Eind 2016 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff Korte gesprekken met afgrijselijke mannen, een bundel met 23 korte verhalen van David Foster Wallace (1962–2008) in een Nederlandse vertaling van Leen Van Den Broucke en Iannis Goerlandt. Het is Wallace’ meest toegankelijke boek. Lang niet iedereen ervaart de stijl van Wallace als een genoegen, maar over één ding is vrijwel iedereen het eens: hij was een van de meest geniale en getalenteerde schrijvers van zijn generatie. Zijn teksten zijn creatief maar ook gecontroleerd, intens en toch natuurlijk, zelden vrolijk, maar altijd vol humor.
Toen ik twintig jaar geleden tijdens mijn studie Engelse taal- en letterkunde zijn pas verschenen, complexe en vaak hilarische roman Infinite Jest las – soms tot waterens toe – heeft dat een onuitwisbare indruk achtergelaten. Maar hoe ruimer mijn blik op de literatuur werd, hoe meer ik vond dat er aan het talige vuurwerk van Wallace iets ontbrak. Niet dat ik hem een pedante academische poseur vind – de meest gehoorde kritiek op Wallace – maar het narratieve in zijn teksten lijkt nogal dun, omdat het talige zo op de voorgrond wordt geplaatst dat er een soort verlamming optreedt en het verhaal via de achterdeur uit de tekst stapt. Je kunt in veel verhalen in Korte gesprekken met afgrijselijke mannen weliswaar een kritiek zien op de mannelijke zelfverheerlijking, maar Wallace vertelt geen parabels, zijn personages komen niet tot inzicht. Door het veellagige, veelvormige talige bouwwerk dat Wallace telkens opnieuw opricht, blijft het narratieve ontoegankelijk, ongrijpbaar, onvolledig of zelfs helemaal afwezig. Misschien is het geheim van Wallace dat in het absolute hart van de tekst slechts de leegte is, het niets, en kun je zijn verhalen alleen lezen als het perifere spel met de taal als instrument om die leegte te bestrijden. De personages in deze bundel korte verhalen houden zich vast aan de illusie van het omgekeerde, dat zij met hun gesprekken (of eerder monologen, want de vragen zijn steeds weggelaten) de werkelijkheid vorm geven. Maar telkens blijkt dat ze met hun vertelling slechts hun eigen werkelijkheid kunnen weergeven en daarom vallen ze een voor een door de mand.
Als taal de essentie is van deze teksten, dan staat de vertaler voor de bijzonder grote uitdaging om die narratieve leegte een nieuwe talige vorm te geven. Het valt niet mee om de persoonlijke stijl van Wallace in één zin te omschrijven, want zijn stijl vouwt zich als het ware steeds om de personages en om hun spraakgewoonten heen: Wallace schrijft tegelijkertijd in de stijl van zijn personages en over hen. De vertalers zijn echt de strijd aangegaan om deze gecompliceerde tekst met zijn vele lagen en vormen in goed Nederlands te vertalen en de auteur recht te doen, en dan niet alleen door middel van spitsvondigheden. Oké, soms is zo’n vondst nodig en lukt dat ook aardig:
[He] pronounced ‘epitome’ as dactylic. (236)
‘Normaliter’ sprak hij uit als een inhoudsmaat. (277)
De vertalers hebben gelukkig niet te letterlijk vertaald. Ze hebben voldoende afstand genomen van de tekst en met de middelen van het Nederlands alles van de grond af weer opgebouwd, naar de geest van de tekst. Het is voor het eerst dat ik Wallace in het Nederlands heb gelezen en ik heb het vuur in zijn teksten door deze vertaling herontdekt.
Wallace is zoals steeds niet zuinig met het gebruik van verschillende stijlen, genres en registers. De korte gesprekken uit de titel zijn gesproken monologen van psychopathische, misogyne, enge mannen die elk met een eigen stem spreken. Daarnaast zijn er nog andere verhalen in het boek opgenomen, zoals ‘De depressieve persoon’. Dit verhaal dat de vorm heeft van een klinisch verslag is misschien wel het briljantste stuk proza dat Wallace ooit heeft geschreven. Juist doordat hij binnen het genre van het medische verslag een spel speelt met registers, is het een vreemde leeservaring. De vertalers hebben zich niet beperkt tot wat de brontekst hen te bieden had. Ze hebben Nederlandse stijlmiddelen ingezet om het genrebewustzijn van de lezer op te roepen. Het volgende fragment (de hele zin is helaas te lang voor deze bespreking) is daar een mooi voorbeeld van:
… the memory of the traumatic incident in college and the depressed person’s reactive presumption of derision and ridicule… (56)
… de herinnering aan het traumatische voorval op de universiteit alsook de dientengevolge door de depressieve persoon vermoede spot en hoon… (65)
Deze zin met ‘alsook’, ‘dientengevolge’, lexicaal in de brontekst helemaal niet aanwezig, en de syntaxis in ‘de dientengevolge door de depressieve persoon vermoede spot en hoon’ én de eindeloos lange zinnen in het verhaal associeer je vanzelf met een soort ambtelijk apparaat. Er is daarnaast ook het bewust wisselende register, zodat je in dezelfde zin het spreektalige ‘kutten van ouders’ leest (wanneer het hoofdpersonage woedend wordt) naast een hoger ambtelijk register met vaste formules zoals ‘ter vervulling van een narcistische fantasie’, ‘ten gunste van’, ‘ertoe noopten’, ‘geenszins’, ‘mede dankzij’, ‘d.w.z.’).
Ondanks de knappe reconstructie in het Nederlands blijft ‘De depressieve persoon’ bewust een ontoegankelijke tekst. Als je bijvoorbeeld merkt dat een zin van een halve bladzijde tweemaal wordt onderbroken met voetnoten die elk nog eens twee bladzijden lang doorgaan in dezelfde stijl is het veel eenvoudiger om het lezen te staken. Er is volharding vereist van vertaler en lezer. Ik dacht daarbij ook aan Harry Mulisch wiens verteller in het tweede hoofdstuk van De procedure hoopt de ‘meelezers’ na het moeilijke eerste hoofdstuk te hebben afgeschud. Toegegeven, het heeft iets heroïsch en masochistisch om een verhaal als ‘De depressieve persoon’ te lezen. Het is eigenlijk onmogelijk om deze tekst in zijn geheel te bevatten, maar halverwege het verhaal voelde ik, ondanks de pijnlijke inhoud, spontaan een glimlach ontstaan die niet meer wegging.
Het verhaal ‘KG/48 08-97 APPLETON, WI’ (de titels van de gesprekken lijken op een administratieve verwijzing) is een monoloog van een schijnbaar nette man die in bed zijn vrouwen liefst vastbindt, waarvoor hij wel steeds toestemming vraagt. Maar ja, met zo’n voorstel kun je natuurlijk niet bij iedereen aankomen. Het verhaal lijkt te gaan over het ritueel dat hij heeft ontwikkeld, waarmee hij na twee afspraakjes kan inschatten wie door hem vastgebonden wenst te worden. Maar dat is niet wat van deze man een afgrijselijke man maakt. De clou ligt uiteraard in de taal. De verteller spreekt op een gecontroleerde, zakelijke en zelfbewuste toon. Maar deze ruis verbergt zijn diepe wanhoop, die doorbreekt wanneer hij over zijn moeder begint:
She became cold and rejecting, rebuffing any attempts as a small child on my part to receive reassurance and affection, sometimes sending me alone to my bedroom and refusing to let me out for some rigidly specified period while my twin sister continued to enjoy unconfined freedom of movement about the house and also continued to receive warmth and maternal affection. (96)
Ze werd kil en afwerend en versmaadde pogingen mijnerzijds als klein kind om geruststelling en genegenheid te vragen; soms stuurde ze me alleen naar mijn kamer en weigerde me eruit te laten voor een streng afgebakende periode terwijl mijn tweelingzus onbeperkte bewegingsvrijheid in huis bleef genieten en eveneens warmte en moederlijke genegenheid bleef ontvangen. (111)
Ik vind de toon in dit fragment treffend weergegeven en ik bewonder vertalers die woorden als ‘versmaadde’ en ‘mijnerzijds’ in een moderne tekst durven te gebruiken. Het trauma is droogjes een ‘afgebakende periode’ waarin de spreker geen ‘onbeperkte bewegingsvrijheid [kon] genieten’. De spreker probeert door middel van deze afstandelijke woordenstroom het trauma van de opsluiting in bedwang te houden, maar tegelijkertijd schemeren de wanhoop en de eenzaamheid door zijn monoloog heen. Daar ligt de eigenlijke betekenis van dit verhaal.
De opdracht van de lezer bestaat er dus voornamelijk in om dit spel met de taal van de personages te doorzien. Wallace laat mannen aan het woord die de realiteit verhullen in een technisch discours of een overtuigende leugen. In hun monologen lijken ze eerst keurige, vriendelijke mannen, maar ze vallen algauw door de mand in hun taalgebruik. Vaak gaat het maar om één woord of één zin die van het verhaal meer maakt dan een taalbombardement. Een dergelijk cruciaal element zien we bijvoorbeeld in het verhaal ‘KG/31 03 97 ROSWELL, GA’. De ik-persoon beschouwt zichzelf als een fantastische minnaar en een altruïstische bedpartner, terwijl volgens hem de meeste mannen zich in bed vooral om hun eigen plezier bekommeren. Alleen geeft hij zich bloot in zijn taalgebruik, zoals onderstaand fragment illustreert:
But you want to know how to really be great? How your Great Lover really pleases a lady? (32)
Wil je eens weten hoe je echt steengoed wordt in bed? Hoe een Steengoeie Minnaar een jongedame echt laat genieten? (28)
Spreekt hij eerst nog over ‘lady’, hier vertaald met ‘jongedame’, later in het verhaal treedt er een subtiel (nou ja) verschil op in de manier waarop deze man over vrouwen praat:
The secret is you got to both give the little lady pleasure and be able to also take it, with equal technique to both and equal pleasure. (36)
Met zijn gebruik van het denigrerende ‘little lady’ toont hij zijn ware aard. In de Nederlandse vertaling is ‘little lady’ inconsequent vertaald, soms met het minachtende ‘juffertje’, en soms blijft het om onverklaarbare redenen gewoon ‘jongedame’, zoals in de vertaling van bovenstaand fragment:
Het geheim is dat je de jongedame moet laten genieten en tegelijk zelf ook moet genieten, met gelijke techniek en gelijk genot voor allebei. (32)
Dat is jammer, want op deze manier gaat de clou van het verhaal verloren. Het is een van de weinige missers in het boek. ‘Lady’ wordt hier door Van Den Broucke en Goerlandt vertaald met ‘jongedame’, zelf zou ik ‘dame’ hier gepaster vinden, want ‘jongedame’ is ouderwets en een lady hoeft per slot van rekening niet jong te zijn. En zelfs al zou het om een jonge dame gaan, het staat er niet. ‘Little lady’ vertalen met ‘juffertje’ klinkt ook al weer erg ouderwets in Nederlandse oren. Misschien past hier ‘het vrouwtje’ – dat is nogal denigrerend –, of nog beter ‘de vrouwtjes’? Dat is helemaal erg.
Deze casanova spreekt in de Engelse tekst trouwens voortdurend over de yingyang [sic] van de vrouw. In het Nederlands is dat de poezemuis geworden, ook een originele antithese.
In ‘Adult World (II)’, over een man en een vrouw die hun relatie proberen te redden, lezen we de volgende cryptische zin (eigenlijk een soort aantekening van de schrijver zelf):
They were now truly married, cleaved ** ([/‘cloven’? (avoid ez gag)] (138)
Nu waren ze in de echt verbonden, nu kleefden ze elkaar aan ** ('aan elkaar’? (v/d/h liggende grappen vermijden) (190)
‘In de echt verbonden’ is grappig voor ‘truly married’, maar cleave betekent zowel ‘klieven’ als ‘kleven’ en in de context van een uitgeblust huwelijk zijn deze antoniemen veelzeggend. Met ‘kleefden ze elkaar aan’ is de tegenstelling minder sterk. ‘Ze kliefden aan elkaar’ is volgens mij een betere oplossing; daarin zit naast de tegenstelling ook nog eens het woord ‘liefde’, net zoals in ‘clove’ ook ‘love’ zit. Toegegeven, het is een flauw woordgrapje, maar dat is precies de bedoeling. In de brontekst staat immers ‘avoid ez [easy] gag’.
Wallace overdondert zijn lezers onophoudelijk met stilistische kunstgrepen. Zo is er dialect, hulpverlenersjargon, spreektaligheid, zijn er de verschillende stemmen waarin de personages spreken. Soms is een tekst zo spreektalig dat je bij het lezen voortdurend struikelt, maar dat verandert zodra je hem hardop leest, zoals bij het volgende voorbeeld uit het verhaal ‘KG/2 10-94 CAPITOLA, CA’:
Because then the as it were pattern seems to be that once I’ve got you, so to speak, and you’re as much into the relationship as I’ve been, then it’s as if I’m almost constitutionally unable somehow to push all the way through and follow through and make a… what’s the right word— (67)
Omdat het om zo te zeggen patroon dan lijkt te zijn dat het zodra ik je ‘binnen’ heb, bij wijze van spreken, en jij net zo in de relatie opgaat als ik eerder, dat het dan is alsof ik op de een of andere manier bijna fysiek niet in staat ben helemaal door te zetten en het af te maken en een… ik zoek het goede woord… (93)
Schrijver en recensent Jamal Ouariachi is in De Morgen (2 november 2016) niet te spreken over de vertaling. In wat een lange tirade tegen de vertalers lijkt, vindt hij onder meer dat de titel slecht is vertaald:
Alleen de titel al: Brief Interviews is korte gesprekken geworden. Waarom? Het woord ‘interview’ staat gewoon in Van Dale en betekent toch echt iets anders dan ‘gesprek’.
Ouariachi is kennelijk niet bekend met het feit dat vertalers doorgaans weinig te zeggen hebben over de titel van hun boeken. Daarnaast snijdt zijn ‘we zoeken het gewoon op in een woordenboek’-redenering natuurlijk geen hout. Interview heeft in het Engels inderdaad de veel bredere betekenis van ‘gesprek’ of ‘conversatie’, waar het in het Nederlands enkel ‘vraaggesprek’ betekent. Een ‘job interview’ is in het Nederlands gewoon een ‘sollicitatiegesprek’. Je kunt goed verdedigen dat er in het boek geen enkel echt interview staat. Het gaat meer om gesprekken tussen koppels die eigenlijk ruzies en discussies zijn, een gesprek tussen twee zakenmannen op een luchthaven, enzovoort. De titel is dus wel degelijk goed vertaald. Ook de rest van Ouariachi’s argumentatie is zwak en overtuigt mij niet. Hij schijnt te vinden dat iedereen met zijn poten van de taal van Wallace af moet blijven. Jan Donkers is veel positiever over de vertaling. Hij noemt de vertaling in NRC Handelsblad (27 januari 2017) een ‘bijna onmogelijke opgave’ en vindt het eindresultaat ‘voortreffelijk’. Christophe van Gerrewey geeft het boek in De Standaard (21 oktober 2016) vijf sterren en prijst de knappe vertaling van het vertalersduo.
Korte gesprekken met afgrijselijke mannen is een tekst die zowel rijk als vindingrijk is. Rijk omdat de rijke taal, de registerwisselingen, de verschillende vertellers en vertelperspectieven van het origineel uitstekend en in dezelfde rijkdom aan woordenschat in het Nederlands zijn gedecanteerd. Vindingrijk omdat de vertalers zo veel problemen hebben opgelost met originele vondsten. Ik kijk daarom hoopvol uit naar een toekomst waarin Infinite Jest, een hoogtepunt uit de Amerikaanse literatuur, eindelijk ook in het Nederlands wordt vertaald. Vertalingen in het Duits, Frans, Italiaans, Portugees en Spaans bestaan allang. Er is nu echt geen excuus meer voor het uitblijven van een Nederlandse vertaling van Wallace’ meesterwerk. Bij deze vertalers zou de tekst in ieder geval in goede handen zijn.
David Foster Wallace, Korte gesprekken met afgrijselijke mannen. Vertaald door Leen Van Den Broucke en Iannis Goerlandt. Amsterdam: Meulenhoff, 2016.
David Foster Wallace, Brief Interviews With Hideous Men. New York: Little Brown and Company. 1999.