The Prelude van William Wordsworth (1770-1850) had een blijvende invloed op de Engelse, Europese en Amerikaanse romantiek gehad als de ruim 8500 regels tellende versie die hij in 1805 afrondde toen ook daadwerkelijk was gepubliceerd. Maar dat gebeurde niet. Slechts een handvol strofen en langere fragmenten uit deze revolutionaire, Proust-anticiperende, Milton-naar-de-kroon-stekende bildungs- en künstlerroman in blanke verzen zag als losse gedichten het licht. Direct ná zijn dood werd het werk integraal door zijn weduwe uitgebracht onder de titel The Prelude, or Growth of a Poet’s Mind; An Autobiographical Poem. Pas begin twintigste eeuw begon het de status te krijgen die het nu heeft.
Dichter-vertaler Jan Kuijper, die eerder al werk van Shelley en Keats in het Nederlands heeft vertaald en wiens hertaling van de Liefdesliederen van Hadewych bekroond werd met de Filter Vertaalprijs 2011, vertaalde Wordsworths hoofdwerk nu als eerste in het Nederlands. Wordsworth zelf beschouwde The Prelude als niet meer dan een inleiding tot het filosofische epos dat zijn levenswerk moest worden, werktitel: The Recluse. Zolang dat niet gepubliceerd was, mocht The Prelude niet verschijnen. The Recluse zou hij echter nooit voltooien. In 1814 kwam er één deel van uit, getiteld ‘The Excursion’. Dat alleen al telde bijna 9000 regels verdeeld over negen boeken en werd door velen als onleesbare, quasi-filosofische egotripperij weggehoond.
Wordsworth bleef zijn leven lang sleutelen aan The Prelude en heeft nooit beseft (of in elk geval nooit erkend) dat dát gedicht zijn eigenlijke filosofische levenswerk was, het ware vervolg en de ultieme conclusie van wat hij met Coleridge in de jaren negentig van de voorafgaande eeuw was begonnen. In 1798 was anoniem hun bundel Lyrical Ballads verschenen. Het zou het blijvend monument zijn van hun samenwerking, en van de waterscheiding tussen de pre-romantiek en de romantiek.
Jonathan Bate wijdt in Radical Wordsworth, de meest recente biografie, 290 pagina’s aan de eerste 35 jaar van Wordsworths leven en aan de laatste 45 jaar slechts 148. Diens politieke en morele opvattingen werden na 1805 gestaag minder ‘radicaal’ en zijn poëzie werd, uitzonderingen daargelaten, beduidend minder sprankelend. Gedurende de grootschalige wijzigingen van The Prelude, vooral in 1819, 1832 en 1839, werd veel van het vernieuwende gedachtegoed dat de versie van 1805 zo opmerkelijk maakt, verzacht, weggepoetst of herzien. Maar ook de lyrische kracht van 1805 bezwijkt in de gepubliceerde versie van 1850 op veel plaatsen onder aanzienlijk vlakkere formuleringen, poëtische clichés en een overdaad aan nietszeggend vulsel.
Even with a weight of pleasure
Kuijper koos voor zijn vertaling dan ook terecht de versie uit 1805 als brontekst. De keuze voor Prelude (in plaats van De prelude) is mijns inziens enigszins ongelukkig. Door het ontbreken van het lidwoord wordt namelijk de indruk gewekt dat de titel naar een muziekstuk verwijst.1 Wordsworth zag zijn werk echter als letterlijk het voorportaal van een majestueus gebouw. In het voorwoord bij ‘The Excursion’ beschrijft hij het gedicht als een ‘ante-chapel [...] to the body of a Gothic Church’ (geciteerd in Bate, p. 374). Dat sluit aan bij het niet-metafysische dat in de beeldspraak van The Prelude de toon zet: het is een gedicht waarin de indrukken die de sublieme natuur op de ontvangende, zich ontwikkelende dichtersgeest maakt welhaast fysiek zijn: ‘[...] then the calm / And dead still water lay upon my mind / Even with a weight of pleasure, and the sky / Never before so beautiful, sank down / Into my heart, and held me like a dream’ (1805.II.177-181; passim mijn cursivering):
[...] o toen lag ’t kalme,
doodstille water met een soort gewicht
van blijheid op mijn geest, terwijl de hemel,
mooi als nooit eerder naar beneden kwam,
mijn hart in, en mij vasthield als een droom. (32)
De associatie met muziek komt overigens niet helemaal uit de lucht vallen. Wanneer Wordsworth in het gedicht zelf het woord ‘prelude’ gebruikt (en dat is slechts één keer het geval), klinkt er: ‘One song they sang, and it was audible, / Most audible then when the fleshly ear, / O’ercome by grosser prelude of that strain, / Forgot its functions, and slept undisturb’d’ (1805.II.431-434):
Eén lied zong alles, en het was te horen
Vooral wanneer het oor van vlees en bloed,
Verdoofd door ’n grovere prelude ervan,
Zijn rol vergat voor ongestoorde slaap. (39)
Wat Wordsworth in ‘Tintern Abbey’ (1798) ‘the still, sad music of humanity’ noemt, is nadrukkelijk ook een thema in The Prelude, maar in The Prelude staat het tástbare, het fysieke van de ervaring centraal.
Single and of determined bounds
Wordsworth kijkt in The Prelude enkele malen vooruit naar het nog te scheppen hoofdwerk. Aan het eind van boek I verklaart hij, Coleridge zoals zo vaak rechtstreeks aansprekend, dat de uitgebreide autobiografie die hij nu aan het schrijven is voorrang heeft boven The Recluse. Hij voorziet (o ironie) dat The Prelude relatief overzichtelijk zal zijn en daarom op dit moment zijn aandacht verdient: ‘The road lies plain before me. ’Tis a theme / Single and of determined bounds, and hence / I chuse it rather that this time than work / Of ampler or more varied argument’ (1805.II.668-671):
De weg ligt voor me: ’t is een enkelvoudig
en afgebakend thema, daarom juist
kies ’k er nu liever voor dan voor een werk
met weidser en gevarieerder stof. (26)
Het ‘enkelvoudig / en afgebakend thema’ zou grilliger en expansiever blijken dan hij op het moment van schrijven kon bevroeden.
De weg die The Prelude bewandelt is geschreven in de meest natuurlijke, meest spreektalige vorm die de Engelse prosodie rijk is: blank verse, oftewel de niet-rijmende jambische pentameter. Net als bijvoorbeeld in ‘Tintern Abbey’ hanteert Wordsworth deze, in combinatie met duizenden betekenisvolle antimetrieën en enjambementen, met adembenemend gemak. The Prelude is bij uitstek een gedicht op wandeltempo; het ritme van de jamben is het ritme van het wandelen. Anneke Brassinga beschrijft het mooi in haar nawoord bij de vertaling:
Zijn leven lang bleef [Wordsworth] eindeloos wandelen, of gewoon lopen, bij de schaapskooi, of in de boomgaard, almaar heen en terug; dan was hij aan het werk, aan het dichten. Het Latijnse woord versus betekent zowel versregel als de bocht die de ploegende boer maakt aan de rand van de akker, om een nieuwe vore te beginnen. Kortom, benen maar, met je jamben, vijfvoetig in het geval van Prelude. (262)
Kuijpers vertaling volgt zoveel mogelijk Wordsworths oorspronkelijke voeten. Hij is daar tamelijk strikt in, al staat hij het zich gelukkig toe om veel regels tot elf, twaalf en soms wel dertien lettergrepen uit te laten lopen. Ook geeft hij volop ruimte aan slepende verzen waar de brontekst, passend bij genreconventie en taal,2 vrijwel uitsluitend staande verzen heeft. Opmerkelijk is dat Kuijper tegelijkertijd kiest voor een grote hoeveelheid historiserende elisies als ’t, ’n en ’k. De eerste twee zijn eventueel te billijken op grond van uitspraakconventies: ‘een’ wordt in spreektaal nogal eens ’n, ‘het’ wordt vaak ’t. Deze zijn zo te rechtvaardigen als ingrepen om kortere regels te realiseren (al kan het ook tamelijk moeizaam worden: ‘’tzelfde’, 112; ‘’t gesjok van ’t huurrijtuig’, 121). Met name de ik-elisie ondergraaft in mijn ogen echter de overtuigingskracht van veel versregels. Samenstellingen als ‘’k Hoopte’ (10), ’k ben opgevoed’ (83) en ‘’k Erken’ (111) ogen en klinken niet fraai. De beslissing zo veelvuldig de toevlucht te zoeken tot de ik-elisie is des te opvallender omdat ‘ik’ voluit ook veelvuldig wordt gebezigd en de vertaler zich bovendien, als gezegd, terecht niet houdt aan de restrictie van de iconische tien lettergrepen. Om een voorbeeld te geven: ‘[...] ’k Was pas tevreden / als ik met onuitsprekelijk geluk / ’t gevoel ervoer van het bestaan, gespreid / [...]’ (39) is op zichzelf een geslaagde poging de jambische tien lettergrepen per regel slechts minimaal te verstoren of te overschrijden (alleen de eerste omvat er elf). Maar de drie regels tezamen worden een nogal inconsistent geheel van elisies en voluit geschreven lidwoorden en persoonsvormen (soms ook nog ongewenst benadrukt: ‘als ik’), dat daardoor wat geforceerd aandoet. Op veel plaatsen had bijvoorbeeld een inversie een natuurlijk ritme kunnen bewerkstelligen zonder dat een elisie nodig was geweest: ‘Tevreden was ik pas’; ‘Uw glorie erken ik’. De regels worden één lettergreep langer, maar die vrijheid neemt de vertaler elders ook.
Imagination!
Een van de hoogtepunten uit The Prelude is de passage waarin Wordsworth en zijn vriend Robert Jones in de Alpen de grens tussen Frankrijk en Zwitserland oversteken, maar dat niet doorhebben. Een boer die ze tegenkomen vertelt hen dat ze inmiddels in Zwitserland zijn gearriveerd. Ze kunnen het nauwelijks geloven: ‘Hard of belief, we questioned him again, / And all the answers which the man returned / To our inquiries, in their sense and substance / Translated by the feelings which we had, / Ended in this—that we had crossed the Alps. // Imagination!—lifting up itself / Before the eye and progress of my song / Like an unfathered vapour, here that power, / In all the might of its endowments, came / Athwart me’ (VI.1805.511-529):
We vroegen ’t [de boer] vol ongeloof opnieuw,
en ieder antwoord dat de man ons gaf
op onze navaag kwam er letterlijk
en ook inhoudelijk op neer, vertaald
door ons gevoel – dat we over de Alpen waren.
Verbeelding – als een onverwekte wasem
oprijzend voor het oog en ’t voortbewegen
van deze verzen kwam haar kracht, met alle
sterkte die haar verleend was, op mijn weg! (110-111)
Het is een hilarisch moment. Wat het hoogtepunt van een sublieme ervaring had moeten zijn, ging ongemerkt voorbij. Maar de teleurstelling wordt goedgemaakt door het ultieme instrument van de romantische dichter: de verbeelding of verbeeldingskracht (Kuijper gebruikt in Prelude beide termen voor imagination). De passage, pun intended, is mooi, dynamisch vertaald, al had ik er zelf voor gekozen het uitroepteken direct achter het zo cruciale ‘Verbeelding’ te behouden, en niet aan het eind van de vier regels te plaatsen.
In The Prelude roept Wordsworth de eerste dertig jaar van zijn leven tot in de kleinste details op en beschrijft hij (en probeert hij te begrijpen) hoe dat alles hem de dichter heeft gemaakt die hij is. In een sleutelpassage halverwege brengt hij opnieuw het belangrijkste thema van zijn werk onder woorden: de interactie tussen binnenwereld (verbeelding) en buitenwereld (de natuur, in de breedste zin van het woord). Locatie is opnieuw de Alpen; we zijn inmiddels in de buurt van het Comomeer. ‘Let this alone / Be mentioned as a parting word, that not / In hollow exultation, […] did we in presence stand / Of that magnificent region. [...] Finally, whate’er / I saw, or heard, or felt, was but a stream / That flowed into a kindred stream, a gale / That helped me forwards, did administer / To grandeur and to tenderness—to the one / Directly, but to tender thoughts by means / Less often instantaneous in effect— / Conducted me to these along a path / Which, in the main, was more circuitous’ (1805.VI.661-680):
Maar laat ik als afscheidswoord
nog melden dat wij niet met hol gejuich
[...]
in het aanzijn stonden
van die verheven landstreek.
[...]
Per slot van rekening
was alles wat ik zag of hoorde of voelde
maar een rivier die uitkwam op zo’n zelfde,
een stormwind in mijn rug, die voorwaarts voerde
naar pracht en tederheid – rechtstreeks naar ’t eerste,
naar tedere gedachten op manieren
die vaak pas later hun effect sorteerden –
daarheen werd ik over een pad geleid
dat voor het grootste deel een omweg was. (115)
Kuijper heeft zich met bewonderenswaardige souplesse door deze (en talloze andere) lange woordenstromen heen gewerkt. De rivier is een centrale metafoor in The Prelude; alles stroomt: het denken, de verbeelding, de herinnering. Dat er in bovenstaande passage tweemaal een komma aan het eind van een regel komt is jammer (ze onderbreken de stroom), maar is een noodzakelijke concessie om een en ander begrijpelijk te houden. Het centrale idee (de natuur leidt met een omweg tot gedachten; de natuur bepaalt míjn natuur) blijft overeind.
Spots of time
Een van de uitgangspunten in de compositie van The Prelude was het belichten van wat Wordsworth in het gedicht ‘spots of time’ heeft genoemd: momenten uit het verleden die van bijzondere waarde voor zijn dichterschap waren. Het zijn momenten met een ruimtelijke, fysieke dimensie; stapstenen in de tijd. Ze bieden dichter en lezer houvast in de herinneringenstroom. De beroemdste passages uit The Prelude zijn vaak verbonden aan die ‘spots of time’. ‘There are in our existence spots of time, / Which with distinct preeminence retain / A renovating virtue, whence, depressed / By false opinion and contentious thought, / Or aught of heavier or more deadly weight / In trivial occupations and the round / Of ordinary intercourse, our minds / Are nourished and invisibly repaired […]’ (1805.XI.258-265):
Elk leven kent zijn plekken van de tijd
waarin bij uitstek een bezielend iets
behouden blijft, waarmee, terneergeslagen
door warrige en verkeerde meningsvorming
of iets van groter, dodelijker gewicht
in daagse bezigheden en in onze
kring van betrekkingen, zich onze geest
kan voeden en onzichtbaar sterken [...] (230)
Ook in vertaling vloeien de regels natuurlijk in elkaar over. De slim gekozen ‘samenvatting’ van ‘false opinion and contentious thought’ valt op: door te kiezen voor ‘meningsvorming’, slaat de vertaler twee vliegen (‘opinion’ en ‘thought’) in één klap. Een wat archaïsche inkorting als ‘daagse’ stoort niet in deze overpeinzing. ‘Plekken van de tijd’ voor ‘spots of time’ is wat minder compact (vijf versus drie lettergrepen) door de meervoudsuitgang en de noodzaak een lidwoord aan ‘tijd’ toe te voegen. De klank van deze voor het gedicht zo betekenisvolle regels is mooi gevangen: plekken van de tijd ... bij uitstek ... behouden blijft. Kuijper is overigens niet concordant geweest in het vertalen van ‘spots’. In boek X van The Prelude komt het woord in de betekenis van ‘locatie’ vijf keer voor (in het geheel 25 keer). Eenmaal wordt het wegvertaald en verder wordt het ‘plekjes’, ‘[licht]puntjes’, ‘plaats’, ‘plekje’ en ‘oord’. De vertaler lijkt steeds voor de meest natuurlijk in de regel passende oplossing te hebben gekozen, waardoor de inconsistentie niet stoort.
Een van de veelzeggendste ‘spots of time’ openbaart zich aan het eind van The Prelude. Wordsworth beschrijft de beklimming, weer met zijn vriend Jones, van de berg Snowdon in Wales, in 1792. Dáár, op die eenzame hoogte, verheven boven een zee van wolken, ondergaat Wordsworth op meest intense wijze de natuur en hoe deze zijn verbeelding schept en stuurt: ‘A meditation rose in me that night / Upon the lonely mountain when the scene / Had passed away, and it appeared to me / The perfect image of a mighty mind, / Of one that feeds upon infinity, / That is exalted by an under-presence, / The sense of God, or whatsoe’er is dim / Or vast in its own being’ (1805.XIII.67-74):
Een overpeinzing kwam ’s nachts bij mij op
toen het tafereel in de eenzaamheid daar boven
was weggetrokken, en het kwam mij voor
als het volmaakte beeld van geestesmacht,
iets wat zich spijzigt met oneindigheid
en zich op een aanwezigheid verheft,
een godsgevoel, iets schemerigs of weids
in ’t eigen wezen. (248-249)
Ook dit is een knappe vertolking, ondanks een zekere mate van ondervertaling (‘The sense of God’ is pregnanter dan ‘een godsgevoel’). ‘[A]anwezigheid’ voor ‘under-presence’ haalt het niet helemaal bij de subtiliteit die in dat ‘under’ verpakt zit. Wordsworth doorspekt The Prelude met under-samenstellingen: under-powers, under-coverts, under-soul, under-countenance, enz. Dat under vertegenwoordigt een soort latente aanwezigheid, maar is lastig om in het Nederlands over te brengen zonder dat het geforceerd wordt.
This verse is dedicate to Nature’s self
‘Voor moderne lezers,’ schrijft Paul Claes in zijn ‘Wenken voor het vertalen van gebonden verzen’, ‘zijn lange gedichten moeilijk te behappen. In het buitenland zijn prozavertalingen dan ook eerder regel dan uitzondering. Het blijft verbazend dat onze eigen vertalers zo hardnekkig vasthouden aan de versvorm’ (2018: 182). Kuiper heeft terecht niet gekozen voor een prozavertaling van Wordsworths meesterwerk. Een gedicht dat door zijn poëtische kracht ‘bewijst’ dat juist poëzie het instrument van de verbeelding is om de verbinding tussen God, natuur en menselijke aard te verbeelden, vertaal je niet in proza. ‘This verse is dedicate to Nature’s self / And things that teach as Nature teaches […]’ (1805.V.230-231):
Aan ’t zelf van de Natuur is dit gedicht
gewijd, en aan wat leraart net als zij […] (83)
In een prozavertaling waren de meeste kritiekpunten die ik heb geformuleerd niet van toepassing geweest, maar een prozavertaling had vermoedelijk geleid tot een doodsaaie en niet noodzakelijkerwijs preciezere of behapbaardere interpretatie van The Prelude. Juist het keurslijf van de poëzie dwingt, zowel in The Prelude als in Prelude, tot de ultieme focus op het onderwerp. Kuijper is er in zijn poëzievertaling bijna overal in geslaagd woordenstromen en gedachtespinsels tot een overtuigende tegenhanger van de brontekst om te smeden. Claes’ ‘moderne lezer’ stoort zich waarschijnlijk met name aan de ik-elisies en er was veel gewonnen als deze beperkter waren ingezet. Voor het overige voert Prelude de lezer meestal moeiteloos door de op fascinerende wijze weergegeven synthese van binnenwereld en natuur die Wordsworth maakte tot wie hij werd: ‘The universal spectacle throughout / Was shaped for admiration and delight / Grand in itself alone, but in that breach / Through which the homeless voice of waters rose, / That dark deep thoroughfare, had Nature lodged / The soul, the imagination of the whole’ (1805.XIII.60-65):
Was ’t algehele kosmische spektakel
al voor verrukt bewonderen geschapen,
groots op zichzelf alleen al, in ’t ravijn
waaruit het water zich had losgezongen,
die duistere diepte, was door de natuur
de ziel gehuisvest, de verbeeldingskracht. (248)
Zeker nu, op een planeet waar de natuur door de mens op alle fronten het zwijgen wordt opgelegd, spreekt Wordsworth voor haar tot ons. Zegt het voort.
William Wordsworth. Prelude. Vertaald door Jan Kuijper. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2020.
Noten
1 Van Dale betekenis 1 en 2 verwijzen naar muziek; de derde betekenis is figuurlijk: ‘wat een reeks gebeurtenissen aankondigt / inleidt’. De OED geeft de betekenisnuances in precies omgekeerde volgorde: 1. A prelimary action, condition etc.; 2. A preliminary play [verouderd]; 3. [...] A piece designed as the formal introduction to a musical work. Het WNT kent alleen ‘preluderen’.
2 Eénlettergrepige woorden zijn in het Nederlands veel zeldzamer dan in het Engels. De meeste meervoudsvormen in het Nederlands eindigen op -en; in het Engels is een meervouds-s gebruikelijk. Dat scheelt een hele (onbenadrukte) lettergreep.
Bronnen
Bate, Jonathan. 2020. Radical Wordsworth. The Poet who Changed the World. New Haven and London: Yale University Press.
Claes, Paul. 2018. Gouden vertaalregels: Tips voor beginnende [en andere] vertalers. Nijmegen: Vantilt.
Wordsworth, William. 1979. The Prelude 1799, 1805, 1850. Ed. Jonathan Wordsworth e.a. New York / London: W.W. Norton & Company.
Wordsworth, William. 1995. The Prelude: The Four Texts (1798, 1799, 1805, 1850). Ed. Jonathan Wordsworth. London: Penguin.
Wordsworth & Coleridge. 2010. Lyrische balladen. Vertaald en toegelicht door Jabik Veenbaas. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep.