Natuurlijk moet een vertaler nergens zijn. Dat is ook het verslavende aan poëzie vertalen: blind van bewondering begin je aan een dichter, je wikt en weegt elk woord in zijn en jouw taal en neemt gaandeweg je intrek in iemand anders’ hoofd. Voor je het weet heb je jezelf uitgegumd. Ben je nergens meer.
(Menno Wigman in Red ons van de dichters, 2010, p. 42)
Moet je als vertaler ervaringsdeskundige zijn om je te mogen wagen aan ‘disability literature’? ‘Disability studies’ ontstonden aan het eind van de twintigste eeuw in het Westen dankzij activisten die pleitten voor de rechten van mensen met een zogenaamde beperking en door werk van academici zoals Erving Goffman en Michel Foucault en de bloei van interdisciplinaire benaderingen op basis van identiteit. Deze academische tak geeft mensen met wat men vroeger een ‘handicap’ noemde in de academische wereld een stem, door het bestuderen van zowel personages met een beperking in de literatuur als literaire schrijvers die afwijken van de norm. Later werd de discipline uitgebreid met academische artikelen over niet-westerse literatuur, bijvoorbeeld het onderzoeken van representaties van handicaps in postkoloniale literatuur en in andere media, zoals film en theater (Mambrol 2018).
Hoewel we bij ‘disability literature’ in eerste instantie denken aan literatuur met als thema zintuiglijke beperking, gaan er ook stemmen op die het vakgebied verruimen en meer aandacht besteden aan cognitieve beperkingen. Benjamin Fraser pleit ervoor om het begrip te verbreden door er ook psychiatrische stoornissen onder te scharen (Fraser 2018). ‘Disability studies’ behandelen daarom werk van niet alleen auteurs met een ‘directe’ lichamelijke beperking maar ook schrijvers met een psychische aandoening, bij wie de zintuigen overuren draaien. Mensen die vol en positief in het leven staan worden al snel, om een gemeenplaats te bezigen, ‘levenskunstenaars’ genoemd. Anderen hebben de neiging de donkere randjes van het leven, de normatieve grens, op te zoeken en al dan niet te overschrijden, hetzij in eeuwig neerslachtige, hetzij in hyperactieve, gulzig het leven tartende staat. Zijn zij ook nog, pakweg, dichter en theatermaker, dan is de benaming ‘doodskunstenaar’ ofwel ‘kunstenaar op leven en dood’ van toepassing. Antonin Artaud behoort tot deze categorie.