ook met papieren woordenboeken (bijv. Japans<>Engels) en met elektronische woordenboeken (Japans<>Engels en Verklarend Japans) op aparte devices te werken, onder meer voor uitspraak en voor betekenis. Die zijn uiteraard niet mee geregistreerd in de digitale logging, evenmin als de aantekeningen die de vertaler maakte in de uitgeprinte manuscriptversies tussen de tweede en derde versie.

Conclusie
Via toetsregistratie kan het onderzoek naar tekstgenese van literaire vertalingen een nieuwe impuls krijgen. In tegenstelling tot wat met de studie van analoge bronnen mogelijk was, kunnen we via toetsregistratie inzicht vergaren over hoe vertalers hun vertaalproces spreiden in de tijd; hoe vlot ze vertalingen produceren; over welke brontekstelementen ze lang (of kort) nadenken voordat ze met een vertaaloplossing komen; welke problemen ze in welke fasen van het proces reviseren; welke elektronische bronnen ze consulteren, wanneer, hoe lang en voor welke vertaalproblemen, etc. En dat niet alleen binnen één werksessie maar ook over meer werksessies heen.

Kortom, de mogelijke vrees dat tekstgeneseonderzoek in dit digitale tijdperk ten dode is opgeschreven, is geenszins gegrond. Integendeel, met onze digitale blik in de keuken – of beter, in de computer – van de vertaler hebben we geprobeerd aan te tonen dat de digitale logdata nieuwe perspectieven bieden voor deze tak van de wetenschap. Tekstgeneseonderzoek zal zeker niet ‘van de wereld verdwijnen’...

 

Dankwoord
We danken in de eerste plaats Luk Van Haute voor de fijne en open samenwerking. Hij gaf ons toestemming om de toetsregistratiesoftware (Inputlog 8) te gebruiken tijdens het volledige vertaalproces om zo deze studie mogelijk te maken. Ook maakte hij tijd voor aanvullende interviews.

Voor de softwareontwikkeling en de technische ondersteuning danken we in het bijzonder Eric Van Horenbeeck en Tom Pauwaert.

 

Noten
1 Door omstandigheden en om technische redenen zijn er een aantal schrijfsessies niet gelogd. Op basis van de tussenversies hebben we daarom de duur van de ontbrekende sessies geëxtrapoleerd. In de grafische voorstelling daarentegen hebben we deze ontbrekende sessies niet opgenomen. Bovendien hebben we pauzes langer dan vijf minuten uit de tijdsberekeningen verwijderd omdat we ervan uit kunnen gaan dat die onderbrekingen – strikt gesproken – niet taakgerelateerd zijn. Ook andere niet-computergerelateerde tijd – zoals het tussentijds herlezen en annoteren van een geprinte versie van het manuscript in bepaalde fases – is niet opgenomen in deze tijdschatting.

2 Met deze technische benadering van toetsactiviteit versus geen toetsactiviteit wil niet gezegd zijn dat het vertaalproces uitsluitend uit tekstproductie en technische pauzes bestaat, noch dat de complexe cognitieve processen in het vertaalproces louter en alleen tijdens pauzes plaatsvinden. Uit vertaalprocesstudies blijkt onder meer dat simultaan lezen van de brontekst en typen van de doeltekst inderdaad voorkomt, met name in het eerste deel van een vertaalproces (Schaeffer & Carl 2017).

 

Bronnen
Borg, C. 2016. A literary translation in the making: an in-depth investigation into the process of a literary translation from French into Maltese. PhD Thesis, Aston University.

Dimitriu, R. 2009. ‘Translators’ prefaces as documentary sources for translation studies’, Perspectives: Studies in Translatology, 17:3, p. 193-206. https://doi.org/10.1080/09076760903255304

Englund Dimitrova, B. 2005. Expertise and explicitation in the translation process. Amsterdam: John Benjamins.

Haroon, H. 2017. ‘The translator’s preface as a paratextual device in Malay-English literary translations’, Translation & Interpreting, 9:2, p. 100-113.

Jakobsen, A.L. 2002. ‘Translation drafting by professional translators and by translation students’, in: G. Hansen (ed), Empirical translation studies: process and product. Copenhagen: Samfundslitteratur, p. 191–204.

Kolb, W. 2011. ‘The making of literary translations: Repetition and ambiguity in a short story by Ernest Hemingway’, Across Languages and Cultures, 12:2, p. 259-274.

Kolb, W. 2013. ‘“Who are they?” Decision-making in literary translation’, in: C. Way, S. Vandepitte, R. Meylaerts & M. Bartłomiejczyk (ed.), Tracks and Treks in Translation Studies: Selected papers from the EST Congress, Leuven 2010, p. 207-221.

Kolb, W. 2017. ‘“It was on my mind all day”. Literary translators working from home – some implications of workplace dynamics’, Translation Spaces, 6:1, p. 27-43.

Leijten, M. & L. Van Waes. 2013. ‘Keystroke Logging in Writing Research: Using Inputlog to Analyze and Visualize Writing Processes’, Written Communication, 30:3, p. 358-392. https://doi.org/10.1177%2F0741088313491692  

Leijten, M., L. Van Waes, S. Schriver & J.R. Hayes. 2014. ‘Writing in the workplace: Constructing documents using multiple digital sources’, Journal of Writing Research, 5:3, p. 285-337. https://doi.org/10.17239/jowr-2014.05.03.3

Munday, J. 2012. Evaluation in translation: Critical points of translator decision-making. London & New York: Routledge.

Norberg, U. 2012. ‘Literary translators’ comments on their translations in prefaces and afterwords: The case of contemporary Sweden’, in: A. Gil-Bardají, P. Orero & S. Rovira-Esteva (ed.), Translation peripheries: Paratextual elements in translation. Bern: Peter Lang p. 101-116.

Rabassa, G. 2005. If this be treason: Translation and its dyscontents. A memoir. New York: New Directions.

Saldanha, G. & S. O’Brien. 2013. Research methodologies in Translation Studies. Manchester: St. Jerome.

Schaeffer, M. & M. Carl. 2017. ‘Language processing and translation’, in: S. Hansen-Schirra, O. Czulo & S. Hofmann (ed.), Empirical modelling of translation and interpreting. Berlin: Language Science Press, p. 117-154.

Wengelin, A. 2006. ‘Examining pauses in writing: Theories, methods and empirical data’, in: K.P.H. Sullivan & E. Lindgren (ed.), Computer key-stroke logging and writing: Methods and applications (Vol. 18). Oxford, UK: Elsevier, p. 107-130.

Zheng, B. 2014. ‘The role of consultation sources revisited: An empirical study of English–Chinese translation’, Perspectives: Studies in Translatology, 22:1, p. 113-135. https://10.1080/0907676X.2012.746380

 

Dr. Iris Schrijver is tenuretrackdocent aan de Universiteit Antwerpen. Ze verricht onderzoek naar vertaalprocessen, de tekstproductiecomponent van vertalen en vertaalcompetentieverwerving. Zo onderzocht ze het effect van schrijftraining op het vertaalproces- en product van vertaalstudenten en professionele vertalers. Meer informatie: https://www.uantwerpen.be/nl/personeel/iris-schrijver/ en https://orcid.org/0000-0001-6091-024X

Prof. dr. Luuk Van Waes is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen. Zijn onderzoek richt zich vooral op de observatie en analyse van digitale schrijfprocessen. Meer in het bijzonder van schrijvers in een professionele context. Zo verrichtte hij onderzoek naar de tekstproductie van literaire schrijvers en copywriters, maar ook naar het schrijfproces van personen in een medische context (o.a. dementie en dyslexie). Meer informatie: https://www.uantwerpen.be/nl/personeel/luuk-vanwaes/ en https://orcid.org/0000-0002-3642-9533