Van kindsbeen af verheug ik me op de jaarlijkse controle bij de tandarts. Mijn broer, de tandarts en ik doorlopen al jaren dezelfde choreografie: mijn broer krijgt te horen dat hij ‘de sterkste tanden van Brussel’ heeft, ik moet ‘minder hard poetsen en meer flossen’ en de tandarts vraagt ons welk boek we aan het lezen zijn, of in mijn geval aan het vertalen. ‘Who’s Afraid of Gender van Judith Butler,’ antwoordde ik afgelopen december, terwijl ik op mijn beurt wachtte. ‘Uit persoonlijke interesse?’ ‘Jazeker.’ ‘Mij maakt het allemaal niet uit,’ zei de tandarts terwijl hij onverstoorbaar verder pulkte aan de sterkste tanden van Brussel, ‘zolang ze het ons maar niet opdringen.’ De gemoedelijke sfeer in de praktijk sloeg om. ‘Ik weet niet wie “ze” zijn, maar het boek gaat over het feit dat “gender” in extreemrechtse en religieuze discoursen moedwillig wordt ingezet als een kwaadaardig fantasma waarop allerlei angsten geprojecteerd worden die afleiden van legitieme maatschappelijke bezorgdheden, zoals structurele ongelijkheid, de bedreiging van de democratie en klimaatverandering,’ antwoordde ik voorzichtig, en allicht een stuk minder samenhangend. Het tandvijltje knarste ondraaglijk door en de tandarts merkte op dat ‘ze’ kinderen op de kleuterschool daar niet mee mogen lastigvallen.1
Die heftige reactie op het woord ‘gender’ is precies waar Judith Butler over schrijft: ‘Wat voor een fantasma is gender geworden, en welke angsten, zorgen en haatgevoelens worden erdoor opgeroepen en geactiveerd?’ vraagt hen zich af2. De opzet van het boek is om op een toegankelijke manier in kaart te brengen waarom gender tegenwoordig zodanig veel angst opwekt dat tegenstanders oproepen tot het afschaffen van gendereducatie, het censureren van teksten over gender en de criminalisering van trans en genderqueer mensen. In hun vlijmscherpe analyse van onder meer de standpunten van het Vaticaan, terfs (transuitsluitende feministen, zoals J.K. Rowling) en wereldleiders als Trump en Orbàn bedient hen zich van een flinke dosis humor.