Eigenlijk is alles begonnen toen we het in ons gezin niet eens kon worden over de bestemming voor de zomervakantie. Frankrijk vond mijn vader te warm, dus werd het een woonboot in Nederland. Ik ga liever op vakantie naar het zuiden en in eerste instantie was ik niet bepaald enthousiast over een reis naar het noorden, maar de taal vond ik in Nederland meteen fantastisch. Ik viel voor woorden op de menukaart zoals ‘sinaasappelsap’ of ‘kip’. En als ik me niet vergis is mijn liefde voor de Nederlandse taal pas toen ontstaan, maar mijn zwak voor talen in het algemeen begon al veel eerder. Zo had ik bijvoorbeeld een kleuterjuf die Spaanse en Italiaanse liedjes met ons zong en ons tweetalige rijmpjes leerde. En toen ik voor het eerst in Nederland was, had ik op het gymnasium al gekozen voor een vreemdetalenprofiel. Zo leerde ik op school naast Latijn ook Frans en Engels, evenals Italiaans en Spaans. Na die vakantie in Nederland luisterde ik thuis vaak Nederlandse radio, zonder er overigens veel van te verstaan.
Later, toen ik Duitse taal- en letterkunde studeerde in Zürich, zag ik in de cursusgids (destijds was dat nog echt een gedrukte brochure waar je in kon bladeren!) dat er een Nederlandse taalcursus werd gegeven. Dat moest ik doen. Tijdens die cursus ontdekte ik dat je in Zürich niet alleen Nederlands kon leren, maar het zelfs kon studeren, wat ik dan ook ging doen. Tegen het einde van mijn studie, in 2006, werd me voor het eerst gevraagd of ik een korte vertaling kon maken. Literatuurwetenschapper Hildegard Elisabeth Keller had onderzoek gedaan naar de zestiende-eeuwse medicus en toneelschrijver Jakob Ruf, een Zwitserse chirurg, vroedmeester en schrijver van Zuid-Duitse komaf die in Zürich werkzaam was. In 1662 verscheen in Nederland de vertaling van een van zijn verhandelingen getiteld Tractaet Van de Phlegmatijke Geswellen; Beschreven door Jacobus Ruff. Hendrick van Roonhuyse had de tekst vertaald uit het Latijn in het Nederlands en voor de Züricher professor zou ik daaruit op mijn beurt een passage in het Duits vertalen.
Na mijn studie speelde het Nederlands in mijn beroepsleven aanvankelijk amper een rol van betekenis, ik promoveerde in de Duitse taalkunde. Toen het promotietraject ten einde liep en mijn proefschrift nog niet af was – hoe kun je in vredesnaam binnen drie jaar een fatsoenlijk proefschrift schrijven? – moest ik op zoek naar werk dat ik ongeacht tijd of plaats kon verrichten, aangezien mijn oudste zoon intussen was geboren. Zo begon ik in 2011 een redactiebedrijfje genaamd Correctura.