Willem Frederik Hermans definieerde wereldliteratuur als ‘literatuur die in provincies speelt waar de hele wereld belangstelling voor heeft’1 , maar ik vraag me weleens af of lezers werkelijk zo nieuwsgierig zijn naar de landen en regio’s waarop de internationale aandacht voor literatuur zich concentreert. Misschien blijven ze juist vooral geïnteresseerd in zichzelf en slaan ze allereerst aan op de universaliteit van vertaalde literatuur, op waarheden en inzichten die ook op henzelf van toepassing lijken. Daarbij vormt die universaliteit, werkelijk bestaand of slechts verondersteld, vervolgens een brug die de kans geeft om onbekende levens, culturen en geschiedenissen te ontdekken. De voorkeur voor literatuur uit bepaalde streken zou dan mogelijk ontstaan omdat men er al vertrouwd mee is door eerdere lezing van andere boeken – succes genereert nog meer succes. Bij Hermans heeft zo’n aforisme natuurlijk onvermijdelijk iets stekeligs, gefrustreerds, misschien zelfs verongelijkts: dat hij ondanks zijn genialiteit ertoe veroordeeld was niet alleen maar in een kleine taal te schrijven, maar als zijn directe onderwerp ook provincies had waar alles zo bedaard en goed gestructureerd verliep dat de inwoners al snel met het hoofd ergens anders zaten.
Voorspellen welk gebied de belangstelling van de lezers zal wekken is altijd lastig, maar onvermijdelijk wanneer je moet bepalen welke gedichten je zult vertalen voor een bloemlezing of voor een kleine selectie uit het werk van een dichter, en dat wordt alleen maar lastiger als het werk heel divers is. Bij zijn verkiezing tot Dichter des Vaderlands in 2009 nam Ramsey Nasr de taak op zich gelegenheidsgedichten te schrijven bij nationale gebeurtenissen, maar hij kwam niet op de proppen met onschadelijke, nietszeggende gedenktekens voor vorsten of voetballers, hij nam juist de gelegenheid te baat om machthebbers onomwonden de waarheid te zeggen en kreeg iets van een horzel die conservatieven en populisten dwarszat.