Een cadeau van de taal    6-11

Radna Fabias’ ‘aantoonbaar geleverde inspanning’

David Colmer
Vertaling: Hans Kloos

En die jongen op het eiland, vorige zomer, die haar probeerde te verleiden (wist hij veel, de arme, och arme) met drank en blowtje na blowtje, en zijn hand in haar broekje wist te stoppen na al dat kleffe gezoen (waar ze soms van genoot, maar meestal de slappe lach van kreeg) om in dat broekje droogte aan te treffen, vervolgens op zijn zij rolde, haar verbaasd aankeek en zonder een spoortje van de gebruikelijke teleurstelling, de monumentale uitspraak deed: ‘O jee, de afslag gemist.’

Nanne Tepper, De eeuwige jachtvelden

 

Jaren geleden, toen ik als literair vertaler aan de bak probeerde te komen en nog veel te leren had (nog steeds, nog steeds), kreeg ik de vraag of ik ter promotie een fragment uit De eeuwige jachtvelden van Nanne Tepper kon vertalen, wat ik met beide handen aangreep om me zo te kandideren voor mijn eerste boekvertaling voor een Engelstalige uitgeverij. Achteraf gezien was ik duidelijk nog niet klaar voor zo’n lastige klus: om het origineel in al zijn facetten te doorgronden en die in het Engels recht te doen waren mijn begrip en mijn eigen stijl nog niet verfijnd genoeg. Toch was ik teleurgesteld, misschien zelfs terneergeslagen, toen ik een bepaald niet enthousiast kaartje van de schrijver ontving. De opdracht ging uiteindelijk naar Sam Garrett, een goede vriend die toen tegelijk een onoverkomelijke sta-in-de-weg leek voor mijn eigen carrière als vertaler, maar ik heb wel iets belangrijks aan de ervaring overgehouden, een zinnetje dat Tepper op de ansicht had gekrabbeld. Uit mijn misschien niet helemaal betrouwbare geheugen: ‘Het mooiste van de vertaling is natuurlijk een cadeau van de taal zelf.’ Ik weet niet of ik wel heb doorgehad dat ik woordspelig was geworden door ‘afslag’ met ‘turn-off’ te vertalen; wel weet ik dat het me verraste, wat betekent dat ik er niet lang genoeg over had nagedacht voordat hij het te berde bracht.

Het zou overdreven zijn om te zeggen dat zijn reactie me nog altijd achtervolgt, maar ze is wel blijven hangen als een waarschuwing om altijd alert te zijn op de geschenken die het Engels aandraagt en ze niet blindelings te aanvaarden, maar ze op waarde te schatten en er mijn voordeel mee te doen waar dat kan. Het lijkt me passend om deze reeks columns over het vertalen van poëzie met als voorbeeld mijn eigen vertalingen af te sluiten met een eerbetoon aan wat het allemaal mogelijk maakt, aan de taal zelf, die onuitputtelijke goudmijn die de vertaler ter beschikking staat. Hoezeer ik het ook betreur om aan Robert Frosts definitie van poëzie te moeten refereren (niet omdat ik het een belediging vind, maar omdat ze zo gedachteloos en zo vaak wordt ingezet), het lijkt me toch ontegenzeggelijk waar dat wanneer het om specifieke beelden en regels gaat, ‘poëzie’ – die ongrijpbare, van alles oproepende weerklank – in vertaling soms inderdaad verloren gaat. En dat is onvermijdelijk omdat, om de mijnvergelijking nog wat op te rekken, de edelstenen van verschillende talen niet op dezelfde plek zitten. Als het vertalen van poëzie meer wil zijn dan één lange nederlaag, moeten vertalers er ook op toezien dat er in hun werk poëzie kan worden aangetroffen, ook en misschien wel vooral in beelden en regels waar ze in het origineel niet zo aanwezig is. Gaat het om het op waarde schatten van de geschenken van de taal zelf, dan betekent dit dat de criteria daarvoor nooit alleen maar kunnen bestaan uit een directe overeenkomst met een specifieke uitdrukking, een bepaald beeld of een precieze zin uit het origineel.

Lees verder in de papieren Filter