Vertalingen uit de klassieke talen in het Nederlands worden al vanaf de zeventiende eeuw gemaakt. Maar nog lang niet alle Oudgriekse en Latijnse auteurs hebben vandaag de dag een Nederlandse tegenhanger. In de afgelopen dertig jaar is er een grote aanwas geweest waarvan aanvankelijk de uitgeverijen Ambo en Athenaeum – Polak & Van Gennep en later Historische Uitgeverij en Damon de vlaggendragers waren. Er is een rijk palet aan auteurs vertaald, waarvan het grootste deel de bekendere schrijvers uit de oudheid betreft. Toch vinden ook de (tegenwoordig) minder bekende auteurs en teksten hun weg nog wel naar de drukpers, dankzij talloze kleinere uitgeverijen of particuliere initiatieven.
Een nieuwe serie
Bij Amsterdam University Press bestaat er sinds kort een initiatief dat moet leiden tot een aanzienlijke verbreding van het repertoire en dat zich onderscheidt door tweetaligheid, een vorm die in de Nederlandse vertaalgeschiedenis van klassieke teksten slechts incidenteel voorkomt. In het buitenland is er al veel ervaring met dit type uitgaven, denk aan de beroemde groen-rode Loebserie van Harvard University Press, de geel-rode Budéserie van Presses Universitaires de France, of de Duitse Reclamdeeltjes.1 De bedoeling van de Nederlandse serie is de klassieke teksten direct toegankelijk te maken voor de geïnteresseerde lezer in hun oorspronkelijke taal, met het genot en gerief van een Nederlandse vertaling ernaast en met verklarende noten, inleiding en waar nodig kaarten en indices.
Maar er schuilen meer bedoelingen achter het initiatief: de redactie wil er ook het vertaalvermogen van een nieuwe generatie vertalers mee stimuleren. Vertalingen worden doorgaans gemaakt door doorgewinterde taalbeheersers, maar daarbij hoeft het in deze serie niet te blijven: ook jonge vertalers kunnen hun pen beproeven op mooie en moeilijke teksten. Dat hoeven niet direct monumentale werken te zijn, maar een nieuwe serie van verrassende teksten kan het plezier in het vertalen en het maatschappelijke en culturele belang ervan zeker opnieuw duidelijk maken.
Om de herkenbaarheid, en misschien wel bruikbaarheid, van de nieuwe serie te vergroten, beperkt die zich aanvankelijk tot één tekstsoort: geschiedschrijving. Er staat een reeks van uitgaven op het programma van proza-auteurs die ooit tot de canon van de klassieken werden gerekend maar sinds de negentiende eeuw aan literaire glans hebben verloren, zoals Curtius Rufus, Pausanias, Eunapius, Valerius Maximus, Aulus Gellius, Xenophon en Macrobius. Zeer onderhoudende auteurs van (soms vergeten) naam, die een bredere lezersbekendheid verdienen en hun waarde kunnen bewijzen in het voortgezet onderwijs, het academisch onderzoek, het culturele leven en alles wat daarmee te maken heeft. Het uitgangspunt is: gehele werken, geen bloemlezingen, en tweetalig.