Verdwenen homoseksuelen    19-25

Emilia Di Martino

In deze bijdrage benader ik de ethiek van het vertalen aan de hand van een persoonlijke ervaring. Ik wil beschrijven hoe mijn opvattingen over de Italiaanse vertaling van gevoelige elementen in Alan Bennetts roman The Uncommon Reader geëvolueerd zijn door een beter begrip van de wijze waarop de vertaalster, Monica Pavani, haar keuzes heeft verantwoord. Monica en ik zijn pas in discussie gegaan nadat we elk afzonderlijk – zij als vertaalster, ik als vertaalcritica – ons werk gedaan hadden. Die discussie is nog altijd gaande en duurt nu al twee jaar. Ondanks het feit dat ik nog altijd denk dat Pavani het beeld van de hoofdfiguur van de roman heeft gewijzigd en ook subtiel het meest subversieve aspect van Bennetts roman normaliseert (waarschijnlijk in een poging om een tekst die krioelt van de homoseksuele verwijzingen beter verteerbaar te maken voor de Italiaanse lezer), vind ik haar vertaling nu zeer goed. Pavani heeft de weg die zij in haar vertaling heeft gekozen, overvloedig en overtuigend gedocumenteerd. Die verantwoording en een grondige analyse van de ‘echte’ vertaalcontexten (Di Martino 2010, Künzli 2007, Mossop 2001) lijken te suggereren dat vertaalethiek een complex gegeven is waarbij verschillende ‘gevallen’ niet op dezelfde manier behandeld kunnen worden.

In zijn bekende ‘map’ van de vertaalwetenschap heeft James S Holmes – intussen meer dan veertig jaar geleden – voorgesteld om de discipline op te delen in verschillende takken: de ‘zuivere’ en de ‘toegepaste’ vertaalwetenschap. De ‘zuivere’ vertaalwetenschap deelt hij vervolgens op in een ‘beschrijvende vertaalwetenschap’ (descriptive translation studies) en een ‘theoretische vertaalwetenschap’ (theoretical translation studies). De beschrijvende vertaalwetenschap onderscheidt zich van het normatieve of prescriptieve vertaalonderzoek dat evaluatief te werk gaat en voorschrijft wat een vertaling tot een goede of correcte vertaling maakt. De theoretische vertaalwetenschap zou volgens Holmes de resultaten van de descriptieve vertaalwetenschap moeten gebruiken om ‘een zo veelomvattende theorie [op te stellen] dat ze alle verschijnselen op het gebied van vertalen en vertaling (en alleen die) kan verklaren en voorspellen’ (2010: 313). Ik bouw voort op dat onderscheid en breidt het uit naar het domein van de ethiek. Ik neem aan dat het heel moeilijk is (misschien zelfs onmogelijk) om vaste normen, regels en wetten op te stellen in een wereld die voortdurend in verandering is en juist daarom zo veel vertalers nodig heeft (Bauman 1987). Tegelijkertijd staat het vast dat zulke normen, regels en wetten noodzakelijk zijn. Voor vertalers zijn ze cruciaal als uitgangspunt voor hun beslissingen, hoewel ze die normen, regels en wetten voortdurend opnieuw uitvinden, zelfs wanneer ze die alleen maar lijken te bevestigen (Derrida 1997). Uiteraard is persoonlijke verantwoordelijkheid cruciaal, maar in een (tekstuele) realiteit waarin alle betekenisproductie contextueel is (Derrida 1997), kunnen normen, regels en wetten alleen worden afgeleid uit de observatie van individuele gevallen en van singuliere beslissingen. Ze zijn essentieel gefundeerd in het hier en nu. Daarom denk ik dat de enige mogelijke vertaalethiek een descriptieve ethiek is, waarbij ‘descriptief’ in contrast staat met ‘prescriptief’ of ‘normatief’. De descriptieve vertaalethiek bestaat in het onderzoek van de ethische keuzes van een vertaler, de prescriptieve vertaalethiek is het onderzoek van ‘theorieën’ die voorschrijven waaraan vertalers zich te houden hebben. De prescriptieve vertaalethiek stelt de vraag: welke keuzes hoort een vertaler te maken? De descriptieve vertaalethiek zoekt een antwoord op de vraag: wat was volgens een vertaler de juiste keuze bij de behandeling van een specifiek brontekstelement?

De descriptieve vertaalethiek zou dus empirisch onderzoek moeten doen naar de vertaalbeslissingen van individuele vertalers in bijzondere vertaalsituaties. De aangewezen persoon om dat te doen is de vertaalcriticus, wiens taak erin bestaat de opvattingen en waarden van individuele vertalers en vooral de vertaalhandelingen of vertaalbeslissingen aan het licht te brengen op grond van wat juist of verkeerd bevonden werd in specifieke vertaalsituaties. Daarbij gaat het niet om de eenvoudige beschrijving van die vertaalbeslissingen, maar om een beschrijving van de ethische argumentatie achter die beslissingen. Onder ‘ethische argumentatie’ versta ik de praktische, op een beslissing gerichte argumentatie van een vertaler én de beschrijving van het proces dat in een bijzonder vertaalgeval geleid heeft tot een beslissing over wat juist of verkeerd was.

Een ongewone lezer
In Bennetts roman tekenen zich drie gevoelige domeinen af: het idiolect van de koningin, de gay speak en de intertekstuele relatie met Virginia Woolfs The Common Reader. In wat volgt ga ik alleen in op Pavani’s omgang met het homoseksuele taalgebruik in haar vertaling La sovrana lettrice (2007). Ik geef eerst mijn opvatting over Pavani’s houding ten aanzien van de brontekst weer en daarna ga ik verder in op Pavani’s commentaar (Di Martino & Pavani 2012) op mijn opmerkingen. Dat commentaar bestaat uit de persoonlijke argumenten die zij aanvoert om haar beslissingen te legitimeren en haar eigen werk te evalueren. De nadruk ligt daarbij op de vertaling van ‘stijl’, een begrip dat we hier in sociolinguïstische zin moeten begrijpen (Blake 1981): het variërende taalgebruik van een romanfiguur, waarbij taalkeuzes opgevat worden als indicaties voor het deel uitmaken van een gemeenschap.

In een eerdere tekst over La sovrana lettrice (Di Martino 2012) heb ik geprobeerd aan te tonen hoe in fictie, net zoals in het echte leven, specifieke vormen van taalgebruik in feite instrumenten zijn die door sprekers/figuren gebruikt en gemanipuleerd worden om zichzelf een bepaalde plaats te geven en anderen in categorieën in te delen. Daardoor identificeren ze zichzelf automatisch als deel van een bepaalde taal- of cultuurgemeenschap. In Bennetts tekst functioneert het gebruik van gay speak als signaal dat de sprekers/figuren in kwestie tot de homoseksuele gemeenschap behoren. The Uncommon Reader volgde onmiddellijk op Bennetts coming out in Untold Stories (2005) en ook verwijst de auteur naar Cecil Beaton, die voor de Britse lezer wellicht model staat voor de figuur van Norman in The Uncommon Reader. (Cecil Beaton was homoseksueel en vriend van de Queen Mother; hij wordt nog altijd vereerd om zijn liefdevolle portretten van de royals, in het bijzonder van Elisabeth ii). Mijn heel algemene bezwaar tegen de vertaling van Pavani was dat de sociale en culturele groeperingen die in Bennetts roman impliciet aanwezig zijn hooguit door een handvol lezers van de vertaling herkend konden worden. Dat ligt volgens mij aan de taalkeuzes die gemaakt zijn in een poging (van de vertaalster? van de uitgever?) om het potentiële lezerspubliek te vergroten.

Pavani heeft haar aanpak op de volgende manier verantwoord: 

Bennett maakt in The Uncommon Reader onmiddellijk duidelijk dat Norman homoseksueel is. Zijn seksuele geaardheid is van belang omdat hij verantwoordelijk is voor de aanbeveling van boeken aan Hare Majesteit. Natuurlijk beveelt hij alle boeken en auteurs aan die hij zelf goed vindt en het komische effect bestaat erin dat de koningin zich in het begin helemaal niet realiseert dat zij boeken met een homoseksuele strekking leest. Nu is Bennett in zijn boek meer bezig met het effect van die lectuur op de koningin (en op de ‘mens’ als de politieke consequentie van die activiteit) dan met de ‘homoseksuele zaak’ op zich. Daarom was ik, samen met de redacteurs van Adelphi, meer geconcentreerd op de weergave van de effectiviteit van de dialogen dan op die van afzonderlijke woorden die zouden kunnen verwijzen naar Normans homoseksualiteit. (Di Martino & Pavani 2012)

Over dolly en brutto
Een interessant voorbeeld is de passage waarin Normans gedrag het voorwerp van spot is en door de opperstalmeester beschreven wordt als ‘not dolly enough’ (p. 15). Het woord ‘dolly’ (poppig) verwijst in zijn ‘gewone’ betekenis niet onmiddellijk naar ‘leuk’ of ‘mooi’ en daarom vertaalde Pavani het ook met ‘brutto com’è’, letterlijk: ‘lelijk zoals hij is’. Maar in deze context heeft het een sterke homoseksuele connotatie. De Oxford English Dictionary geeft aan dat het woord ‘is usually applied to a girl: attractive, fashionable. colloq.’ Volgens de online Webster is ‘dolly’ ook een Britse afkorting voor ‘dolly bird’, dat staat voor een ‘leuke jonge vrouw’. Het online Gay Slang Dictionary geeft onder de uitdrukking ‘Dial-A Dolly-Service’ de betekenis:1 colloq. Male prostitute that gets his business by phone. Source: (80’s). 2. A 900 phone sex line. Source: (90’s). In het Polari – het slang van o.a. de gay community in Engeland – betekent ‘dolly’ ‘pretty’, ‘nice’, ‘pleasant’ (Baker 2002).

Het is duidelijk dat de Italiaanse vertaling ‘Brutto com’è’ de seksuele voorkeur bij het huispersoneel uitgedrukt in het woord ‘dolly’ weglaat. Niettemin lijkt dat woord cruciaal voor de beschrijving van de figuur van Norman in de Engelse tekst en ook voor de verhoudingen binnen het keukenpersoneel. Want de opperstalmeester gebruikt het woord ‘dolly’ wanneer zij of hij tegen de persoonlijk secretaris spreekt, die daardoor impliciet tot de gemeenschap lijkt te behoren. Hij is in het verhaal ook degene die Norman het duidelijkst als een ‘queen’ identificeert. Wanneer hem gevraagd wordt of Norman een ‘nancy’ (‘nicht’ bij Damsma en Miedema, p. 81) is, krijgen we te horen dat ‘Sir Kevin het niet met zekerheid wist, maar het wel mogelijk [achtte]’ (Damsma en Miedema, p. 81). Het is waarschijnlijk pas op dit punt in de tekst dat de gewone Italiaanse lezer, die het wellicht moeilijk heeft om de toespelingen in Normans favoriete lectuur te ontdekken, zicht krijgt op de seksuele geaardheid van Norman. ‘Nancy’ wordt door Pavani met ‘checca’ vertaald.

Als Pavani het aangedurfd had ‘dolly’ met ‘sbarbato’ te vertalen, dan zou de allusie op Normans preferentie veel vroeger in de tekst duidelijk zijn geworden, hoewel ook dan maar voor een beperkt aantal lezers. ‘Sbarbato’ betekent ‘zonder stoppels’, met de dubbele implicatie dat de jonge man verwijfd is of toch iets tekort heeft (te weinig baardhaar om mannelijk attractief te zijn) én daarom ter compensatie een hoger intelligentiepeil tentoon wil spreiden – met beide malen een subtiele verwijzing naar zijn seksuele geaardheid. Het woord ‘sbarbato’ doet bij sommige Italiaanse lezers wellicht een belletje rinkelen omdat het verwijst naar Riccardo Bacchelli’s roman Mal d’Africa uit 1935, waar te lezen is: ‘Cheri spiegò in due parole al capitano che quei due mozzi erano del bel numero degli sbarbati, genere fortissimo in quelle contrade e revali in amore delle donne’1 (Bachelli 1962: 41). Aan de andere kant is ‘sbarbato’ in tegenstelling tot ‘dolly’ geen slangwoord en de twee woorden liggen ook chronologisch nogal ver uit elkaar. Het Polari gaat terug tot in de zestiende eeuw en het was vooral populair in de jaren vijftig en zestig in Engeland door toedoen van Julian en Sandy, de twee homoseksuele figuren in de twee radioshows van de BBC Beyond our Ken en Round the Horne, die vol zaten met dubbelzinnigheden en seksuele toespelingen.

Naast ‘sbarbato’ was in het Italiaans ook ‘mignone’ (van het Frans ‘mignon’: leuk, knap, lieflijk) mogelijk geweest, maar het zou wellicht dezelfde problemen opgeleverd hebben.

Jammer genoeg lijkt dus de connotatie van het woord ‘dolly’ als een markeerder voor gay speak in het Italiaans verloren te gaan. Dat lijkt de reden te zijn waarom Pavani ervoor gekozen heeft de seksuele connotatie te laten vallen en met het domesticerende ‘brutto’ te vertalen, dat eenvoudig zegt dat Norman ‘lelijk’ is en dat ook wel past in het doel van de vertaalster om een muzikale, ritmische en vloeiende Italiaanse tekst te maken. ‘Dolly’ was de moeite niet waard.

Een verantwoording
Maar hoe verdedigt Pavani zelf haar keuze? Ze zegt dat ze de betekenis van ‘dolly’ niet kende, maar dat een Engelse vriend haar verteld had dat het ‘leuk of prettig voor een homoseksueel’ betekent:

De woorden van de stalmeester (‘not dolly enough’) worden door de privésecretaris becommentarieerd met ‘Thin, ginger-haired. Have a heart.’ Ik kende geen enkel Italiaans woord voor ‘leuk voor een homoseksueel’. Ik had in eerste instantie vertaald met ‘Ma non e certo un figurino’ (‘Maar hij is zeker geen modepop’), wat wel iets anders was, maar wat mij betreft toch dicht bij ‘not dolly enough’ zat. De uiteindelijke keuze van de hoofdredacteur was ‘Non è abastanza carino’ (p. 18) (‘Hij is niet leuk genoeg’), dat eigenlijk zijn homoseksuele connotatie verliest. Maar binnen de dialoog, wanneer de stalmeester het ‘tegen de privésecretaris, niet tegen de koningin’ zegt, is het vrij duidelijk dat de stalmeester wellicht een persoonlijke voorkeur voor Norman zou hebben als Norman maar leuker was geweest.  (Di Martino & Pavani 2012)

Hoewel ik het verdwijnen van homoseksueel taalgebruik in Pavani’s vertaling aanvankelijk oordelend benaderde – ik beschreef het negatief in termen van verlies en kuisen –, ben ik later naar een descriptieve benadering geëvolueerd omdat ik me realiseerde dat het moeilijk vast te leggen is aan wie of wat een vertaler trouw moet zijn. De behandeling van de homoseksuele kwestie in dit specifieke geval is volgens mij normgestuurd. Het is, om Toury te citeren, ‘de vertaling van door een gemeenschap gedeelde algemene waarden of ideeën – over wat goed is en slecht, wat gepast is en ongepast – in handelingsinstructies die geschikt zijn voor en toepasbaar zijn in specifieke situaties, die aangeven wat voorgeschreven en verboden is en wat tolerabel en toegestaan is in een bepaald aspect van gedrag […]’ (2010: 322). Het is gerelateerd aan het type trouw dat we volgens Arrojo ‘verschuldigd zijn aan onze eigen aannames, niet gewoon als individuen, maar als leden van een culturele gemeenschap die die aannames voortbrengt en bekrachtigt’ (1994: 160); de trouw die noodzakelijk is om de vertaling ‘prospectief adequaat’ (Vermeer 1996: 77) te maken aan de skopos van de doeltekst. En dat staat ook in nauw verband met Levines opvatting over de verantwoordelijkheid ten aanzien van de lezers van een vertaling: ‘het hercontextualiseren van de ideologie van de brontekst’ (1991: 3) is inderdaad een van de effecten die een vertaling moet nastreven. Zoals Levine zegt: ‘Wat er hier toe doet, is niet de monolithische waarde van een geciteerde tekst, maar veeleer de relatie tussen teksten en tussen de roman en zijn lezer’ (1991: 31), waarbij de opvattingen en verwachtingen van de lezer en de impliciete restricties van de ontvangende cultuur mede bepalend zijn. De vele verwijzingen die Pavani maakt naar de samenwerking met haar redacteur ontheffen haar in zekere zin van haar persoonlijke verantwoordelijkheid en garanderen tegelijkertijd dat de betekenissen in de tekst van Bennett/Pavani ‘gedeeld’ worden.

Omdat het doel van Pavani’s vertaling de vertaalprocedures rechtvaardigt (Nord 1997: 124) en omdat haar verantwoording van het vertaalproces ook aantoont dat ze zich bewust is van haar verantwoordelijkheid tegenover de vertaalde auteur – haar zogenaamde ‘bilaterale verplichting’ – en omdat ze consequent probeert de aangegeven bedoelingen van de brontekst zo goed mogelijk in de doeltekst te integreren, kan ik in het licht van de ethische principes van Antoine Berman (1995), van Sherry Simons opvatting van trouw ten aanzien van het schrijfproject (1996) en van Christiane Nords ‘Loyalität’ (1991, 1997) alleen maar op een positieve manier naar de Italiaanse tekst kijken – een nieuwe, onafhankelijke tekst in de zin van vertaling als creatief schrijven (Petrilli 1999/2000; Bassnett & Bush 2006, Pertenghella & Loffredo 2006).

Naar een framework voor een vertaalethiek
Het zou wenselijk (en vooral nuttig) zijn om een kader te schetsen dat vertalers zouden kunnen gebruiken om de delicate elementen van een tekst te identificeren en in kaart te brengen. Toch betwijfel ik of dat wel mogelijk is. Want wat een individuele vertaler als een ethisch probleem aanziet, zal variëren naargelang de theorie waar zij of hij naar verwijst of waar zij/hij zich toe aangetrokken voelt. Kortom: hoe kunnen we bepalen welke ethische overwegingen voor een vertaler het meest relevant zijn? Hoe kunnen we de ethische voorstellingen van een vertaler sturen? Ethische argumentatie hangt af van de gehanteerde vertaaltheorie; zij bepaalt op welke kwesties geanticipeerd wordt, welke strategische opties openstaan en op welke wijze verantwoording wordt afgelegd over de verschillende impliciete factoren in de vertaalkeuzes die kunnen variëren naargelang de context. Contexten zijn virtueel oneindig en elke nieuwe context maakt zelfs de meest besproken kwesties weer uniek.

Aan de andere kant zal een vertaler, wanneer hij met vertaalproblemen geconfronteerd wordt, soms expliciet beginnen te redeneren om haar of zijn beslissingen zo goed mogelijk te onderbouwen, maar soms zal zij/hij ook in stilte redeneren zonder alle aspecten van het probleem te bespreken, soms zal zij/hij instinctief handelen omdat eenvoudigweg de tijd ontbreekt om rekenschap af te leggen van wat er gedaan moet worden.

Wat in dit plaatje ontbreekt, is de, naar mijn mening, noodzakelijke ‘triangulering’ van de vertaaloperatie. Om de geloofwaardigheid en validiteit van een vertaling te verhogen, is trouw aan de lezer nodig, zoals die impliciet aanwezig is in Levines aandacht voor de behoefte van de lezer aan informatie over het vertaalproces, informatie over ‘hoe verschillen en overeenkomsten tussen culturen en talen beïnvloeden wat uiteindelijk overgedragen wordt’ (1991: XV). Het onuitgesprokene, het in het geheim gemanipuleerde is volgens mij wat in een vertaling echt twijfelachtig en verdacht is. Maar het achterhouden van zulke informatie is gewoonlijk een beslissing van de uitgever, niet van de vertaler. En het is maar de vraag of het aangewezen is de lezer te informeren over het soort uitgever waarmee hij te maken heeft.

Ik heb geprobeerd aan te tonen dat het vertaalethische onderzoek gesitueerd, gecontextualiseerd moet worden en moet focussen op de beslissingen van individuele vertalers. Daardoor krijgt dat onderzoek een kwalitatieve, etnografische vorm. Het gaat in op specifieke vertaalsituaties en ethische gedragingen die nauwelijks geschikt zijn voor hergebruik in andere contexten. Dat betekent dat een dergelijk onderzoek diffuus moet zijn, dat wil zeggen zich bewust van de behoefte aan normen, regels en wetten met een breder toepassingsveld en dus open voor voortdurende wederzijdse veranderingen en invloeden. Elk individueel gedrag is deel van een systeem dat voortdurend het statuut van de vertaalethiek herdefinieert. Daarom moet zo’n onderzoek worden verspreid als onderzoek van bijzondere gevallen, niet als ready-made-recepten die in elke context gebruikt kunnen worden. Het gaat veeleer om een repertoire van ervaringen waaruit niet alleen geput kan worden om de algemene kennis over een onderwerp te vergroten maar dat vooral de kennis erover bevordert met het oog op ethischer vertaalgedrag.

 

Noot
1 In vertaling: ‘Cheri verklaarde kort aan de kapitein dat die twee scheepsjongens tot de niet al te kleine groep van de baardenlozen behoorden, een veel voorkomende soort in die contreien en rivalen van de vrouwen op het gebied van de liefde.’

Bibliografie
Arrojo, Rosemary. 1994. ‘Fidelity and the Gendered Translation’, TTR: traduction, terminologie, rédaction, 7:2, p. 147–163.

Bacchelli, Riccardo. 1962. Mal d’Africa. Milano: Mondadori.

Baker, Paul. 2002. Polari. The Lost Language of Gay Men. London: Routledge.

Bassnett, Susan & Peter Bush (eds.). 2006. The Translator as Writer. London: Continuum.

Bauman, Zygmunt. 1987. Legislators and Interpreters. On modernity, postmodernity and intellectuals. Cambridge: Polity Press.

Bellos, David. 2011. Is That a Fish in Your Ear? London: Penguin Books.

Bennett, Alan. 2007. La sovrana lettrice. Traduzione di Monica Pavani. Milano: Adelphi.

Bennett, Alan. 2007. The Uncommon Reader. London: Faber & Faber.

Bennett, Alan. 2008. De ongewone lezer. Met een voorwoord van Pieter Steinz. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Amsterdam: Mouria.

Berman, Antoine. 1995. Pour une critique des traductions: John Donne. Paris: Gallimard.

Blake, Norman F. 1981. Non-Standard Language in English Literature. London: Andre Deutsch.

Derrida, Jacques. 1997. Of Grammatology. Baltimore: Johns Hopkins University Press.

Di Martino, Emilia. 2010. ‘La sovrana lettrice e The Uncommon Reader: un approccio critico al testo tradotto’, in: Flora De Giovanni & Bruna Di Sabato (eds.), Tradurre in pratica. Riflessioni, esperienze, testimonianze. Napoli: Edizioni Scientifiche Italiane, p. 113–140.

Di Martino, Emilia. 2011. ‘Da The Uncommon Reader a La sovrana lettrice: voci in transito’, in: Oriana Palusci (ed.), Traduttrici. Female Voices across Languages. Trento: Tangram Edizioni Scientifiche, p. 289–300.

Di Martino, Emilia. 2012. ‘When the same book speaks two different languages: Monica Pavani and the ‘ferrying’ of the (Q/q)ueen’s voice across languages’, in: Giuseppe Balirano, Julia Bamford & Jocelyne Vincent(eds.), Variation and Varieties in Contexts of English, special issue of Anglistica, 16:1–2, p. 57–83. Zie ook: http://www.anglistica.unior.it/content/when-same-book-speaks-two-different-languages-identity-and-social-relationships-across

Di Martino, Emilia & Monica Pavani. 2012. ‘Common and Uncommon Readers. Communication between translators and translation critics at different moments of the text's life’, in: Hanne Jansen & Anna Wegener (eds). Authorial and Editorial Voices in Translation. Special Issue of Vita Traductiva. Montréal: Les Éditions québécoises de l'œuvre. (In druk)

Geertz, Clifford. 1973. The Interpretation of Cultures. New York: Perseus Books.

Holmes, James S. 1972/1988. ‘The Name and Nature of Translation Studies’, in: idem, Translated! Papers on Literary Translation and Translation Studies. Amsterdam: Rodopi, 1972/1988, p. 66-80.

Holmes, James S. 2010. ‘Wat is vertaalwetenschap?’, in: Ton Naaijkens e.a. (eds.), Denken over vertalen. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, p. 307–319.

Johnson, Craig E. 2006. Organizational Ethics: A Practical Approach. Thousand Oaks, CA: Sage.

Künzli, Alexander. 2007. ‘The Ethical Dimension of Translation Revision. An Empirical Study’, The Journal of Specialised Translation, 8, p. 42–56. Zie ook: http://www.jostrans.org/issue08/art_kunzli.php.

Levine, Suzanne J. 1991. The Subversive Scribe: Translating Latin American Fiction. Saint Paul, Minnesota: Graywolf Press.

Mair, Christian. 1992. ‘Literary Sociolinguistics. A Methodological Framework for Research on the Use of Nonstandard Language in Fiction’, Arbeiten aus Anglistik und Amerikanistik, 17:1, p. 103–123.

Mossop, Brian. 2001. Revising and Editing for Translators. Manchester: St. Jerome.

Nord, Christiane. 1991. Text Analysis in Translation. Theory, Method, and Didactic Application of a Model for Translation-Oriented Text Analysis [vertaald door Christiane Nord & Penelope Sparrow]. Amsterdam/Atlanta GA: Rodopi.

Nord, Christiane. 1997. Translating as a purposeful activity. Manchester: St. Jerome.

Pertenghella, Manuela & Eugenia Loffredo (eds.). 2006. Translation and Creativity. London: Continuum.

Petrilli, Susan. 1999/2000. ‘Traduzione e semiosi: considerazioni introduttive’, Athanor, 10:2, p. 9–21.

Rest, James R. 1994. ‘Background: Theory and research’, in: James R. Rest & Darcia Narváez (eds.), Moral development in the professions: Psychology and applied ethics. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum, p. 1–25.

Simon, Sherry. 1996. Gender in Translation. Cultural Identity and the Politics of Transmission. New York: Routledge.

Toury, Gideon. 1995. Descriptive Translation Studies and beyond. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins.

Toury, Gideon. 2010. ‘De aard en de rol van normen in vertaling’ [vertaald door Cees Koster], in: Ton Naaijkens e.a. (eds.), Denken over vertalen. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, p. 321–331.

Vermeer, Hans J. 1996. A Skopos Theory of Translation: Some Arguments for and against. Heidelberg: Textcontext.