Een vertaling is een omzetting van de ene taal naar de andere, zo staat er op een stoeptegel in Amsterdam. Maar is die niet veel meer dan dat? Een vertaling brengt een cultuur mee, een omgang met poëzie die lang niet in iedere taal en ieder land hetzelfde is. Behalve veranderen van taal, betekent vertalen: waar wil ik dat dit gedicht heen gaat? Van welke literatuur gaat het deel uitmaken?
Als toetje van de vijf jaar aan het Institut Néerlandais in Parijs kreeg ik drie maanden Marseille. Het Centre internationale de poésie Marseille zit in de Vieille Charité, het oude ziekenhuis boven op de heuvel van Le Panier, bij de haven. Het appartement lag in een wat groezelige zijstraat, waar het oppassen geblazen was omdat de onderbuurman een pistool bezat. Marseille was geen Parijs en eerlijk gezegd had ik het soms een beetje gehad met Frankrijk. Het leven voltrok zich kalm. In het Centre vonden iedere vrijdag voordrachten van dichters plaats in het filmhuis, er was een poëziebibliotheek om te werken. De werkelijke geneugte was het zwemmen in de zee die in april nog lekker koud was. ‘Elle est bonne,’ roepen de Fransen bij hun eerste slag om de schrik van de kou te overstemmen.
Maar kun je met een gedicht dat vertaald is in het Frans met medewerking van een dichter die tegen het experimentele aanschurkt, die eerder in een galerie zou voorlezen dan in een literair theater, wel naar Quebec, waar een dichter eigenlijk nog steeds de toeleverancier is van een chansonnier? Moet het daarvoor niet in een heel ander Frans vertaald? Ik nam de proef op de som. In Montreal werd er vaak tijdens een 5 à 7 voorgedragen, voor het diner, waarna je de straat op kon lopen waar de winkels nog open waren. Er leek geen enkele nadruk te liggen op het behoorlijk willen voorlezen van gedichten.