Al schrijvende zal ik gaandeweg weer verrast worden door het jaar dat zich onder mijn handen aftekent – een particulier jaar, de plaatjes die je het liefst bewaart, de smaken die je na wilt proeven, de gebeurtenis die zo bepalend was. Zo was het dus niet, het is alleen gebleken zo te zijn. Ik heb de zolder waar ik werk drastisch omgebouwd en zo leeg mogelijk gemaakt – ik zie dat als een metafoor, want het komt overeen met de gemoedstoestand benodigd om een stuk als dit te schrijven. Onbevooroordeeld zou ik willen schrijven, onvooringenomen. Ik zou nu ik het zeg ook onbevangen willen zíjn. Haalbaar is dat van geen kanten. Hoe zit dat magische woord ‘onbevangen’ in elkaar? Het is inmiddels een abstract woord geworden, maar ooit had het vast een materiële achtergrond – valkenjacht, pruikentijd? Nee hoor: ‘In het Middelnederlands bestond een werkwoord bevaen: pakken, bezetten, voorzien van. Met kinde bevaen betekende: zwanger. Dit bevaen is ons bevangen dat nog wel gebruikt wordt in de betekenis: overmeesteren, overvallen. Iemand is door de kou bevangen. Vroeger zei men ook: door een koorts of door liefde bevangen. Van dit werkwoord bevangen is onbevangen natuurlijk afgeleid.’1 Toch concreet: de kou, een kind, de liefde – ze pakken je bij het leven. Daar zit het persoonlijke, dat wat je raakt.
In Ik bid de liefde van onze allereerste dichter Henric van Veldeke vind je 33 minnedichten, hertaald door Elvis Peeters.2 Zes keer draait het om het woord umbevân, twee keer bij Veldeke, twee keer in de hertaling, twee keer in het bevlogen nawoord van Frank Willaert, die kritisch meelas met ‘liedtekstschrijver’ Peeters. Het blijft interessant naar de interpretatorische balans te zoeken. Al in het eerste gedicht, waarin vergeefs geworven wordt om een vrouw, is het raak. ‘Ich bat sî in der kartâten / daz sî mich müese umbevân’ wordt in hertaling: ‘Bedrogen door mijn domme waan, / haar begerend buiten mate / probeerde ik haar te bepraten: / kom, neuk mij dan, rechttoe rechtaan.’ Willaert legt uit: ‘Veldekes term umbevân suggereert dat hij haar zonder omwegen om seks heeft gevraagd’. Ik zie ineens hoe het woord een werkwoord wordt, maar het opgeroepen beeld is bij Veldeke romantischer, omhelzender. In een ander gedicht gaat de vrouw wel overstag. Willaert: ‘hij heeft “zijn lijf om het hare mogen slaan”, en dan nog wel met haar enthousiaste instemming (“zonder twijfel, zonder waan”).’ Bij Veldeke valt het met terugwerkende kracht op zijn plaats, wederom met een actief ‘bevangen’: ‘Sît ich si muoste al umbevân/ diu mir gap rehte mine / sunder wîch únde wân.’ Mooi ook hoe in zijn Maaslands Middelnederlands en Duits vermengd zijn, iets dat je des te scherper ziet met die creatieve hertaling ernaast. Maar onbevangen kan ik nauwelijks zijn.
Van Veldeke las ik nieuw in 2016 en ik sprong ook van de twaalfde naar de zeventiende eeuw, naar een boek dat eerder in vertaling verscheen dan in het origineel. De Amerikaan Craig Harline vertelt in Jacobs vlucht een familiesaga uit de Gouden Eeuw, Patrick De Rynck vertaalde het voor Vantilt. Het is het verhaal van een grootvader, een zoon en een kleinzoon – de eerste is een van de auteurs van de Statenvertaling, die zo een profiel krijgt. Op de eerste bladzijde worden de vier of vijf talen opgesomd die een Bijbelvertaler hoort te kennen. Harline laat de oervertaler Jacob zeggen dat het niet volstaat als je al die talen kunt omzetten ‘in rechttoe-rechtaan Nederlands dat zelfs een kamermeisje kan begrijpen, en het volstaat zelfs niet rotsvast rechtzinnig te zijn in de christelijk gereformeerde religie. Je dient ook, en misschien wel vooral met godzaligheid begaafd te zijn volgens de synode.’3 Waarna wordt uitgelegd wat dat betekent, namelijk geen ruzie maken met je vrouw, die de duivel kan zijn of de bron van wanorde in je ganse huishouden. Ja, dat zijn best wijze woorden, een vertaler leeft nooit alleen, zijn directe omgeving helpt of stoort hem. De ware vertaalduivel zit in wat een vertalersgemoed verontrust.
Met godzaligheid begaafd?
De levendigheid van het vertaalwezen bleek ook in 2016 uit de aanvallen die een paar vertalers te verduren kregen. Na de jaarwisseling, toen Korte gesprekken met afgrijselijke mannen (Meulenhoff) al aardig lang in de boekhandel lag, prees Jan Donkers deze vertaling van een boek van David Foster Wallace door Leen Van Den Broucke en Iannis Goerlandt de hemel in: ‘Mag ik dan nog wel een saluut brengen aan de vertalers? Een bijna onmogelijke opgave, zo’n boek, maar voortreffelijk gedaan.’4 Eerder, begin november 2016 toen Trump nog niet verkozen was, had ook Jamal Ouariachi het boek bewonderend besproken: ‘Wallace laat nogal wat verknipte kerels hun trumpiaanse kleedkamerpraat uitkramen, hoe zij vrouwen manipuleren.’5 Maar hij is ten enen male ontevreden: hij valt over de titel en zegt dat de vertalers er vaak net naast zitten, juist bij een ‘ultratalige auteur als Wallace’. Als voorbeeld voert hij een van die trumpiaanse mannen op die pochen over het aantal vrouwen dat ze in bed wisten te krijgen: ‘More pussy than a toilet seat, man. I shit you not.’ (NB: het beruchte pussy-citaat van de nieuwe US-president werd rond 6 oktober breed verspreid; Wallace kon voorspellen.) De vertaling wordt echter oubollig gevonden.6 Eigenzinnigheden van een ander mogen niet weggepoetst worden, aldus de criticus. Helaas wilden de vertalers niet publiekelijk reageren, hoe klaar ze er ook voor zaten om de messen te slijpen; zij wisten dat er ooit al een vertaler begonnen was aan dit in 1999 gepubliceerde boek.7 Zelf hadden ze de moed door te zetten en verdienen een pluim en misschien een prijs.
Toch is de opmerking van Ouariachi typerend voor een toename van vertaalsneren, zeker in de dag- en weekbladkritiek. Alle Lansu meende dat Adam Hasletts Denk me weg een strengere redacteur verdiend had ‘en een iets nauwkeuriger vertaler’. Geen voorbeelden, wel wordt van de auteur gezegd dat hij ‘nogal rommelig, niet altijd gefocust’ schrijft.8 Persis Bekkering tekende bezwaar aan tegen het door Roos van de Wardt en Astrid Huisman vertaalde boek van de Britse rapster Kate Tempest. Hier tekent zich een vergelijkbaar patroon af: vermenging van brontekststijl en de weergave ervan. ‘We mogen niets zelf bedenken. In de hiphop werkt die overdaad, in proza niet. En wat er nog aan goede lyriek overblijft, wordt gesmoord in de onmuzikale vertaling.’9 Amy Schumers boek over Het meisje met de onderrugtattoo werd in Trouw besproken door Emilia Menkveld. Die heeft waardering voor de stijl van het origineel (vlotte pen, geestig), maar vindt dat die op toneel beter uitkomt dan in een boek. Dat komt mede door de ‘matige vertaling’ (van Marjet Schumacher en Sylvia Wevers). Maar de critica geeft nu wel voorbeelden, die ze ook verklaart: het Engels schemert er krom doorheen (‘dit was niet hem’, ‘ik word beurs als een perzik’ en ‘een compleet vreemde’).10 De al eerder genoemde Jamal Ouariachi, die zich in ieder geval zeer bewust is van het aparte karakter van vertaalde teksten, viel over ‘de oude vertaling’ door Else Hoog van een boek van James Salter, die volgens hem ‘barst van de fouten en die vooral literaire elegantie ontbeert’. Hij geeft twee voorbeelden, de tijdsaanduiding ‘05.45’ en de openingszin.11 Lucas Gasthuis was een van de weinigen die zich stoorden aan de nieuwe, breed omhelsde vertaling van Henkes & Bindervoet: Dublinezen van Joyce. ‘Ongepast jolig’ vond hij die, inclusief het voor hem nieuwe spreekwoord ‘Een mens is geen aardappel.’12 Over de titel had hij het niet.
Voorts had Arnold Heumakers bezwaar tegen de ‘Vlaamse vertaling’ van een boek van Jean Raspail.13 Heumakers betoonde zich wel ingenomen met het bij Vantilt verschenen dagboek van Hugo Ball, De vlucht uit de tijd (vertaling Hans Driessen), maar Joris Note had op deReactor.org behoorlijk wat bezwaren tegen de annotatie en wat hij de ‘onaanvaardbare slordigheid’ van het afgeleverde werk noemt.14 De meeste voorbeelden van bekritiseerde vertalingen stammen van uit het Engels vertaald werk. Misschien is dat de enige vreemde taal die de huidige generatie recensenten nog meent te beheersen? In ieder geval is het met de thrillers, veelal toch ook vertaald uit het Engels, anders gesteld als we de jury van de ‘VN-Thriller van het Jaar’ mogen geloven. Bij monde van Sander Pleij en Kelli van der Waals liet zij weten dat ‘de vertalingen dit jaar opvallend beter schenen’.15
Wel blijven schaven
Tja, soms zie je door de vele prijzen de vertalers niet meer. Vorig jaar vergat ik Edgar de Bruijn, die de Letterenfondsprijs 2015 ontvangen had. Maar toch mogen vertalers niet klagen, zelfs nu ‘het kerkhof van literaire vertaalprijzen’ groter wordt.16 De Letterenfondsprijzen van 2016 werden bekendgemaakt op de heiligendag van Sint Hiëronymus en gingen naar Alicja Oczko voor haar vertalingen van Nederlandse literatuur in het Pools en naar Harm Damsma en Niek Miedema, het vertaalduo dat al sinds 1994 intensief samenwerkt aan vertalingen uit het Engels en een groot oeuvre heeft opgebouwd. Als ‘surprise’ kwam auteur David Mitchell bij de uitreiking opdagen om zijn vertalers lof toe te zingen. ‘Well, I’m here not actually as a writer, I’m here really as a fan. I’m also a fan of translators, translators in general. You know, you notice my habits of speech, you know my favorite words, things that I don’t notice. Its intimacy is somehow under the skin, it’s in the mind and I couldn’t think of two Dutch gentlemen that I would rather have wandering around the alleyways of my mind.’ Volgens de jury excelleren Damsma en Miedema ‘in creatieve en inventieve vertalingen van literatuur vol vrije dialogen en buitenissige dialecten’, een oordeel waar ik me graag bij aansluit.
De Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2016 ging naar Babet Mossel voor haar vertalingen uit het Engels, zo te zien vooral voor Jane Eyre en werk van Philip Roth. ‘Nee, een goede vertaler heeft zich te schikken,’ liet ze in het tijdschrift Linguaan weten,17 ‘alleen dan kan hij over zijn eigen schaduw heen stappen en een vertaling tot stand proberen te brengen die het werk van de ware auteur recht doet. Want daar gaat het om, alleen daarom. Hij moet een kameleon zijn. Daartoe hoeft hij heus geen muilkorf om te binden. Hij hoeft alleen maar de achterdeur te vergrendelen.’ Jan Gielkens, die voor De woorden van Grimm van Günter Grass de Filter Vertaalprijs kreeg, vindt eigenlijk dat de lezer geacht wordt moeite te doen, ‘net als de schrijver zelf doet. Bij Grass is het als met de stoelen van Rietveld. Toen mensen klaagden dat die niet lekker zaten, antwoordde Rietveld dat zitten een werkwoord is.’18
Rob Gerritsen verdiende samen met zijn auteur Sandro Veronesi de Europese Literatuurprijs voor Zeldzame aarden(Prometheus). Andreas Ecke werd in 2016 in Duitsland onderscheiden met de Europese Vertaalprijs, voor vertalingen van werk van Geert Mak, Cees Nooteboom en Otto de Kat. Rolf Erdorf deelde mee in de eer van de Deutsche Jugendliteraturpreis die naar Nino van Edward van de Vendel ging. De Prix des Phares du Nord ging naar Isabelle Rosselin – ze kreeg hem volgens het persbericht voor Villa avec piscine van Herman Koch, maar haar inmiddels omvangrijke vertaaloeuvre zal zeker meegespeeld hebben. De Else Otten Übersetzerpreis 2016 was voor Annette Wunschel voor haar Johan Huizingavertalingen. ‘Zij verstaat de kunst de kneedbaarheid van het Duits tot het uiterste te benutten en heeft met trefzekere smaak telkens weer de juiste vertaalkeuzes weten te maken,’ aldus de jury, die de prijs op de Frankfurter Buchmesse uitreikte. Op Facebook las ik dit: ‘Daniel Hugo vereer vir sy vertalings uit Nederlands’. Hij ontving ‘die Van Ewijk-stigting se prestatiebeurs’ en liet weten dat ‘sonder die kontak met die kultuur van die Lae Lande ons geestelijke weeskinders sal wees’.19
De Amy van Markenprijs voor literaire vertalingen uit de Scandinavische talen 2016 werd uitgereikt aan Sophie Kuiper voor haar vertaling van Philip Teirs roman Vinterkriget, verschenen onder de titel Familie bij Ambo | Anthos. In de categorie Vertaald van de Gouden Lijst, de vakjuryprijs voor het beste jeugdboek, werd de psychologische jeugdroman Naar de top (Lemniscaat) van Dan Gemeinhart in de vertaling van Tjalling Bos bekroond. De jaarlijkse Talentbeurzen van de Master Literair Vertalen gingen naar Nathalie Tabury, Claudia Visser en Eline Jongsma. Het Charlotte Köhler Stipendium 2016 voor een veelbelovende literair vertaler werd toebedeeld aan filosoof Jan Sietsma voor zijn vertaling van Friedrich Schlegels Athenaeum-fragmenten. In een vrolijk dankwoord, na te lezen op vertaalverhaal.nl, presenteert hij zeven wenken voor de beginnende vertaler ‘die op het punt staat zijn vertaling te corrigeren’. Zijn Tractatus illogico-translaticus begint zoals het volgens Wittgenstein hoort: ‘De vertaling is alles wat het geval is.’ Interessant zijn de paragrafen 5.3.1.2.: ‘en blijf je wel SCHAVEN? Want ik zag net nog’ en 5.3.1.3.: ‘een bungelende bijzin’.
Blomme ontvang stop
Er werden nog andere prijzen uitgereikt in de wereld. Een van de verstandigste columnisten in Nederland, Jean-Pierre Geelen, laat na jaren televisie recenseren zijn licht nu ook schijnen over andere zaken, onder meer over de jaarlijkse Bad Sex in Fiction Award. Die werd in 2016 toegekend aan Erri De Luca, een in Europa gelauwerde en in Italië zeer goed verkopende auteur aan wie zich (ondanks hevig gelobby) nauwelijks een Nederlandse uitgever gewaagd heeft. Geelen betoont zich ‘nooit te beroerd voor een potje close reading’ en ging op zoek naar de Nederlandse vertaling van de bekroonde zin. Hij moest helaas zichzelf helpen en van wat Google Translate ervan maakte zakte zijn broek naar verluidt af.20 En nu we het toch over uit het Italiaans vertaalde boeken hebben: voor mij persoonlijk was de bloemlezing poëzie en polemieken die Piet Joostens uitgaf van teksten van Pier Paolo Pasolini (Vaarwel en beste wensen, uitgeverij Polis) een hoogtepunt. Het was natuurlijk wel het jaar van Elena Ferrante, de onbekende schrijfster die in het echt de vertaalster Anita Raja zou zijn. De Morgen sprak van een klopjacht op haar.21 Wereldwijd worden haar boeken goed verkocht, ook bij ons. De vier delen verschillen nogal van elkaar, Joyce Roodnat was niet zo te spreken over Het verhaal van het verloren kind, waarvan ook de vertaling ‘niet altijd lekker’ las.22 Op Facebook viel Yra van Dijk haar bij; de struikelzin die zij citeerde was deze: ‘Maar het belangrijkste was dat ik, overweldigd door het feest en het gevaar, door de wervelende lichamen van de jongens die een gloed afgaven die vuriger was dan het vuurwerk in de lucht, Lila verwaarloosde.’23
Karina van Santen en Martine Vosmaer vertaalden voor Podium Het vogelalfabet van S.J. Naudé, maar hun opvallendste en meest bijzondere vertaling (voor dezelfde uitgever, samen met Rob van der Veer) was ontegenzeglijk Vlam in de sneeuw, de briefwisseling (‘liefdesbrieven’) tussen de schrijvers Ingrid Jonker en André Brink. Prachtig geïllustreerd ook, inclusief een foto van de versleten rode trui van Brink waarin Jonker ‘bescherming zocht tegen de wereld’; en het allereerste telegram van haar aan hem: ‘BRIEF BLOMME ONTVANG STOP DANKIE VIR ALLES EN VIR JOU ANTWOORD VOLG LIEFDE = INGRID + +’. Een intrigerende formule ook, want de man Van de Veer vertaalde Brink, de vrouwen Van Santen en Vosmaer vertaalden Jonker: ‘Op die manier krijgt Brink een mannenstem en Jonker een vrouwenstem.’ Zou het? Maar indrukwekkend zijn de brieven wel – en tragisch als je weet hoe snel Jonker zich na de laatste brief van Brink van het leven beroofde.
Rouw verruchtigen
Van de lijstjes die je per jaar aanlegt, maakt dat van de overledenen je iedere keer weer bevangen, zeker als je je de mensen nog zo goed herinnert. Ze leven dan nog, hoe dood ze ook zijn. Neem John Rudge (1945–2016), een voormalig collega aan het Amsterdamse Instituut voor Vertaalwetenschap. Goed kende ik hem niet, hij vertaalde eerder stil op de achtergrond, maar wel boeken als de brieven van Van Gogh (samen met anderen) en het toneelstuk Scratch van Judith Herzberg. Of Lili Ahonen (1950–2016), die bij Fins werkte aan de Universiteit van Amsterdam en zich behalve voor haar taal ook inzette voor vertalingen eruit. In Utrecht werkte ik samen met Nelly Stienstra (1946–2016), volgens de rouwkaart ‘Edelvrouwe van de Ridderorde van het Heilige Graf van Jeruzalem’; zij doceerde op een bevlogen manier vertalen aan de universiteit, maar wel aan de hand van teksten die haar lagen. Ooit had ik zelf les van Gerda Meijerink (1939–2016), iemand met veel verdiensten, onder meer voor de Vereniging van Letterkundigen, en met veel vertalingen op haar naam (Botho Strauss, Ingo Schulze, Franz Kafka, Juli Zeh). Zo zat Gerda Meijerink ook in het comité dat Nederland in 1993 op de Frankfurter Buchmesse als gastland introduceerde. Ook Cora Polet (1930–2016) was van grote betekenis als vertaalster en als voorvechtster van de rechten van de literair vertaler. Het is gepast hier ook Pieter Steinz (1963–2016) te noemen, de stimulerende directeur van het Letterenfonds en de voormalige chef van de boekenbijlage van NRC Handelsblad, die vaak en goed over vertalingen schreef.
In 2016 overleden drie Nijhoffprijswinnaars. Thérèse Cornips (1926–2016) laat een imposant oeuvre na. Ze werd in stilte gecremeerd, Jeanne Holierhoek schreef een gepast in memoriam en wees op de door Guus Middag nog recentelijk opgetekende herinneringen van Cornips: ‘De zinnen zijn schrikbarend kaal voor wie haar vooral associeert met de gecompliceerde constructies in haar Proust-vertaling. Het woordgebruik, die fascinerende mengeling van statig, zwierig en familiair, is er gemakkelijk in te herkennen. Er schemert een spannend tijdsbeeld door die herinneringen heen. De echte biografie zal nog wel komen.’24 Zelf schreef ik op Webfilter een in memoriam voor Emanuel Kummer (1926–2016), de zelfverklaarde gallobataaf. De derde Nijhoffprijswinnaar die afgelopen jaar overleed is Marja Wiebes-van Oort (1936–2016).
De vertaalwetenschapper Gideon Toury (1942–2016) werd herdacht door Cees Koster (ook op Webfilter) en Peter Nijmeijer (1947–2016) door Peter de Waard in de Volkskrant (van 2 november 2016). Nijmeijer werd er een ‘rolling stone’ genoemd en een ‘laatste bohemien’ waartegen de formulering dat Nijmeijer vooral zelf schreef en ‘wat bij verdiende met zijn vertaalwerk’ te karig afstak. Seamus Heaney werd door hem vrij vroeg vertaald en hij zorgde ook voor een eerste bloemlezing van de gedichten van Paul Celan. Mensen die ik slechts van naam kende en in 2016 overleden waren Jan Lechner, emeritus hoogleraar Spaans te Leiden en vertaler van Rulfo, Goytisolo en Vincente Aleixandre, en Marietje van Erp Taalman Kip (1935–2016), emeritus hoogleraar Griekse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, vertaler van idyllen en epigrammen van Theocritus. Boven haar rouwadvertentie prijkt een citaat van Sappho in de vertaling van P.C. Boutens: ‘Niet oorbaar het is / Rouw te verruchtigen / In muzenbezocht / Huis: ons betaamt dit niet.’
Ieder van de hierboven genoemden zou een eerbetoon passen zoals Rudi Fuchs dat subtiel deed voor zijn in 2014 overleden vrouw Nelleke van Maaren. Fuchs stelde een fraaie tentoonstelling samen in het Stedelijk, Opwinding, met daarin veel topstukken die je van hem herkent.25 ‘Rudi Fuchs liet in zijn tentoonstelling alleen de naam van de maker en het jaartal waarin het werk gemaakt is zien, in de zalen ontbraken teksten met uitleg, hij wilde de bezoeker vooral aanzetten tot kijken.’ Wel hingen er fragmenten uit Faust, in verschillende vertalingen,26 wat ik ervoer als een geste richting zijn overleden vrouw. ‘Dat is verschrikkelijk ja,’ zei Fuchs in een interview op een vraag naar wat een overlijden teweegbrengt. ‘Alles verandert onbeschrijflijk. Een heleboel dingen worden totaal onbelangrijk. De tentoonstelling nu heeft in die zin ook iets therapeutisch: ik denk terug aan alles wat we samen hebben meegemaakt. We zijn getrouwd toen we in Leiden woonden. Ik ging schrijven en zij vertaalde. Ze had een geweldig talent om met kunstenaars om te gaan.’27
Trofeeën, kwastjes, een eierdopje
Ik vergis me zeker niet als ik zeg dat het vertalen van poëzie de laatste jaren een opbloei beleeft, zelfs als je het beperkt tot wat Paul Claes allemaal publiceert: nieuwe vertalingen van Les Fleurs du mal (in Zwarte Venus bij Athenaeum),28 The Love Song of J. Alfred Prufrock en Pomes Penyeach (bij Koppernik)29 en van Apollinaire Poèmes secrets (bij Vleugels)30. Vleugels en Koppernik heten de nieuwe uitgeverijen die met aandacht vertaalde poëzie uitgeven.31 Het moet van die kleinere uitgevers komen, al was het maar eenmalig – een heel opvallende vertaling in een zeer fraaie dubbeluitgave in eigen beheer was die van werk van Emily Dickinson en Edna St. Vincent Millay: Dwars Vers heette het tweeluik, Ans Bouter vertaalde de gedichten op een uitnodigende manier. Ook hier speelt de uitdaging mee om je met eerdere vertalingen te meten.32 Dat deed ook Bert Schreurs, die bij de Universitaire Pers Leuven een nieuwe vertaling van Rilkes De sonnetten aan Orpheus verzorgde. Rilke is een trofee voor de vertaaljager: Jan Kuijper kwam met Boomgaarden (bij Athenaeum), de gedichten die Rilke in het Frans geschreven heeft. Ellen Deckwitz vond de vertalingen ‘ingenieus en oogstrelend, zelfs voor hen die, zoals ik, niet direct liefhebbers zijn van eindrijm’.33 Resten de Russische kindergedichten die Robbert-Jan Henkes bundelde in Bij mij op de maan (bij Van Oorschot) en het prachtigste boek van 2016, eveneens een krachtmeting met een eerdere vertaling: Venus & Adonis, Shakespeare à la Bouazza, met oorspronkelijke illustraties van niemand minder dan Marlene Dumas.
Van Pasternak werden in 2016 de gedichten uitgegeven, vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes.34 In één moeite door bracht Van Oorschot met nieuwrussische oerkracht ook een nieuwe Dokter Zjivago op de markt, 58 jaar na de eerste van Nico Scheepmaker uit 1958. Van diens openingszin – ‘Zij liepen en liepen maar door en zongen “Eeuwige herinnering”, en steeds als zij ophielden leek het, alsof hun benen, de paarden, de windvlagen op hun eigen ritme doorgingen met zingen’ – maakte Aai Prins dit: ‘Almaar ging het voort onder het zingen van “Eeuwige gedachtenis”, en telkens wanneer ze stopten was het alsof de voeten, de paarden en de adem van de wind in dezelfde cadans bleven doorzingen.’ Dat is volgens Jeroen Vullings in ieder geval een vertaling met ‘intrinsiek meer vaart’.35 Nieuwrussische oerkracht is nog sterker van toepassing op de herintroductie van werk van Konstantin Paustovksi. Terecht was er veel aandacht voor Goudzand, een door vertaler Wim Hartog samengestelde bundel met verhalen, dagboeken en brieven van deze auteur. Uitgeverij Van Oorschot kondigde alvast een heruitgave aan van diens al eerder (van 1970 tot 1985) zo druk gelezen memoires. Onder de besprekingen viel die van Bert Wagendorp op, die sprak van ‘een groot moment in de Nederlandstalige literatuur’: ‘Dat klinkt vreemd, over een boek van een Russische schrijver die met zijn hele ziel en zaligheid was verbonden met zijn vaderland. Maar waarom zou een vertaling eigenlijk niét tot de Nederlandstalige literatuur kunnen behoren – als de vertaler erin is geslaagd de schoonheid van het oorspronkelijke werk niet alleen te bewaren maar het tegelijkertijd om te vormen tot een Nederlandstalig kunstwerk? Een kunstwerk dat zelfs voor Rusland nieuw is en dat het verdient de wereld te veroveren, geschapen door Konstantin Paustovski, geproduceerd door Wim Hartog.’36 Voor voormalig conferentietolk Hartog, inmiddels 76, is vertalen nog steeds ‘mijn hele wezen’: in 2017 zullen we de Paustovski-hype herbeleven.
De VPRO Gids peilde in 2016 de stand van zaken in de Franse letteren en vroeg vier ‘gardiens’ naar hun inschatting. Kiki Coumans zag in de vijftien jaren van haar vertaalcarrière de markt veramerikaniseren; ze prijst uitgever Marc Vleugels die inderdaad van enthousiasme blaakt en een fraaie reeks Franse parels uitgaf; Vleugels liet weten tegen vertalers altijd te zeggen ‘roep maar wat, wat is jouw kindje dat je nergens ondergebracht krijgt?’; Rudi Wester liet weten gestopt te zijn met het recenseren van Franse boeken, wel met de curieuze aantekening dat dat gebeurde ‘toen ze alleen nog stukken wilden over Franse literaire schandaaltjes en vertalingen’; onafhankelijk intendant van de Franse ambassade Margot Dijkgraaf was niet zo somber over de toekomst, zeggende dat het heel goed gaat met de Franse literatuur.37 Met Frans werd inderdaad veel geprobeerd. Terras presenteerde een Frans nummer, ‘Onze’ (inderdaad: #11), met hier nog onbekende Franse dichters in vertaling. Een moedige want forse en niet eenvoudige uitgave was Manette Salomon van de gebroeders Edmond en Jules de Goncourt, vertaald door Anneke Pijnappel voor uitgeverij Voetnoot; een kleine maar bijzondere uitgave was Het innerlijk toneel [Feiten], een boek waarin Marcel Cohen acht in WOII vermoorde familieleden portretteert aan de hand van de enkele voorwerpen die zij hebben nagelaten, kwastjes, een eierdopje; Athenaeum – Polak & Van Gennep gaf het boek uit in een vertaling van Katelijne De Vuyst. Schokkend was het nieuws dat de Algerijn Kamel Dahoud, van wie Filter eerder diens Camus-actualiserende Moussa of de dood van een Arabier liet bespreken door Eva Wissenburg, zich terugtrok uit het publieke debat over de islam.38 Overigens presenteerde dezelfde Eva Wissenburg zich behoorlijk als vertaalster, zowel met Arab Jazz van Karim Miské als met Wachten op Bojangles van Olivier Bourdeaut (Wereldbibliotheek). Volgens Wineke de Boer zette zij ‘dit taalvuurwerk om in vrolijk huppelend Nederlands’, een groot compliment als je de moeilijkheidsgraad van dit boek beziet.39
Schwerpunkt Im=pussy=bell
‘Dies ist, was wir teilen,’ zo presenteerden Vlaanderen en Nederland zich op de Frankfurter Buchmesse 2016, een gebeurtenis die in ieder geval een overvloed aan PR met zich meebracht, zowel in de Nederlandstalige media als in de Duitse. Koningen en koninginnen, echte en literaire, openden de beurs. Er was veel wisselwerking, Nederlandse literaire agenten werden in Duitsland gefêteerd, in de prijzenregen was het accent overduidelijk zichtbaar, tijdschriften leverden specials af, Das Mag had in de aanloop naar de Buchmesse zelfs een Duitse editie. De letterenfondsen leverden zelf de argumenten en de cijfers en het verhaal erachter, zowel vooraf als achteraf.40 Het moment van de Buchmesse was feestelijk, misschien te feestelijk gezien de hier en daar wat zurige of zelfs ietwat skeptische reacties in de pers. In het hoofdredactionele commentaar benadrukte NRC Handelsbladde kosten van het gastlandproject (of volgens een venijnige Arjen Fortuin ‘de schrijverstrein van 5,7 miljoen euro’41) en stelde de vraag of Nederlandse en Vlaamse auteurs nog wel zo’n impuls behoeven: de succesvollen hebben geen steun nodig, bevorder de literaire toekomst van ‘de minder bekende namen, die vaak even goede boeken schrijven’.42 Tiziano Perez benadrukte wel steeds dat behalve een verstandige aanloop vooral de periode van nazorg van belang is. ‘Elk vonkje interesse dat je bij een andere partij hebt gezien, moet je verder aanwakkeren. De belangstelling […] moet bestendigd worden voor de lange termijn. Als dat lukt, noem ik het pas echt perfect.’43
Sommige boeken gingen inderdaad als vanzelf de buitenlandse toonbanken over. Het diner van Herman Koch nu ook in China bijvoorbeeld; de auteur zelf deed daar wat geërgerd over, als reactie op de vermeende veronderstelling dat hij om dat enorme succes te bewerkstelligen een commerciële knieval zou hebben gemaakt: ‘Zodra het de grenzen over gaat, wordt het verdacht. Dat vind ik bizar.’44 Een ander voorbeeld is HEX, een succesvol horrorboek van Thomas Olde Heuvelt dat in de zomer van 2016 al aan zestien landen was verkocht en dat de auteur voor de Amerikaanse uitgave herschreef, onder meer door de plaats van handeling (Beek bij Nijmegen) te verplaatsen naar de Hudsonvallei in de staat New York.45 Er werden ook boeken vertaald die grote lezersaantallen verdienen. Ik noem de nieuwe Duitse delen van Voskuils Het Bureau door de onvermoeibare Gerd Busse of de Werke van Nescio, vertaald door Christiane Kuby en Herbert Post.
Uitzonderlijk en een eigen receptiestudie waard was de grote aandacht voor The Evenings, de titel die Sam Garrett gaf aan zijn vertaling van het befaamde debuut van Gerard Reve: apart, want anders dan gebruikelijk was er ook veel aandacht voor in de Nederlandstalige media, waarbij de clichés niet werden geschuwd (‘Literaire tulp bloeit op’, aldus de Volkskrant van 15 november 2016). Maar ook grootheden als Tim Parks werden ingeschakeld om in chique kranten als The Guardian zinnen te citeren als ‘All is lost, he thought, everything is ruined, it’s ten past three.’46 Apart mag je ook de uitgave noemen van Grasses and Trees – Grassen en bomen, de vertaling in het Engels van de ‘very short stories by A.L. Snijders’ door Lydia Davis die uitkwam te Enschede/Doetinchem (bij AFdH Uitgevers). In The New York Review of Books schreef ze in december over de ‘Eleven Pleasures of Translating’ – ja, het zijn er vast elf). Maar als ik mag kiezen – van mezelf dan, ik heb het in eigen hand – dan zijn de echt bijzondere uitgaven de Chinese vertaling van de Brieven van Van Gogh door Lin Ringhui samen met vijf andere topvertalers (weliswaar via het Engels) en de vertaling in het Indonesisch van Gert Oostindië’s Soldaat in Indonesië: Serdadu Belanda di Indonesia 1945-1950: Kesaksian perang pada sisi sejarah yang salah, wat ‘getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ zal betekenen.
Ik stuitte voorts bij toeval op een behoorlijk heroïsche vertaling: Arno Schmidts meesterwerk Zettel’s Traum verscheen in het Engels als Botton’s Dream. De in Berlijn woonachtige John E. Woods, die behalve Schmidt onder meer ook de grote romans van Thomas Mann vertaalde, wilde na 25.000 manuren vertalen dit: ‘The nirvana of what I do is to capture for an English-speaking reader, let’s hope, most of the aesthetic and intellectual charm, delight, and beauty of the original. More, I can’t do.’ Om je te kunnen voorstellen wat het betekent om Zettel’s Traum te vertalen moet je het boek ter hand nemen: ‘Im=pussy=bell’.47
Naar Hawaï en Ithaka
Er wordt wat af vertaald uit het Engels. En gehypet. En geïntroduceerd. Ik trapte er vaak in, maar het vertaalsucces van Melvilles De klerk Bartleby (in een vertaling van Rosalien van Witsen voor Athenaeum – Polak & Van Gennep) of van De meisjes van Emma Cline (vertaald door Tjadine Stheeman voor Lebowski) verbaasde toch wel zeer. De meisjes heeft alles van een debuut, in de negatieve zin van dat woord, en de stof (de bruiden van Charles Manson) heeft allang een meesterwerk opgeleverd (Van der Heijdens Het schervengericht); De klerk is een niet heel bijzonder verhaal, weliswaar van een meester, maar de actualiteit ervan ontging me. Dat was niet het geval bij grote hedendaagse grootmeesters: De rode stoeltjes van Edna O’Brien, dat Paul Bruijn en Molly van Gelder mochten vertalen voor De Bezige Bij, Nora van Colm Tóibin, vertaald door Anneke Bok voor De Geus, en Nulpunt van Don DeLillo, dat bij Ambo | Anthos verscheen in de vertaling van Jan Fastenau. Hervertaald werd er ook: Bananafish liet Ko Kooman de vertaling overdoen van Flannery O’Connors Wise Blood, en dat terwijl er een intrigerende vertaling bestaat van de dichteres Eva Gerlach; bij Athenaeum vulden Henkes en Bindervoet hun Joyce-oeuvre aan met Dublinezen, in een uitgave waarin veel wordt toegelicht, intelligent en geestig – de vertaling nodigt er van woord tot woord toe uit haar met het origineel en eerdere vertalingen, al dan niet in het Nederlands, te vergelijken. En steeds meer jonge vertalers krijgen kansen, bijvoorbeeld Patricia Moerland die voor Leesmagazijn Renata Adlers Speedboat vertaalde, of Evi Hoste en Anniek Kool, die het meest besproken boek van 2016 vertaalden: I love Dick van Chris Kraus (Lebowski bracht dit boek uit 1997 voor het eerst in het Nederlands op de markt). Wat een interviews met Chris Kraus, wat een aandacht; feministische cultuurkritiek doet het goed (terecht). Hier en daar ontstond er rond I love Dick ook discussie: Christophe Vekeman raadde het boek in De Morgen van 25 mei 2016 categorisch af en sprak van egotripperij en ‘hemeltergende dufheid en bekrompenheid’; Sarah Posman diende hem (op deReactor.org) van repliek en verweet Vekeman het boek ‘op de meest enge manier persoonlijk gelezen te hebben’. Het boek verwarde de geesten dus, en je zou niet zeggen dat het ook gezien wordt als een komedie. Mag ik ten slotte nog een lans breken voor een boek dat nauwelijks besproken werd, misschien omdat het minder over vrouwen dan over surfen gaat? William Finnegans Primitieve dagen werd vertaald door Roland Fagel en Emile Schra voor Prometheus. Het zijn memoires, een dik boek, winnaar van de Pulitzer Prize voor (auto-)biografieën, en het staat vol surfjargon. Het had de vertalers niet geholpen om af te reizen naar surfparadijzen als Hawaï of de Jeffreysbaai – het taaltje is nog Engelser dan het hedendaagse Nederlands dat al is – maar het had ze wel uit de sobere vertaalkamer gehaald.
Patrick Lateur ging wel op stap. Hij voegde aan zijn Ilias (2010) een Odyssee toe (Athenaeum – Polak & Van Gennep). Imme Dros deed hetzelfde: ze herzag voor Van Oorschot, waar in 2015 haar Ilias verscheen, haar Odysseia uit 1991. De vertalingen werden druk besproken en ook vergeleken, onder meer door Patrick De Rynck, die in De Standaard een aantal waarnemingen biedt en de keuze aan de lezer laat.48 En door David Rijser: ‘Bij Dros lees ik meer Dros, bij Lateur is de sfeer van die tijd er meer in blijven zitten,’ in een artikel waarin Misha Melita zich afvraagt wat het 2800 jaar oude heldenepos nog interessant maakt in deze tijd.49 Veel argumenten, onder meer deze van bovengenoemde Rijser: ‘De huidige mens is te veel op het heden gefixeerd. We zijn het terugkijken aan het verliezen.’ De Standaard stuurde Lateur naar Ithaka, wat een fraaie reportage en een al even fraaie foto van de pootjebadende vertaler opleverde. Hij toverde het antwoord op de Parool-vraag simpelweg te voorschijn: ‘De Odyssee stelt de vraag naar het geluk. Hoe moet je leven om gelukkig te zijn.’50 Er was wel kritiek te horen, al had Piet Gerbrandy uiteindelijk maar één bezwaar: dat Lateur, zoals in Vlaanderen gebruikelijk is, de held een klemtoon op de eerste lettergreep geeft. Maar hij is mild en ziet het als ‘symptoom van zijn tegendraadse karakter’, van Odysseus welteverstaan.51
Bij de belangrijke non-fictie van 2016 waren opmerkelijk genoeg ook twee Nederlandse vertalingen van Engelstalige boeken van Nederlandse auteurs: apenkenner Frans de Waals Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? en Hun beloofde landvan Ian Buruma.52 In een enkele recensie werd geklaagd over anglicismen,53 maar Buruma verantwoordde het gekozen procedé: ‘Tweetaligheid – in de zin van een tweetalige opvoeding – heeft met al haar voordelen ook een klein nadeel: een vertaling van mijn eigen tekst door een ander kan vreemd, ergerlijk, en zelfs haast ondraaglijk zijn. Dit hoeft niets te maken te hebben met de kwaliteit van de vertaling. Zelfs als die volkomen klopt, is het nooit zoals ik het zelf in mijn eigen woorden zou hebben gezegd.’ Hij schrijft dit in zijn dankwoord, vertaald of niet, en zegt dat hij het niet beter had kunnen doen – ‘Nee, het is veel beter dan ik het zelf had kunnen doen. En daarvoor wil ik hier mijn diepe dankbaarheid betuigen.’54 De vertalingen lijken met zorg gedaan, de wetenschappers hebben allebei vast intensief meegelezen. Bij sommige boeken heb je dat nodig, zeker met een boek dat in 2017 zal verschijnen: een Nederlandse vertaling van Hitlers Mein Kampf. Prometheus kondigde een ‘wetenschappelijk verantwoorde’ editie aan, maar zette er een ervaren vertaler op die echter amper uit het Duits heeft vertaald. De uitgever stelde een Raad van Advies in, bestaande uit vier zwaargewichtige historici: geen taaldeskundigen dus, vertaalwetenschappers noch vertalers. Dat lijkt me vragen om moeilijkheden.
Waarmee we ongemerkt bij Duits zijn aangeland. Bijzonder maar nauwelijks besproken waren een herziene vertaling van Kafka’s Amerika door Willem van Toorn55 en een vertaling door Olaf Brenninkmeijer van een bijzonder boek: Goddelijke kunst heet het bij ons (in een uitgave van Cossee) en Navid Kermani bespreekt daarin christelijke kunst vanuit een niet-christelijk, oriëntalistisch perspectief. Twee andere boeken werden druk besproken en verdienen bewondering. Het eerste is Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht, het veel geprezen fictie/non-fictie boek van Frank Witzel dat Josephine Rijnaarts samen met Ard Posthuma vertaalde voor Lebowski. Het boek wemelt van de registers, stijlen, uitprobeersels waar een permanente hyperactieve vertaalsensitiviteit voor nodig is geweest: de vertaling werd zeer geprezen, en terecht.56
Maar dan het tweede boek uit het Duits – met een fameuze eerste zin van Peter Kaaij in Groene Heinrich: ‘Van al de Zwitserse steden het mooist is een stad die zowel aan een meer als aan een rivier gelegen is en daardoor als een ruime poort aan het eind van het meer rechtstreeks de rivier naar binnen laat, die dwars door haar heen landinwaarts stroomt.’57 Dat is een bewonderenswaardige vertaalzin, die doet denken aan de zinnen van Kaaij die zo prominent aanwezig waren in Arthur Langevelds Vertalen wat er staat – wederom leerzame stof dus. Kaaij voegde er een indrukwekkend nawoord aan toe, deskundig tot en met en op alle vlakken. Het boek van Gottfried Keller uit 1854/55 is voor het eerst vertaald. In de Volkskrant58 werd gesuggereerd dat we daarmee ‘wereldwijd de eerste’ zijn, maar Green Henry (2003) bestaat wel degelijk alsmede diens broers Henri le Vert (1981), Enrique El Verde (2002) en Enrico il Verde (1944). Kaaij vertaalde wel de originele versie, dat is waar, en hij verantwoordde de vertaling ervan uitgebreid: ‘Ik heb principieel gekozen voor een in precieze filologie gewortelde vertaling, een vertaling die tot in de kleinste vezels, van interpunctie via semantiek tot pragmatiek, van micro- tot macrostructuren, haar tekstlinguïstische “roots” niet los probeert te laten, wat niet uitsluit – of misschien zelfs nodig maakt – dat ook de lezer van nu tegemoet wordt gekomen. Niet heb ik gekozen, heb niet kúnnen kiezen, voor een letterlijke vertaling, niet voor het zinledige, paradoxale “vertalen wat er staat”. Ik geloof niet in het vrome ethos van de “eerlijke” vertaler die als “getrouw” verkoopt wat slechts de schoolse, eendimensionale transcriptie van “heilig” geachte teksten is.’59 Een vertaling die enorm respect verdient en is als ‘een heel mooi groen tapijt van gras’ dat volgens de slotwoorden van de roman op het graf van Groene Heinrich groeit.
Vermeldenswaard is zeker nog László Krasznahorkais De melancholie van het verzet (verschenen bij de Wereldbibliotheek), waarvan de lange zinnen door Mari Alföldy even goed vertaald zijn als in Satanstango, het boek waarvoor zij in 2014 de Filter Vertaalprijs won – Cyrille Offermans was er verrukt van (‘Een diepe buiging!’) en Peter Swanborn vond dat ze ook voor deze ‘titanenklus’ een prijs verdiende.60 Mooi was verder ook Olja Savičević’ Vaarwel, cowboy, vertaald door Roel Schuyt – een initiatief van Bananafish, dat avontuurlijk uitgeeft en veel aandacht aan vertalers schenkt. Zonder Bananafish was Taqwacore van Michael Muhammad Knight, vertaald door Krijn Peter Hesselink, vast nooit tot ons gekomen.61 Maar er is veel meer dat ‘overigens’ vermeld kan worden.
Parfum uit luipaarden
Misschien is de jaarlijkse toon van deze traditionele inleiding wel het best te omschrijven als die van de faits divers, iets tussen echte en alternatieve feiten in. Maar er blijft altijd iets dat van nature de moeite waard is om als ‘overigens’ vermeld te worden: het niet vermelden van de naam van de vertaler als je werk besproken wordt (Jabik Veenbaas zag zijn naam niet staan toen Maarten Doorman De structuurverandering van het publieke domein, een massief werk van de filosoof Jürgen Habermas, besprak)62; een fraai folderboekje van de Franse Pléiadereeks waarin je kunt zien hoe vanzelfsprekend vertaalde oeuvres tot de Franse klassieken worden gerekend (niet alleen Shakespeare, maar ook Mark Twain, Vargas Llosa, Ernst Jünger en Virginia Woolf); een Amerikaan die Ollie B. Bommel vertaalde en hem inzette in de verkiezingen voor het presidentschap, maar gezien Trump wel moest opteren voor een wat vrijere vertaling van Tom Poes63; dat Niña Weijers het feit dat ze Barthes in een Amerikaanse vertaling las ‘eigenlijk een rare en enigszins schaamtevolle omweg’ noemde64; dat de Groene Bijbel, waarin de tekst van de Nieuwe Bijbelvertaling in ‘groene’ inkt is gedrukt en aangevuld met natuurfoto’s en duurzaam commentaar, niet op papier van gerecyclede Bijbels gedrukt bleek te zijn en dat vervolgens de gehele oplage eingestampft werd; dat de jonge vertalers rond Vertaalkriebels samen met de Master Literair Vertalen op 11 maart 2016 een spannende studiemiddag ‘De jonge vertaler als literair agent’ organiseerden, en dat PLUK verscheen, een tijdschrift dat de beginnende vertalers een extra podium wil bieden.
Daarnaast waren er andere feiten die minder divers waren en eerder ernstig: dat het leenrechtgeld terugloopt en dat de VvL (nu: Auteursbond) terecht wijst op verschillende uitkomsten van verschillende peilingen; dat ik een eigen constatering van zestien jaar geleden rustig zou kunnen herhalen: ‘Ondanks goede initiatieven en vele gezamenlijke inspanningen blijft het een feit dat in Nederland op het brede gebied van het vertalen geen sprake is van een samenhangend beleid dat in overleg tussen de betrokken instituties ontwikkeld wordt. Er is een enorme versnippering van kennis van zaken, een grote diversiteit van belangen en de beslisstructuren zijn ongelijksoortig’65; dat de bezuinigingen van de afgelopen jaren ‘een ravage’ hebben aangericht in de kunstwereld en dat vertalers nog steeds ‘geen fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen’66; dat dat laatste bevestigd werd door het inkomensonderzoek waarmee het Nederlandse Letterenfonds in de zomer 2016 naar buiten kwam67; in dezelfde lijn werd de kwalitatieve neergang van het ondertitelen aan de kaak gesteld en geweten aan onderbetaling.68 Leven we in cultuurarmoedige tijden waarin afkalving en vervlakking aan de orde van de dag zijn?
Ik wil eindigen met het stevigste stukje dat ik in 2016 las, een dat begint met de curieuze zin ‘Geuren van parfum stegen op uit luipaarden’.69 Het is een klassieke column van Maxim Februari die ik het liefst in zijn geheel zou willen citeren. Februari pleit voor afwijking, afwijking als mens, afwijking in sociaal gedrag, gerelateerd aan afwijkend taalgebruik. Februari keert zich bijvoorbeeld tegen persklaarmakers die rare woorden vervangen door gebruikelijker woorden en tijdschriftredacteuren die meegaan in het normaliseringsproces (uit luipaarden kunnen geen parfumgeuren opstijgen). Of het nu klopt dat de oorzaak van het normaliseren het neoliberalisme is dat het vermogen tot verbeelden aantast, daar wil ik vanaf wezen (althans, ik vind het idee wel degelijk aantrekkelijk). Maar zijn pleidooi voor meer begrip voor andermans culturele en sociale posities en profielen en daarmee andermans taalregisters, was me uit het hart gegrepen: ‘De veelvormigheid van onze taal wordt bedreigd door het neoliberalisme,’ stond er, en ‘De wereld wordt beschreven in stereotypen.’ De column is van belang voor vertalers. Het is voor hen ook prettig om te lezen dat je voor ‘echte’ communicatie behalve taalkennis stijlgevoeligheid nodig hebt. Ik besluit daarom Februari het laatste woord te geven en vertaalengelachtig te eindigen: ‘Communicatie zal altijd bemoeilijkt worden door stijlbreuken, toespelingen, understatements, bombasmen en de onvermijdelijke anticlimax. Gevoeligheid voor stijl bevorderen, lijkt dan ook verstandiger dan taal platslaan.’
Noten
1 Dit is van het net geplukt, waar ook verwijzingen naar het WNT staan – even doorbladeren levert bovendien schitterende woorden op als ‘bevangenis’ en ‘bevangsel’.
2 Antwerpen: Vrijdag 2016 & Amsterdam: Podium 2016.
3 Nijmegen: Vantilt 2016, p. 11.
4 NRC Handelsblad, 27 januari 2017.
5 De Morgen, 2 november 2016, onder de titel: ‘Over de vrouwen niets dan kwaads’.
6 ‘Scoren, man. Ze gaan allemaal plat voor de bijl.’
7 Brief Interviews With Hideous Men (Little Brown and Company). In De Standaard (21 oktober 2016) sprak Christophe van Gerrewey van een ‘knappe vertaling’.
8 Trouw, 22 oktober 2016. Het boek werd vertaald door Irving Pardoen voor Hollands Diep.
9 Over De stenen die huizen bouwen (Meulenhoff), in de Volkskrant van 1 oktober 2016.
10 Trouw, 27 augustus 2016. Het boek verscheen bij The House of Books.
11 In de Volkskrant van 13 april 2016. De tijdsaanduiding in het origineel is ‘0545’, de openingszin ‘September. It seems these luminous days will never end.’ In de vertaling (‘September. Het lijkt alsof er nooit een einde zal komen aan deze stralende dagen.’) wil Ouariachi dat de stralende dagen onderwerp van de zin blijven.
12 Voor ‘All work and no play makes Jack a dull boy.’ Het is evengoed een vondst van het roemruchte vertaalduo, maar dan moet je inderdaad de uitdrukking wel kennen. In: Elsevier, 20 augustus 2016.
13 De ontscheping door Jef Elbers (voor De blauwe tijger), NRC Handelsblad van 16 september 2016.
14 http://www.dereactor.org/home/detail/voor_en_tijdens_en_na_en_voorbij_dada/, 26 juni 2016, geraadpleegd op 18 januari 2017.
15 Vrij Nederland, Detective en Thrillergids, juni 2016, p. 12.
16 Aldus de Süddeutsche Zeitung (23 december 2016), toen bekend werd dat de Prix Gérard de Nerval (voor vertalingen Duits-Frans) wordt afgeschaft. Maar het Goethe-Institut te Parijs komt naar verluidt met een nieuwe prijs.
17 Linguaan. Kwartaalblad over talen, vertalen en tolken, 27:2 (zomer 2016), p. 6–15 (in een interview door Jan Machiel Butter, getiteld ‘De muis en de olifant: over meestampen en sporen wissen’), hier p. 11.
18 ‘De smaak van…’, NRC Handelsblad, 6 mei 2016.
19 Op de Facebookpagina van Hanneke Marttin, 7 januari 2016 om 12.19 uur.
20 ‘Mijn lul was een plank vast aan haar maag. Met een uitwijken van haar heupen, draaide ze me over en ik was op de top van haar. Ze opende haar benen, trok haar jurk en, terwijl ik mijn heupen over haar, duwde mijn lul tegen haar opening. Ik was haar speeltje, die ze verplaatst. Onze geslachten waren klaar, klaar in afwachting, nauwelijks te raken elkaar: balletdansers zweven en pointe.’ In de Volkskrant van 2 december 2016.
21 Op 5 oktober 2016.
22 Het boek verscheen bij de Wereldbibliotheek, vertaald door Marieke van Laake. Bespreking in NRC Handelsblad van 14 oktober 2016. Overigens liet de Wereldbibliotheek de vertaling Kwellende liefde herzien door Manon Smits; Emilia Menkveld was er in Trouw op 19 maart 2016 positief over (‘prachtig’).
23 Gezien op 15 oktober 2016.
24 Op haar blogspot van 9 maart 2016.
25 Zie zijn eigen toelichting: www.stedelijk.nl/upload/SM%20OPWINDING_24mei.pdf
26 In de zalen hangen ingelijst vertalingen van een citaat uit Goethes Faust, het refereert aan de tentoonstelling waarin Fuchs nog eens op een rijtje zet wat hij in zijn tijd als museumdirecteur aangekocht heeft. Goethe schrijft op latere leeftijd het tweede deel van de Faust en heeft het over gestalten die hij weer tot leven wil wekken: ‘… mijn hart voelt zich als vroeger opgewonden om de betovering die jullie konden geven’. Door dit citaat in verschillende vertalingen op te nemen wordt er bedekt verwezen naar mensen die er niet meer zijn.
27 NRC Handelsblad, 28 mei 2016.
28 Door Martin de Haan in een uitstekend stuk op deReactor.org afgezet tegen die van Decorte, Verstegen, Van der Sterre en Hoosemans.
29 Graa Boomsma werd er kregelig van: ‘rijmdwang, ritme en vertalen wat er niet staat, afwijkende woordkeus. Waarom wordt “And should I then presume / And how should I begin?” in het Nederlands het wat duistere “En wat zou ik me dan vermeten / En hoe begin ik eraan?” Vermeten?’ (De Groene Amsterdammer, 28 juli 2016).
30 In een kleine maar fijne recensie verzocht Arjan Peters om ‘okseldotjes’ in plaats van ‘okselbosjes’ (voor ‘touffes d’aisselles’, in de Volkskrant van 25 juni 2016). Ik kon me er iets bij voorstellen.
31 Bijvoorbeeld: Huub Beurskens bracht Gedicht aan de duur van Peter Handke uit bij Koppernik, Kiki Coumans De gebogen planken van Yves Bonnefoy bij Vleugels.
32 Van Edna is nagenoeg niets vertaald. In het geval van Emily neemt Ans Bouter het op tegen Simon Vestdijk (1939), Elly de Waard (1990), Lucienne Stassaert (2005) en Peter Verstegen (2011): ‘Ik woon in al het mogelijke / Dat proza overtreft / Een huis dat veel meer ramen / En tal van deuren heeft.’ Verstegen handhaaft dickinsoniaanse eigenaardigheden in zijn vertaling: ‘Ik woon in Mogelijkheid – / Mooier dan Proza’s Huis – / Dat talrijker aan Ramen – met / Deuren – solider is –’. Stassaert eveneens, maar milder: ‘Ik ben thuis in het Mogelijke – / Een mooier huis dan Proza – / Met meer dan genoeg Ramen – / En hogere deuren – /’
33 NRC Handelsblad, 6 mei 2016.
34 Guus Middag besprak deze vertaling, die volgens hem ‘een enkele keer wat belegen’ oogt, uitgebreid in NRC Handelsblad op 16 december 2016. Overigens verscheen in 2016, in het jaar van haar overlijden, van Marja Wiebes ook een nieuwe vertaling van de bekendste verhalen van Tolstoj, bij Van Oorschot, in samenwerking met Yolanda Bloemen en Froukje Slofstra.
35 Vrij Nederland, 26 maart 2016.
36 In de Volkskrant (Sir Edmund) van 25 juni 2016.
37 VPRO Gids van 19–25 maart 2016, p. 30–33.
38 Cf. NRC Handelsblad, 23 februari 2016.
39 In de Volkskrant van 3 september 2016. Uit eigen waarneming kan ik zeggen dat Karim Miskés Arab Jazz (De Geus) van dezelfde vertaalster eveneens zeer overtuigt.
40 Vgl. http://www.letterenfonds.nl/nl/entry/1385/grunberg-en-van-den-broeck-openen-frankfurter-buchmesse en vooral via de volgende link is te zien wat de resultaten van het gastlandschap volgens de Fondsen zelf geweest is: http://www.letterenfonds.nl/nl/entry/1470/gastlandschap-belangrijke-impuls-verspreiding-nederlandse-lit
41 NRC Handelsblad, 21 oktober 2016.
42 NRC Handelsblad, 19 oktober 2016.
43 de Volkskrant, 15 oktober 2016.
44 Het Parool (PS), 29 oktober 2016.
45 Cf. het interview met de auteur in NRC Handelsblad van 19 augustus 2016.
46 ‘The Evenings by Gerard Reve review – a masterpiece, translated at long last’, The Guardian, 9 november 2016.
47 Esther Yi in The New Yorker, 3 november 2016.
48 Op 12 februari 2016.
49 Het Parool, 5 juli 2016.
50 De Standaard der Letteren, 9 september 2016.
51 In de Volkskrant van 17 september 2016. Guus Middag had graag iets meer kleur en diepte en vervoering gezien (NRC Handelsblad, 15 juli 2016).
52 Allebei bij Atlas Contact, resp. vertaald door Jan Pieter van der Sterre en Reintje Ghoos en door Arthur Wevers, met redactionele steun van Hanca Leppink en Anita Roeland.
53 Over De Waals boek, in Trouw van 16 april 2016.
54 Hun beloofde land, p. 274.
55 Onder de titel Amerika of de verdwenen jongen (Athenaeum – Polak & Van Gennep). De voorgaande, nog niet zo oude vertaling maakte Van Toorn samen met Gerda Meijerink (1995); de eerste Amerika-vertaling was van Nini Brunt (1954), een vertaling die later werd herzien door Hans Hom in het Verzameld werk van 1984.
56 Annemiek Hendriks citeerde in Trouw (op 24 december 2016) de jury van de Deutsche Buchpreis die met het boek gewonnen werd; zij sprak van een ‘geniaal taalkunstwerk’ en voegde er tussen haakjes aan toe ‘wat in het Nederlands overeind blijft, een hele prestatie’. Jerker Spits had het in De Groene Amsterdammer (27 oktober 2016) over een mammoetwerk waarin de twee vertalers ‘met verve’ zijn geslaagd.
57 Athenaeum – Polak & Van Gennep 2016, p. 9.
58 19 maart 2016.
59 ‘Nawoord van de vertaler’, p. 957–996, hier p. 957.
60 Resp. in De Groene Amsterdammer van 13 oktober 2016 en de Volkskrant van 22 oktober 2016. Niet te vergeten Wil Rouleaux, die in Trouw (17 september 2016) van een ‘krachttoer’ sprak en van ‘een geweldige prestatie. Ook aan haar is het te danken dat De melancholie van het verzet zo’n verpletterende indruk maakt.’ Hoezo ook?
61 Chris Keulemans noemde het boek over jonge moslims in Buffalo, New York ‘razendsnel, hypergevoelig, hongerig naar levenservaring en het licht aan de horizon’ (De Groene Amsterdammer, 5 mei 2016).
62 In de Volkskrant, 9 april 2016.
63 Het werd ‘Ocelot’ die heer ‘Bomble’ op het goede pad moet houden. De vertaler heet Adrian Meerman. Bron: de Volkskrant van 5 oktober 2016.
64 De Groene Amsterdammer, 13 oktober 2016.
65 Zie: http://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2000/71/naar-een-nieuw-vertaalbeleid-42-48.aspx
66 Nanda Troost schreef daar een belangwekkend artikel over met de kop ‘Kunstenaar werkt weer voor een hongerloontje’ (in de Volkskrant van 22 januari 2016).
67 Het onderzoek betreft de belastingjaren 2013 en 2014 en werd uitgevoerd door het Haagse onderzoeksbureau APE. In te zien via: http://www.letterenfonds.nl/nl/entry/1350/inkomensonderzoek-schrijvers-en-vertalers
68 ‘Gezocht: ondertitels voor (bijna) niks’, Heleen Gorris, NRC Handelsblad, 16 augustus 2016.
69 NRC Handelsblad, 7 juni 2016.